Laatste nieuws
8 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

MC 16 - Wel of geen visite

Plaats een reactie

Een zeventigjarige heeft - oraal gemeten - 39 graden koorts, overgeven, diarree en pijn in het hele lichaam. Legt u als  huisarts op basis van deze gegevens een visite af of adviseert u, onder de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘zware griep’, om twee paracetamol te nemen en die dag terug te bellen als de temperatuur niet daalt?
Heeft u de vraag inmiddels eerlijk beantwoord? Dan kunt u in deze uitspraak lezen of u met uw beslissing binnen de tuchtnormen bent gebleven.

Net zoals de leden van het Regionaal en het Centraal Tuchtcollege krijgt u echter eerst van ons te horen dat de patiënt nog diezelfde nacht is overleden onder de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘sepsis met hart- en ademstilstand’. Hoe is nu uw oordeel met deze wijsheid achteraf? Blijft u net als de aangeklaagde huisarts bij uw beslissing? De huisarts in deze casus schreef, zoals velen van u dat waarschijnlijk ook zouden hebben gedaan, die twee tabletten paracetamol voor en legde geen - al dan niet gevraagde - visite af. Het Regionaal Tuchtcollege vond dat de arts adequaat had gehandeld, het Centraal Tuchtcollege oordeelde echter anders. Als ‘zakelijke terechtwijzing zonder stempel van laakbaarheid’ kreeg de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het hoogste College hechtte (te?) veel waarde aan de vraag of de visiteaanvraag door de echtgenote van patiënt al of niet was doorgekomen. Dit zou de besluitvorming - zo geeft ook de arts later ook toe - aanmerkelijk anders hebben doen verlopen. Ons inziens zou het waarschuwingssignaal in de anamnese echter meer gelegen moeten zijn in het goed uitvragen dan in het simpele wel of niet vragen om een visite. Soms moet een visite worden gemaakt ook al is deze niet aangevraagd, soms is het net andersom.


De zaak was mogelijk ook anders verlopen als de arts de echtgenote duidelijker had gezegd wanneer ze moest terugbellen: half vijf en níet half zes. Nu moest de vrouw, stuitend op een antwoordapparaat, opnieuw de afweging maken of ze voor haar man de dienstdoende arts wel zou moeten storen. Daar is ongetwijfeld - mede gezien de geschetste persoonlijkheid van betrokkene - weer enige tijd overheen gegaan.


Deze uitspraak van het Centraal College biedt, of u zich daarin nu wél of níet kunt vinden, genoeg stof tot overdenken.



B.V.M. Crul, huisarts


mr. W.P. rijksen


Beslissing in de zaak onder nummer van A, wonende te B, klaagster in eerste aanleg, appellante in hoger beroep, advocaat: dr. mr. ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom, tegen C, huisarts, wonende en praktijkhoudende te B, verweerder in eerste aanleg en in hoger beroep.

1. Verloop van de procedure


A - hierna te noemen klaagster - heeft op 8 maart 2001 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen huisarts C - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 30 januari 2002 heeft dat college de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.


Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Na de behandeling in hoger beroep op 5 september 2002, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, heeft het Centraal Tuchtcollege op 24 september 2002 een tussenbeslissing gegeven. Teneinde de arts te horen is de behandeling van de zaak toen aangehouden. De behandeling van de zaak is opnieuw aangevangen en in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 januari 2003, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door mr. J.C. Sneep, en de arts.

2. De klacht en het verweer


2.1. De in eerste aanleg ingediende klacht houdt in, zakelijk weergegeven, het verwijt dat de arts heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij in zijn hoedanigheid van huisarts behoorde te betrachten ten opzichte van de patiënt.


2.2. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3. Beslissing in eerste aanleg


Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.


‘Klaagster stelt in haar klaagschrift dat zij de assistente van verweerder uitdrukkelijk heeft verzocht om een visite door verweerder. Verweerder bestrijdt dit. Het College heeft geen redenen aan de lezing hieromtrent door klaagster meer waarde toe te kennen dan aan de lezing hieromtrent door verweerder. Daarbij neemt het College mede in ogenschouw dat in ieder geval in het tweede telefoongesprek dat door klaagster met de praktijk van verweerder is gevoerd, waarbij zij verweerder zelf telefonisch heeft gesproken, geen uitdrukkelijk verzoek om een visite is verwoord. Klaagster stelt dat de ernst van de door haar beschreven klachten, zelfs zonder een expliciet verzoek tot een visite, aanleiding had moeten zijn voor verweerder om uit eigen beweging patiënt te consulteren. Deze visie deelt het College niet. Daarbij gaat het College uit van de lezing van verweerder betreffende de omschrijving van de klachten. Ook ten aanzien


van deze omschrijving geldt dat partijen hiervan een tegenstrijdige lezing geven en dat het College geen redenen heeft om aan de lezing van klaagster hieromtrent meer waarde toe te kennen dan aan de lezing van verweerder. Niet is komen vast te staan dat klaagster voldoende duidelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot niet meer tot spreken in staat was.


Samenvattend is het College van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat verweerder inadequaat zou hebben gereageerd op de hulpvraag van klaagster ten behoeve van haar echtgenoot.’

4. Vaststaande feiten en omstandigheden


Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten en omstandigheden.


De klacht heeft betrekking op de behandeling door de arts van klaagsters echtgenoot D, geboren in 1930, hierna (ook) te noemen ‘de patiënt’. In de nacht van 13 april 2000 op 14 april 2000 is de patiënt ziek geworden. Op 14 april rond het middaguur heeft klaagster de huisartsenpraktijk van de arts gebeld en heeft klaagster de assistente van de huisarts om een huisbezoek van de arts verzocht. De arts reed op dat moment visite, maar heeft bij terugkomst op de praktijk klaagster teruggebeld. Klaagster vertelde dat er bij haar echtgenoot sprake was van koorts (39 graden Celsius in mond gemeten), overgeven (misselijkheid) en diarree en gaf voorts aan dat hij pijn had in zijn gehele lichaam. De arts heeft klaagster geadviseerd haar man op verdenking van een zware griep twee paracetamoltabletten toe te dienen en terug te bellen als de koorts aan het eind van de middag niet was gedaald. Toen klaagster opnieuw contact wilde opnemen met de arts bleek dat de weekenddienst inmiddels was ingegaan. Klaagster heeft die avond laat de dienstdoende weekendarts E gebeld en hem verteld dat het niet goed ging met haar echtgenoot. De weekendarts adviseerde telefonisch paracetamol. Kort daarna nam klaagster wederom contact op met de weekendarts met het verzoek om een visite. Na een bezoek aan de patiënt stelde de weekendarts de noodzaak voor opname in het ziekenhuis vast, hetgeen is gebeurd. Patiënt is kort na middernacht op 15 april 2000 overleden met als waarschijnlijkheidsdiagnose


‘sepsis met hart- en ademstilstand’. 

5. Beoordeling van het hoger beroep


5.1. De klacht in hoger beroep komt, naar het Centraal Tuchtcollege begrijpt, neer op een herhaling van de klacht in eerste aanleg. De arts wordt derhalve ook in hoger beroep het verwijt gemaakt dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij in zijn hoedanigheid van huisarts behoorde te betrachten ten opzichte van de patiënt.


5.2. De arts heeft in beroep - zakelijk samengevat - volhard in zijn in eerste aanleg geuite stellingen.


5.3. Het Centraal Tuchtcollege acht het, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, en anders dan het Regionaal Tuchtcollege, aannemelijk dat klaagster in het telefonisch onderhoud met de assistente van de arts op 14 april 2000 om een huisbezoek van de arts heeft gevraagd. Zulks is op zichzelf door de arts ook niet betwist. De arts heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn praktijkvoering zo heeft ingericht dat hij, nadat hij is teruggekeerd van zijn ochtendvisite, terugbelt naar degene die ‘s ochtends gedurende zijn afwezigheid telefonisch contact heeft gehad met zijn assistente, zulks teneinde zelf de ernst van de gedane ziektemeldingen dan wel de dringendheid van de visiteverzoeken te onderzoeken. De arts heeft, nadat hij op zijn praktijk was teruggekeerd, klaagster teruggebeld. Hij was, naar hij ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd heeft verklaard, niet op de hoogte van het verzoek om een visite. De arts verklaarde in dit verband dat hij, indien hij op de hoogte was geweest van het verzoek, zonder meer een visite zou hebben afgelegd.


Onder deze omstandigheden is er sprake van een gebrek in de praktijkorganisatie waarvoor de arts de verantwoordelijkheid draagt. Indien het voor de arts van belang is om te weten of er om een huisbezoek is gevraagd, dient de arts er ook voor te zorgen dat hij daarvan op de hoogte is, reeds omdat de arts zich slechts op die manier in de gelegenheid stelt om met het oog op een eventueel af te leggen visite gerichte vragen te stellen aan degene die daarom vraagt. Daarnaast is het Centraal Tuchtcollege, gelet op (onder meer) de aard van de gepresenteerde klachten, de ouderdom van zowel de klaagster als de patiënt, alsmede de persoonlijkheid van beiden (volgens de arts weldenkende mensen die nooit klaagden en zelden contact opnamen met een arts) van oordeel dat de arts kennelijk onvoldoende heeft doorgevraagd naar de aard van de hulpvraag. Indien de arts wel zorgvuldig bij klaagster had doorgevraagd, lag het voor de hand dat de arts duidelijk zou zijn geworden dat er door klaagster om een visite werd gevraagd. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft de arts de hulpvraag te routinematig afgedaan.


Hoewel deze onvolkomenheden, waarvoor de arts de tuchtrechtelijke onderlijk wellicht niet ernstig genoeg zijn om oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel te kunnen dragen, geldt dat zij tezamen en in hun onderlinge samenhang bewerkstelligen dat hij jegens de patiënt zodanig is tekortgeschoten dat oplegging van een maatregel gerechtvaardigd is.


5.4. Gelet op het bovenstaande concludeert het Centraal Tuchtcollege, anders dan het Regionaal Tuchtcollege, dat de arts een tuchtrechtelijk verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet BIG moet worden gemaakt.


5.5. Het voorgaande betekent dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. De klacht is gegrond. Het Centraal Tuchtcollege acht de maatregel waarschuwing passend. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat deze maatregel moet worden gezien als een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Om redenen van algemeen belang zal de beslissing op na te melden wijze worden gepubliceerd.

6. Beslissing


Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;
verklaart de klacht gegrond op de hierboven vermelde gronden;

legt aan de arts de maatregel van waarschuwing op;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 van de Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven in Raadkamer door mr. R.A. Torrenga, voorzitter; mr. P.M. Brilman, mr. A.H.A. Scholten, leden-juristen; M.A.P.E. Bulder-van Beers, H.J. Blok, leden-beroepsgenoten; mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2003, door mr. R.A. Torrenga, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Discussieer mee over de tuchtzaken op ons besloten gedeelte 'Tuchtzaken'

. Klik dit aan en meld u eenmalig aan als u nog niet bent ingelogd.

koorts
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.