Blogs & columns
Mieke Kerkhof
3 minuten leestijd
Column

Een bevalling met een nasleep - Mieke Kerkhof

1 reactie

Thema Gynaecologie

Zomer 2010. Een donderdag. Het is VO, ze krijgt een tweeling. Ik bevind me in het oude Groot Ziekengasthuis. Het Bossche centrum is altijd druk rond het middaguur, dus ik ben zekerheidshalve inpandig. Ik sta bij de uitdrijving. De eerste, een meisje, is na drie kwartier persen geboren en kent een uitstekende start. De assistent breekt op mijn commando de vliezen van kind twee. Even lekker doorwerken. De navelstreng zakt uit en ik doe snel een vacuüm. Nou ja, snel, het is lastiger dan ik dacht.

Gedurende enkele minuten probeer ik een cup op het hoofdje te krijgen. Telkens is er interpositie van de navelstreng van het eerste kind en de navelstrenglus van kind twee. Bradycardie. Parels op mijn voorhoofd. Ik doe een spoedsectio. Het tweede kind, een jongetje, Bob, is asfyctisch en gaat enkele dagen naar de NICU in Veldhoven. Ik bel de moeder iedere dag op om te horen hoe het gaat. Op het ochtendrapport meld ik de casus. Iedereen van ons had hetzelfde gedaan.

Goed nieuws! Bob mag terug naar Den Bosch, maar moet nog weken bijkomen op de couveuseafdeling. Diverse malen loop ik langs, als de ouders hun zoon bezoeken. Telkens leg ik uit wat er gebeurd is. Ze geven mij het gevoel dat ze me op handen dragen. Ze vinden het ook rot voor mij.

Eén week voor de nacontrole belt de moeder me op. Of ik volgende week bij het policonsult notulen wil maken. Haar hoofd zit zo vol, dat ze bang is het niet allemaal te kunnen onthouden. Voor ik het weet heb ik ‘ja’ gezegd. Eén van mijn maten waarschuwt mij. ‘Niet aan beginnen’, zegt ze. Ik sla dit advies in de wind. De nacontrole verloopt gemoedelijk. Met Bob gaat het nog steeds niet geweldig.

Ik loop stap voor stap het baringsverslag na. Vertaal de medische termen. We nemen afscheid, waarbij ik ze op het hart druk dat de deur van mijn spreekkamer altijd open staat voor hen. ‘De volgende keer pakken we samen een borrel in de stad’, stelt moeder voor. Ik stuur later de door mij gemaakte aantekeningen op. Ik krijg een e-mail terug dat er nog allerlei tekst moet worden toegevoegd. Dat weiger ik. Wat de ouders willen aanvullen, was helemaal niet ter sprake gekomen tijdens de nacontrole.

Zomer 2011. Ik krijg een e-mail. van de ouders van Bob. Ze laten weten verder met me te praten via de advocaat. Ze gaan proberen het Jeroen Bosch Ziekenhuis ­aansprakelijk te stellen. Niet omdat ze iets tegen mijn handelwijze hebben, maar wel omdat ze ‘alles eruit willen halen wat erin zit’. Dat zijn ze aan Bob verplicht, vinden ze.

‘Het is maar een claim’, zeggen ze thuis troostend, ‘geen tuchtzaak, wees blij’. Ik zeg dat het pijn doet om zwart-op-wit te lezen dat dokter Kerkhof zeer nalatig is geweest en buitengewoon onzorgvuldig heeft gehandeld. ‘Dat is maar een standaardzinnetje’, zegt mijn lief. Zomer 2014. De aansprakelijkheidsstelling is nog steeds niet rond. Over en weer vliegen de verzekeraars van de ouders van Bob en die van het Jeroen Bosch Ziekenhuis elkaar in de haren. Ik word nauwkeurig op de hoogte gehouden. Hoe het met Bob gaat, weet ik niet, maar ik vermoed dat hij zit te vegeteren in een of ander Brabants instituut. Een kras op mijn ziel. Zou het voor Bob anders zijn afgelopen als Herman Oosterbaan de partus had gedaan? Of Robbert Rijnders? Dat vraag ik me vaak af, vooral ’s nachts. Men gaat de hoogste instantie erbij halen. Hein Bruinse moet er nu een uitspraak over gaan doen. Ik schaam me dood voor Hein. Hein, naar wie ik in de collegebanken luisterde, Hein bij wie ik coassistent was. Hein, die zo sprankelend over de voortgang van een baring kan vertellen. Liever had ik gehad dat Hein hier niets van wist. Van mijn veronderstelde geklooi bij die bevalling.

Ik loop door de gang van het ziekenhuis. In de verte zwaait een vrouw naar me. Ze heeft een tweeling bij zich. Ze likken aan een ijsje. ‘Hallo dokter Kerkhof’, zegt ze, ‘wat leuk om u tegen te komen’. Ze gebiedt haar kinderen mij een handje te geven. ‘Ik ben Bob’ zegt het jochie. Hij doet het goed op school, volgens moeder. ‘Dat vindt u toch niet erg hè, dat ik u even aanspreek, goh, zo fijn om u even te groeten’. Ik blaas stoom af bij één van mijn oudere maten. Hij legt mij uit dat ik dit zakelijk moet zien. Dat kan ik niet. Ik voel me een veelgebruikt wegwerpartikel.

Mieke Kerkhof


contact: kerkuit@xs4all.nl

c.c.: redactie@medischcontact.nl

Tekst uitgesproken op Gynaecongres, 14 november 2014 te Papendal


PDF van deze column
gynaecologie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • GJ Bonte

    Neuroloog, Dalfsen Nederland

    Bij sommige mensen ontbreekt blijkbaar ieder gevoel van schaamte. Het ergste is nog dat ook dergelijke mensen kinderen krijgen. Dat voorspelt niet veel goeds. En zoals altijd zijn er wel advocaten die er een slaatje uit weten te slaan... Ik geloof m...et ogen niet als ik dit lees! Wellicht een ideetje om ook een numerus fixus op de studie rechten in te stellen? Ledigheid en het duivelse oorkussen, en bij gebrek aan echt werk dan maar een beetje doktertje pesten?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.