Laatste nieuws
fraude

Firma list en bedrog

Plaats een reactie

Het aanpakken van medisch-wetenschappelijke fraude

Fluwelen handschoenen en de mantel der liefde, dat zijn veelal de belangrijkste instrumenten waarmee (medisch-)wetenschappelijke fraude wordt aangepakt. Over de meest wenselijke aanpak van het probleem lopen de meningen uiteen. In Nederland gaan twee instanties zich ermee bezighouden.

Dit jaar zien in Nederland maar liefst twee instanties het licht die zich zullen buigen over fraude in (medisch-)wetenschappelijk onderzoek. Al zeer binnenkort wordt een onafhankelijke commissie actief, die aangemelde gevallen van fraude en wangedrag zal onderzoeken; op de wat langere termijn komt er een orgaan dat onder auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) zal opereren.


Vraag: Is de situatie zó erg dat er maar liefst twee van die clubs nodig zijn?


Antwoord: Buiten Nederland in elk geval wel. Als we tenminste de Brit Frank Wells, arts en prominent fraudeonderzoeker, mogen geloven. In op zijn minst 1 procent van alle klinische trials - ‘maar misschien wel in 5 procent’ - wordt gesjoemeld met data. Wells maakte dat cijfer een maand geleden tijdens een meeting in Londen bekend. De onderzoeker bij die gelegenheid: ‘Als we schatten dat er in het Verenigd Koninkrijk op elk moment ongeveer 3.000 gesponsorde klinische trials lopen, dan zijn er dus 30 frauduleus.’ Wells is samen met privé-detective Peter Jay oprichter van het bedrijf Medico Legal Investigations Ltd. dat zich heeft gespecialiseerd in het opsporen en onderzoeken van (mogelijke) medisch-wetenschappelijke fraude.


Peter Jay (‘Ik ben Sherlock Holmes en Wells is Dr. Watson’): ‘De cijfers die Wells presenteerde, zijn gebaseerd op onze jarenlange ervaring. Als we met mensen spreken aan de frontlinie van het onderzoek, dan horen we vaak nog hogere getallen. Maar ik geef toe: er is geen exacte manier om de omvang van het probleem te meten. Over elk getal kun je debatteren.’

Uitwas


Op dezelfde Londense conferentie werd bekend dat het aantal klachten tegen onderzoekers in de VS, zoals geregistreerd door de FDA, was gestegen van 11 in 1992 naar 118 in 2000. In ongeveer een kwart van de gevallen ging het om falsifiëring van onderzoeksgegevens.


Al eerder (in Science 290, p. 1662, 2000) schatte onderzoeker Nicholas Steneck op basis van 200 officiële, welomschreven fraudegevallen op een totaal van 2 miljoen actieve wetenschappers over een periode van twee decennia, dat de fraudefrequentie in de VS één geval per 100.000 wetenschappers per jaar bedraagt. Een minimale schatting, zo waarschuwde de onderzoeker.


Tegelijkertijd stelde Steneck vast dat één op de honderd wetenschappers in enquêtes laat weten op de hoogte te zijn van minstens één geval van fraude of wangedrag. Hij constateerde daarmee - niet als eerste overigens - een grote discrepantie tussen publieke uitlatingen van onderzoekers over de zeldzaamheid van wetenschappelijke fraude en hun privé-mening dat het tamelijk veel voorkomt.


Ook Drummond Rennie, adjunct-hoofdredacteur van JAMA, denkt niet dat het meevalt.1 Toen jaren geleden de eerste fraudegevallen in de VS aan het licht kwamen, werd in het Verenigd Koninkrijk nog geopperd dat het om een symptoom zou gaan van een specifiek Amerikaanse ziekte. Het zou een uitwas zijn van de uiterst competitieve sfeer waarin in de VS wetenschap werd bedreven. Maar dat was en is een onzinnige redenering, aldus Rennie. De recente hausse aan fraudegevallen in het Verenigd Koninkrijk kan het bewijzen. Er bestaat geen enkele evidentie dat de incidentie van fraude in klinisch onderzoek verschilt tussen Europa en de VS, aldus Rennie. ‘Wetenschappelijk wangedrag kent geen nationale grenzen.’

IJsberg


De fraudedetectie beperkt zich in Groot-Brittannië inmiddels niet langer tot het spreekwoordelijke topje van de ijsberg, aldus Peter Jay. ‘Ik vermoed dat wij hier de ijsberg te pakken hebben’, zegt hij, ‘maar in sommige landen weten ze nog niet eens waar de ijsberg is!’


Zijn compagnon Frank Wells vindt ook dat er internationaal nog veel moet gebeuren. Zo is in landen als Frankrijk, Italië en Spanje zwijgen nog altijd goud: men kent er geen noemenswaardige antifraude-regels. Wells vreest bovendien een toename van frauduleuze praktijken door de explosieve groei van het aantal klinische trials in regio’s waar slecht toezicht bestaat op de uitvoering van onderzoek. Hij denkt daarbij vooral aan Oost-Europa, Afrika en Zuid-Amerika.


En Nederland? Prof. dr. John Overbeke is redacteur van het NTvG en een kenner van het vraagstuk. Hij zegt: ‘Je kunt ons misschien het best vergelijken met de situatie in Scandinavië. Daar kent men al vele jaren een goede traditie van centrale overheidscommissies die zich bezighouden met wetenschappelijke fraude. En daar loopt het beslist niet de spuigaten uit: men behandelt ongeveer tien gevallen per jaar, waarvan het  merendeel uiteindelijk niet frauduleus blijkt. Aan de andere kant: onze wetenschappelijke output is behoorlijk groot. Wat dat aangaat lijken we misschien toch meer op de Angelsaksische landen. Kortom: het blijft gissen.’

Messias

Motieven om te frauderen zijn er genoeg. In de Spinozalezing van maart vorig jaar somde de Canadese onderzoeker Alejandro Jadad er een paar op. Druk is er een van. Niet zozeer druk om te publiceren - er is altijd wel een tijdschrift te vinden - maar vooral druk om fondsen te werven en erkenning te krijgen.


Een ander motief noemt hij ‘het Messiaans complex’. Onderzoekers met deze neiging hebben het zeer goed voor met de mensheid en geloven rotsvast dat hun therapie of interventie het lang verwachte verlossende geneesmiddel is. Daar komt bij: ook wetenschappers zijn niet vrij van ijdelheid. Sommigen voelen zich domweg te briljant voor negatieve resultaten. En last but not least: elk vak kent schurken: ook daarop vormt de wetenschap geen uitzondering.


Volgens hoogleraar Overbeke gaat het soms puur om winstbejag: niet zelden krijgt een onderzoeker een flink bedrag voor elke patiënt die in een gerandomiseerde klinische trial wordt opgenomen. Bovendien, stelt hij, kunnen klinische trials als zodanig aanleiding geven tot fraude. Om de simpele reden dat opzet, randomisatie, protocol en grote aantallen te onderzoeken patiënten oneerlijkheid in de hand kunnen werken.

Manipulatie


Fraude bestaat in soorten en maten. Jadad onderscheidt drie hoofdvormen van manipulatie. In de eerste plaats: niet-boosaardige manipulatie. Onderzoekers kunnen, zegt Jadad, zo vervuld zijn van wat ze willen zien, dat ze het ook zien. Ten tweede: manipulatie door weglating. Bijvoorbeeld door negatieve resultaten niet te publiceren. Maar het kan ook slimmer. Stel dat er vijf effectieve medicijnen of interventies zijn voor de behandeling van aandoening X. Middel 1 is het duurst, middel 5 het goedkoopst. Alle vijf lijken ook geschikt voor de behandeling van Y, waarvoor de markt groot is. Maar dat laatste is nog niet goed onderbouwd en bovendien is de onderlinge effectiviteit van de middelen niet vergeleken. Sommige bedrijven en/of onderzoekers gaan zich dan afvragen: hoe kunnen we het voor elkaar krijgen dat middel 1 de standaardtherapie wordt voor Y.


Eén optie is een systematische review van middel 1 versus een placebo, zegt Jadad. Maar je concurrenten kunnen komen met soortgelijke reviews voor de vier andere middelen. Een andere optie is een grote multicenter-trial van middel 1 versus een placebo. Maak N lekker groot (N = 20.000 is een mooi getal), nodig hoog aangeschreven onderzoeksgroepen uit, doe opnieuw diezelfde systematische review en vermeldt en passant ook nog omvang en resultaten van het grote, nieuwe onderzoek. Verspreid de resultaten van zowel de multicenter-trial als van de review op grote schaal. Succes (meestal) verzekerd.


Ten slotte noemt Jadad nog actieve manipulatie: de meest onversneden vorm van fraude. Die kan variëren van het fabriceren van resultaten tot het intimideren van concurrerende onderzoekers die zich kritisch dreigen uit te laten over je vondsten. Jadad tijdens zijn lezing: ‘Kondig bijvoorbeeld met enige lawaai juridische stappen aan, ook al ben je dat helemaal niet van plan.’

Hellend vlak


Bedrog in de wetenschap is als druggebruik, heeft BMJ-hoofdredacteur Richard Smith opgemerkt. Zoals je de vraag kunt stellen of softdruggebruik de opmaat vormt naar het gebruik van harddrugs, zo kun je je afvragen of een bescheiden vorm van frauderen, uiteindelijk frauderen op grote schaal gemakkelijker maakt: de theorie van het hellende vlak. Neem plagiaat, zegt Smith: ‘Je kunt eens een paar woorden stelen, maar later neem je misschien een hele paragraaf of een hele studie over.’ Volgens Smith gaat het om een belangrijke vraag. Het antwoord heeft namelijk verregaande implicaties voor de mate waarin je ook kleine vergrijpen serieus dient te nemen. De Britse hoofdredacteur, die zijn Shakespeare kent, zegt dat elke kleine fraudeur zich uiteindelijk tot een Macbeth kan ontpoppen.


John Overbeke kijkt daar niet veel anders tegenaan: ‘Het verzinnen van gegevens is een ernstig vergrijp. Daar is iedereen het over eens. Minder zwaar wordt getild aan het selectief weglaten van data om resultaten te verbeteren, het op onjuiste gronden verkrijgen of juist niet geven van een coauteurschap, foutief citeren, dubbelpublicaties, de voortijdige openbaarmaking van onderzoeksgegevens. Maar ook dat zijn stuk voor stuk bedreigingen voor de wetenschappelijke integriteit.’


Overbeke verwijst naar de definitie van wetenschappelijke fraude, die is opgesteld door het Office of Research Integrity (ORI), hét Amerikaanse overheidsinstituut dat wetenschappelijk wangedrag onderzoekt.2 ‘Wetenschappelijk wangedrag of wangedrag in de wetenschap betekent vervaardiging, falsificatie, plagiaat, of andere handelingen die afwijken van hetgeen gebruikelijkerwijs is geaccepteerd in de wetenschappelijke gemeenschap voor het voorstellen, uitvoeren of verslagleggen van onderzoek. Dit geldt niet voor een eerlijke vergissing of onopzettelijke verschillen in interpretatie of beoordeling van gegevens.’

Cover-up


Volgens JAMA-redacteur Rennie1 moet je wetenschappelijke fraude niet laten afdoen door wetenschappers zelf. Het ORI is wat dat aangaat door schade en schande wijs geworden, zegt hij. Het is zaak al het relevante bewijsmateriaal op tafel te krijgen, daarop de beschuldiging te baseren en de verdachte daar weer op te laten reageren. Onder ‘collega’s’, zegt Rennie, is dat vaak niet goed mogelijk: harde feiten of beschuldigingen worden met fluwelen handschoenen aangepakt en met de mantel der liefde bedekt om de verhoudingen niet te verzieken of wederzijdse belangen niet te schaden. Volgens Rennie is het resultaat: ‘Ignorance, denial and cover-up.’ Onderzoek en berechting moeten volgens hem gescheiden en onafhankelijk verlopen en zijn idealiter een bestuurs- of civielrechtelijke aangelegenheid.


John Overbeke: ‘Ook in Nederland is de gedachte dat faculteiten, universiteiten of onderzoeksinstituten richtlijnen hebben of opstellen voor goed wetenschappelijk handelen en eventuele gevallen van wangedrag zelf behandelen. Ik vind het vanzelfsprekend dat het lokale gezag de eerst aangewezen instantie is om wangedrag te behandelen en eventuele sancties uit te voeren. Maar het is zeker niet denkbeeldig dat belangenconflicten een zorgvuldige afhandeling verhinderen. Niemand wil toch graag naar buiten treden met een geval van fraude op zijn instituut.’

In beroep


In Nederland kunnen we dit jaar dus de geboorte van twee instellingen tegemoet zien die zich gaan bezighouden met (medisch-)wetenschappelijke fraude. Afgelopen najaar werd al het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) aangekondigd: een soort beroepsinstantie die zal ressorteren onder de KNAW. Werkwijze en doelstellingen staan omschreven in de Nota Wetenschappelijke Integriteit - een gezamenlijk product van de KNAW, de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).


Het idee is dat universiteiten en onderzoeksinstellingen vertrouwenspersonen aanstellen bij wie misstanden kunnen worden gemeld. Dat kan niet anoniem. Daarom, zo stelt de nota met nadruk, moet de bescherming van zogenaamde klokkenluiders adequaat worden geregeld.


Deze vertrouwenspersonen rapporteren vervolgens aan de leiding van de instelling, die een onderzoek kan instellen, tot een oordeel kan komen en zo nodig sancties kan uitvaardigen tegen de boosdoener(s). Voorwaarde voor het welslagen van deze opzet is dat alle onderzoeksinstellingen beschikken over protocollen waarin staat hoe te handelen bij aanwijzingen voor fraude.


Het LOWI kan vervolgens op verzoek van de klager of de aangeklaagde toetsen of een zaak procedureel naar behoren is afgehandeld. De uitspraken van het LOWI hebben de status van advies aan het bestuur van de betrokken instelling. Het kan bijvoorbeeld een hernieuwde behandeling aanbevelen. En als er nieuwe feiten op tafel komen, kan het orgaan ook zelf een onderzoek entameren. Maar ook dan zal het LOWI zich beperken tot een advies aan het bestuur van de instelling.


Volgens Jan Schiereck, KNAW-medewerker en opsteller van de nota, is het een juridische noodzaak dat signalering en afwikkeling van fraudezaken op decentraal niveau gebeuren. Reden: de werkgever is verantwoordelijk, vanwege zijn arbeidsrechtelijke relatie met de frauderende werknemer.


Schiereck verwacht dat van het LOWI vooral een preventieve werking uitgaat. Hij kan nog niet zeggen wanneer de werkzaamheden van start gaan: ‘Het streven is dit najaar. Er is nogal wat overleg nodig tussen de betrokken organisaties.’

Lage drempel


John Overbeke weet wel wanneer ‘zijn’ onafhankelijke commissie voor het melden van medisch-wetenschappelijke fraude een feit zal zijn: ‘maart of april’. Die commissie, een initiatief van Overbeke en Eduard Klasen, hoogleraar management van gezondheidsonderzoek, is gevormd naar analogie van het Britse Commitee on Publication Ethics (COPE). De leden van COPE zijn allen tijdschriftredacteur - Overbeke is een van hen. Met juridische hulp beoordelen zij fraudegevallen, die ze deels ook zelf opsporen. Daarover brengen ze advies uit aan de betrokken instellingen. Jaarlijks publiceren ze een rapport met geanonimiseerde gevallen. De Nederlandse pendant wordt een breed samengestelde commissie bestaande uit onder anderen een jurist, een epidemioloog, een afgevaardigde van de KNMG en een vertegenwoordiger van Nefarma.


Overbeeke juicht de oprichting van het LOWI toe. ‘Maar’, zegt hij, ‘het is controle achteraf, en dan ook nog eens op gevolgde procedures. En hoe hoog is de drempel? Onze commissie heeft een laagdrempelig karakter: het is mogelijk wetenschappelijke fraude anoniem te melden. We zullen elke melding onderzoeken en zo nodig een advies uitbrengen. We leggen evenals het LOWI geen sancties op, dat blijft een taak van het bevoegd gezag.’


Overbeke verwacht geen hoge werkdruk. ‘Het zal toch voornamelijk gaan om disputen over auteurschap en dergelijke. Ik bedoel: betrekkelijk simpele zaken die via hoor en wederhoor zijn op te lossen.’ Het secretariaat van de commissie is ondergebracht bij het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 


Referenties:


1. Lock S, Wells F, Farthing M (eds.), Fraud and Misconduct in Biomedical Research, Third edition, BMJ Books, 2001.


Dit is de recent geactualiseerde versie van hèt standaardwerk over fraude in het medisch-wetenschappelijk onderzoek. Het bevat een verbijsterende hoeveelheid leerzame casuïstiek. 2. Overbeke AJPM, Fraude in de medische wetenschap. In: Lens P, Kahn Ph. Over de schreef, Van der Wees, 2001.

Websites:


Voor de ‘Nota Wetenschappelijke Integriteit’ zie: http://

www.knaw.nl

;


Voor het Amerikaanse Office of Research Integrity zie:

http://ori.dhhs.gov


Voor MedicoLegal Investigations Ltd. zie: http://

www.computer.brecon.co.uk/medico

Fraude in geneesmiddelentrial - Uitspraak Tuchtcollege

fraude
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.