Laatste nieuws
7 minuten leestijd

Blijven tot de ambulance er is

Plaats een reactie

Een waarnemend huisarts legt een spoedvisite af bij een patiënt die klaagt over pijn op de borst. Na de anamnese, controles en het toedienen van nitroglycerinespray belt hij het ziekenhuis om te checken of er plaats is op de afdeling Cardiologie. Vervolgens belt hij 112 voor een ambulance en vertrekt. Kort daarna collabeert de patiënt, waarna er twee ambulances aan te pas moeten komen om te reanimeren en te defibrilleren. Na vier weken overlijdt de patiënt. Zowel huisarts als tuchtcollege zijn het erover eens dat hij had moeten blijven tot de ambulance was gearriveerd. Maar een waarschuwing krijgt hij wel.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 juni 2009 naar aanleiding van de op 15 juli 2008 ingekomen klacht van
A, wonende te B, gemachtigden C en D, k l a a g s t e r -tegen- E, waarnemend huisarts te B,
bijgestaan door mr. A.M.P. Smilde van de Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg te Utrecht,
v e r w e e r d e r


1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend met bijlagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend eveneens voorzien van bijlagen. Klaagster heeft vervolgens gerepliceerd. Verweerder heeft gedupliceerd onder overlegging van een productie.

Zijdens klaagster is hierna nog een, aan de gemachtigde van klaagster gericht, afschrift van het journaal van verweerder overgelegd alsmede archiefkaarten van de ambulancedienst. Op verzoek van de secretaris van het college zijn nog een CD-rom met opname van de gesprekken met de F, met schriftelijke uitwerking en het toepasselijke medische dossier aan de processtukken toegevoegd. Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 17 april 2009, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon vergezeld van haar gemachtigden en verweerder vergezeld van zijn gemachtigde.
2 no. 150/2008


2. DE FEITEN

2.1
Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.2
De klacht betreft de partner van klaagster, geboren op 17 november 1934 en overleden op 26 maart 2008, hierna ‘patiënt’ te noemen. Patiënt stond destijds ingeschreven bij de praktijk van dokter H te B, waar verweerder, huisarts vanaf 1 maart 2007, als waarnemer werkzaam is geweest van augustus 2007 tot 25 maart 2008.

2.3
Op woensdagochtend 5 maart 2008 (en niet zoals abusievelijk in het journaal van verweerder is vermeld op 28 februari 2008) heeft verweerder een spoedvisite afgelegd bij patiënt.
Patiënt heeft zelf naar de praktijk gebeld en gezegd dat hij vanaf 8.00 uur pijn op de borst had.

2.4
Het door verweerder bij verweerschrift overgelegde afschrift van zijn journaal vermeldt over zijn visite:
“Journaal: 28 feb 2008
Spoed visite
Drukkende pijn op borst met uitstarling (uitstraling) naar de kaken.
Bleek zweten, pols
Ingestuurd naar de CDL.”
Op de door huisarts G, de huisarts in wiens praktijk verweerder waarnam, toegezonden journaaluitdraai staat voorts vermeld:
“bloeddruk 115/80”.

2.5
Verweerder heeft tijdens de visite bij patiënt de anamnese afgenomen, de polsslag opgenomen, bloeddruk gemeten en Nitroglycerinespray sublinguaal toegediend.

De spray had geen effect op de pijnklachten. Verweerder heeft vervolgens de afdeling cardiologie in het ziekenhuis gebeld omdat hij zich er van wilde vergewissen of er plaats was op de afdeling cardiologie. Het duurde ongeveer 7 minuten voordat hij een cardioloog aan de lijn kreeg. Na het gesprek met de cardioloog heeft verweerder een ambulance besteld.

Hij was het CPA nummer kwijt en heeft toen 112 gebeld.
Uit de gespreksregistratie met de meldkamer blijkt dat verweerder heeft verzocht om een ambulance “graag zo snel mogelijk”.

2.6
Verweerder is vervolgens vertrokken nadat hij klaagster een uitdraai van de “samenvatting patiëntdossier” (met daarop medicijngebruik) van patiënt heeft overhandigd ten behoeve van de ambulancedienst. Hierop had verweerder ook zijn onderzoeksbevindingen te weten
“[…] zweten, RR: 115/80, pols regulair snel, 2 x 3spray, NTG gene effect! […]” en de naam van het ziekenhuis genoteerd.

2.7
Patiënt collabeerde kort na het vertrek van verweerder en was niet meer aanspreekbaar. Buren hebben klaagster in deze kritieke situatie bijgestaan. De ambulance was inmiddels onderweg.
Bij aankomst van de ambulance had patiënt refractair ventrikel fibrilleren en het ambulancepersoneel is direct begonnen met reanimatie en defibrilleren. Er is nog een tweede ambulance gekomen en het kostte de nodige moeite voordat patiënt naar het ziekenhuis vervoerd kon worden. Verweerder, door het ambulancepersoneel op de hoogte gesteld, is direct naar het huis van patiënt teruggekeerd.

2.8
Patiënt is bij aankomst in het ziekenhuis opgenomen in verband met “out-of-hospital cardiac arrest op basis van ventrikkelfibrilleren bij een voorwand infarct.” Patiënt heeft nog een PTCA ondergaan waarna er sprake was van traag herstel maar uiteindelijk is hij, na een complicatie, op 26 maart 2008 overleden.

2.9
Op 11 augustus 2008 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en klaagster in aanwezigheid van haar familie.


3. DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-
a) dat hij patiënt, op 5 maart 2008 onvoldoende heeft onderzocht (o.a. geen bloeddruk gemeten) en op basis hiervan waarschijnlijk een verkeerde diagnose heeft gesteld;
b) dat hij op 5 maart 2008 kostbare tijd heeft verloren door niet het juiste telefoonnummer te kiezen om ambulancevervoer te regelen (112 i.p.v. het CPA nummer) en eerst nog de dienstdoende cardioloog te bellen;
c) dat hij aan klaagster tijdens het huisbezoek geen enkele uitleg heeft gegeven;
d) dat hij op 5 maart 2008 niet bij patiënt is gebleven totdat de ambulance was gearriveerd, maar klaagster alleen met patiënt heeft gelaten.
Klaagster oordeelt dat als verweerder direct goed en snel had gehandeld en bij patiënt was gebleven, deze mogelijk nog in leven geweest was.


4. HET VERWEER

Verweerder heeft - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.
Verweerder erkent dat hij is tekortgeschoten in de zorg voor patiënt door niet bij hem te blijven tot de ambulance was gearriveerd en zal in volgende situaties patiënten niet meer alleen laten in afwachting van de komst van een ambulance.

Verweerder onderkent dat hij in dit geval een onjuiste inschatting van de ziektetoestand van patiënt heeft gemaakt. Omdat de toestand van patiënt al een half uur stabiel was en de spray niet hielp meende hij uiteindelijk dat een coronair syndroom minder waarschijnlijk was en dat hij patiënt wel alleen kon laten in afwachting van de komst van de ambulance. Dat was achteraf een onjuiste beslissing.

Verweerder stelt dat hij patiënt wel goed en zorgvuldig heeft onderzocht en in dat kader ook de bloeddruk op heeft genomen. Patiënt was zeker wel aanspreekbaar, als dat niet zo zou zijn had verweerder dit zeker genoteerd of aan de meldkamer hebben doorgegeven.
Verweerder stelt dat hij terecht eerst de cardioloog heeft gebeld. Helaas duurde het lang voordat hij de cardioloog te spreken kreeg, maar dat was in dit geval wel nodig voordat hij een ambulance regelde.
Verweerder betreurt het dat zijn aan klaagster gegeven uitleg kennelijk niet goed is overgekomen.


5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2
Het college is, zoals verweerder in de procedure ook al heeft onderkend, van oordeel dat hij bij patiënt en klaagster had moeten blijven tot dat de ambulance was gearriveerd. Dat de spray niet hielp was voor zover verweerder aan hartlijden dacht niet zonder meer geruststellend. Het uitblijven van een reactie op de spray kan ook wijzen op een ernstig acuut hartfalen.
Dit klachtonderdeel (ad d) wordt gegrond verklaard.

5.3
De klacht dat verweerder niet dan wel onvoldoende onderzoek heeft gedaan door onder meer niet de bloeddruk te meten (ad a) is ongegrond. Uit het huisartsen journaal zoals dat is ingezonden door huisarts G als ook uit de aantekening op de ‘samenvatting patiëntendossier’ zoals die in het ziekenhuisdossier is aangetroffen staat de gemeten bloeddruk vermeld. Verweerder heeft adequaat op zitting uitgelegd waardoor de bloeddrukmeetgegevens niet op het door hem toegezonden journaal zijn vermeld.

5.4
Het is in een situatie als hier aan de orde goed dat verweerder voordat hij de ambulance belde eerst contact opnam met de cardioloog teneinde te bespreken of patiënt daar terecht kon en na een positief antwoord pas de ambulance ging bellen. Dat is de gebruikelijke gang van zaken. Alleen in geval van een evident acute situatie bijvoorbeeld als er onmiddellijk gereanimeerd moet worden is er reden eerst de ambulance via 112 te bellen. Doch dat van een dergelijke acute en dreigende situatie ten tijde van het bellen sprake was is niet gebleken.
Dat verweerder niet via de CPA doch via 112 belde is wellicht ongelukkig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat heeft niet tot, naar men mag aannemen relevant tijdsverlies geleid. Ook dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

5.5
Dat verweerder geen dan wel onvoldoende informatie en voorlichting aan klaagster en/of patiënt heeft gegeven (klacht ad c) kan niet worden vastgesteld zodat ook dat klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

5.6
Nu de klacht op één onderdeel gegrond wordt verklaard dient het college een maatregel op te leggen. Het college acht in dit geval een waarschuwing een passende maatregel.


6. DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerder.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mr. A.L. Smit, lid-jurist,
en J.M. Komen, G.W.A. Diehl en Dr. P.C.M. Verbeek, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2009 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

Zaaknummer RTC Zwolle 150/2008
Specialisme Huisarts
Uitspraak Waarschuwing
Klager Partner patiënt
Feiten Op woensdagochtend 5 maart 2008 heeft verweerder een spoedvisite afgelegd bij patiënt. Patiënt heeft zelf de praktijk gebeld en gezegd dat hij vanaf 8.00u pijn op de borst had. Verweerder heeft tijdens de visite bij patiënt de anamnese afgenomen, de polsslag opgenomen, bloeddruk gemeten en Nitroglyceringespray sublinguaal toegediend. De spray had geen effect op de pijnklachten. Hij heeft de cardioloog gebeld en vervolgens een ambulance besteld. Verweerder is vervolgens vertrokken nadat hij klaagster een uitdraai van de “samenvatting patiëntdossier” van patiënt had overhandigd ten behoeve van de ambulancedienst. Patiënt collabeerde kort na het vertrek van verweerder en was niet meer aanspreekbaar. Buren hebben klaagster in deze kritieke situatie bijgestaan. De ambulance was inmiddels onderweg. Bij aankomst van de ambulance had patiënt refractiair ventrikel fibrilleren en het ambulancepersoneel is direct begonnen met reanimatie en defibrilleren. ER is nog een tweede ambulance gekomen en het kostte nog de nodige moeite voordat patiënt naar het ziekenhuis vervoerd kon worden. Verweerder, door het ambulancepersoneel op de hoogte gesteld, is direct naar het huis van patiënt teruggekeerd. Patiënt is bij aankomst in het ziekenhuis opgenomen in verband met ”out-of-hospital cardiac arrest op basis van ventrikkelfibrilleren bij een voorwand infarct.” Patiënt heeft nog een PTCA ondergaan waarna er sprake was van een traag herstel maar uiteindelijk is hij, na een complicatie, op 26 maart 2008 overleden.
Leermoment Verweerder had bij patiënt en klaagster moeten blijven tot de ambulance was gearriveerd. Dat de spray niet hielp was voor zover verweerder aan hartlijden dacht niet zonder meer geruststellend. Het uitblijven van een reactie op de spray kan ook wijzen op een ernstig acuut hartfalen.
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.