‘Complexe spoedzorg concentreren’
1 reactieComplexe spoedeisende zorg moet meer geconcentreerd worden bij minder ziekenhuizen. Dat stelt Zorgverzekeraars Nederland in de vandaag gepubliceerde Kwaliteitsvisie Spoedeisende Zorg.
Bij complexe spoedzorg moet de patiënt snel in een gespecialiseerd ziekenhuis terechtkomen. Volgens ZN verhoogt dit de overlevingskansen en verlaagt dit het risico op blijvende beperkingen. De spoedeisende basiszorg moet wat ZN betreft wél dichtbij de burgers beschikbaar zijn in de vorm van geïntegreerde eerste-hulpafdelingen en huisartsenposten.
In een reactie op de kwaliteitsvisie stelt de Orde van Medisch Specialisten dat er een geïntegreerde visie nodig is over de hele acute zorg, omdat de visie van ZN te veel gericht zou zijn op alleen het complexe deel van de spoedeisende zorg. OMS pleit daarom samen met de wetenschappelijke verenigingen voor de oprichting van een College Acute Zorg.
Simone Paauw
ZN: Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg
Lees ook:
-
Simone Paauw
Simone Paauw deed de deeltijdopleiding journalistiek in Tilburg en werkt sinds 2008 als journalist bij Medisch Contact. Ze interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal, bijvoorbeeld voor de rubriek Het Portret. (Gezondheids)recht en medisch tuchtrecht hebben haar bijzondere interesse. Ze heeft aandacht voor diversiteit en inclusie in de breedte, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag (op de werkvloer) en de positie van vluchtelingen en vluchteling-artsen. Daarnaast schrijft ze over tal van andere onderwerpen.
R.W. Kreis
chirurg, BEVERWIJK
Wie het rapport van ZN "Kwaliteitsvisie Spoedeisende zorg" goed leest, ziet dat het rapport gebaseerd is op de resultaten van de behandeling van uitgeselecteerde aandoeningen/diagnosegroepen. Daarnaast is de inhoud tot stand gekomen na gesprekken met... specialisten "op persoonlijke titel" en met wetenschappelijke verenigingen. De kracht van een goed opgeleide SEH-arts (of goed geleide SEH-afdeling) is juist dat diagnostiek wordt bedreven "over de disciplines heen".
De brief waarin de SEH-artsen hun zorg uiten over de ZN-plannen inzake de SEH's, is dan ook volledig terecht. Wie vertrouwd is met het werk op SEH's weet dat de (administratieve) scheiding tussen "complexe spoedeisende zorg van spoedeisende basiszorg" volstrekt onmogelijk is. Het vergt juist veel ervaring, kennis en screenende diagnostische technieken om deze splitsing te kunnen maken. De vraag is veeleer, als de diagnose is gesteld - liefst in een zo kort mogelijk tijdsbestek - betreft het dan een aandoening waarvan de behandeling elders is aangewezen. Het andere alternatief is domweg SEH's sluiten en alleen SEH's open houden in instellingen waar (alle) complexe acute aandoeningen kunnen worden behandeld. Zelfs een indeling naar "lopende patienten" en "ambulance-patienten" is zinniger dan die van ZN.