Federatienieuws
Gert van Dijk
2 minuten leestijd
Federatienieuws

Abortusgrens kan zorgvuldig besluit in de weg staan

Plaats een reactie

Stel, je bent zwanger en bij de 20-wekenecho blijkt dat er ‘iets’ niet goed is. Grote schrik én een groot dilemma. Als je de zwangerschap wilt afbreken, moet dat voor de wettelijke grens van 24 weken. Maar om een weloverwogen besluit te kunnen nemen, is vaak meer onderzoek nodig – en dus tijd – naar de ernst van de afwijking.

De huidige regeling laat weliswaar toe dat ook na de 24ste week nog een zwangerschap wordt afgebroken als zeker is dat het kind na de geboorte zal overlijden. De regeling eist echter dat er 100 procent zekerheid bestaat over de diagnose en prognose. Ook moet de late zwangerschapsafbreking bij een speciale commissie worden gemeld.

In de praktijk is 100 procent zekerheid echter moeilijk te verkrijgen. Dat maakt artsen onzeker over de vraag of zij aan de eisen van de wet voldoen. De meldingsprocedure wordt soms ook als emotioneel belastend ervaren: niemand wil graag een mogelijk strafbaar feit begaan. Artsen willen daarom liefst zo min mogelijk gebruikmaken van de regeling en proberen een afbreking voor de 24ste week te laten plaatsvinden. Een ander probleem is dat door de eis van 100 procent, verschillende perinatologen een verzoek om zwangerschapsafbreking na de 24ste week soms op verschillende wijze beoordelen.

Zowel voor artsen als voor toekomstige ouders hangt de grens van 24 weken daarmee als een zwaard van Damocles boven de zwangerschap waarbij ‘iets’ niet goed is. Het gevolg is een enorme tijdsdruk om in de tijd tot de 24ste week tot een beslissing te komen. En dus nemen vrouwen soms een overhaaste beslissing voor de 24ste week, of gaan na de 24ste week naar het buitenland om daar de zwangerschap te laten afbreken, waar dat wel is toegestaan.

Een onwenselijke situatie, vond onlangs de evaluatiecommissie die de huidige regeling analyseerde. Volgens de onderzoekers zou zwangerschapsafbreking na 24 weken moeten worden toegestaan bij ongeborenen met aandoeningen die zo ernstig zijn dat ‘met een zo groot mogelijke zekerheid’ na de geboorte zal worden besloten af te zien van behandeling. Ook zou de toetsing achteraf in handen moeten komen van de beroepsgroep zelf, bijvoorbeeld een deskundigencommissie van gynaecologen.

Omdat het gaat om kinderen die na de geboorte zullen overlijden, zal hierdoor geen kind overlijden dat anders niet zou zijn overleden. Wel krijgen zwangere vrouwen meer rust voor het nemen van een weloverwogen besluit. En belangrijker misschien nog: het kan er mogelijk toe leiden dat er juist minder abortussen worden uitgevoerd. Er is immers meer tijd om tot een goede diagnose en prognose te komen. Bij sommige aandoeningen kan immers pas na de 24ste week de ernst van de situatie worden ingeschat. Een ander voordeel is dat een dergelijke regeling meer in lijn is met de ons omringende landen, waar een soortgelijke regeling geldt.

Het afbreken van een gewenste, late zwangerschap is voor de toekomstige ouders en het behandelteam een zeer emotionele en belastende ervaring. Juist daarom is het van het grootste belang dat deze beslissing zorgvuldig en in alle rust kan worden genomen. Een overhaast besluit of een verdrietige reis naar het buitenland dragen daar niet aan bij.

Gert van Dijk, ethicus KNMG

Federatienieuws 47-2013
Federatienieuws zwangerschap
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.