Laatste nieuws
6 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

MC 19 - Het beroepsgeheim in klachtenprocedures

Plaats een reactie

Uitspraak hoge raad



In hoeverre geldt het beroepsgeheim van de arts ook in klachtenprocedures? Onderstaande uitspraak van de Hoge Raad is een tussenstap in een procedure waarin een arts wordt verweten zijn beroepsgeheim te hebben geschonden. De arts maakte zich zo boos over een door een patiënt ingediende klacht dat hij zich daartegen wat al te breed verweerde. De arts reageerde niet alleen in geschriften aan de klachtencommissie op de klacht, maar ook in brieven aan andere personen en instanties. De patiënt deed in reactie daarop aangifte van een strafbaar feit. In augustus 2000 veroordeelde de rechtbank de arts wegens schending van zijn beroepsgeheim.


Dat leidde tot een strafrechtelijke procedure die nog niet is afgelopen. In hoger beroep verklaarde het Gerechtshof de dagvaarding van de officier van justitie nietig. De dagvaarding zou te weinig specifiek zijn. Het is deze uitspraak die nu door de Hoge Raad wordt teruggedraaid. De Hoge Raad acht de dagvaarding toereikend en verwijst de zaak terug naar een (ander) Gerechtshof. Dat Hof zal nu het hoger beroep inhoudelijk gaan behandelen. Daarover informeren wij u te zijner tijd.


De reden om nu reeds de uitspraak van de Hoge Raad te publiceren is gelegen in het inhoudelijke richtsnoer dat de Hoge Raad aan het Gerechtshof meegeeft. In overweging 3.6 spreekt de Hoge Raad uit dat het belang van een arts om zich in een procedure te verweren zwaarder kan wegen dan het beroepsgeheim, maar dat het aan de arts is om dat te motiveren. Anders gezegd: de arts zal moeten aangeven welke rechtvaardiging er in het concrete geval was voor een schending van het beroepsgeheim. In de overweging van de Hoge Raad klinkt door hoe cruciaal het beroepsgeheim is in de arts-patiëntrelatie. In een tijd waarin het beroepsgeheim steeds vaker onder druk staat, is het goed dat de Hoge Raad het belang daarvan benadrukt.


Het Centraal Tuchtcollege heeft al eens in algemene zin uitgesproken dat het een aangeklaagde arts is toegestaan in het kader van de voorbereiding van zijn verweer in een tuchtprocedure medische gegevens inzake een klager aan een andere arts voor te leggen. De komende behandeling van de onderhavige zaak door het Gerechtshof zal mogelijk meer licht werpen op de ruimte die een arts terzake heeft. Duidelijk is wel dat ten aanzien van andere instanties dan de klachtencommissie of de tuchtrechter het beroepsgeheim onverkort van kracht blijft. Een professionele omgang met een klacht brengt mee dat de arts buiten de klachtenprocedure geen gegevens over de klager bekendmaakt.

B.V.M. Crul, huisarts
mr. dr. J. Legemaate



Arrest van 8 april 2003 op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van


7 februari 2002, nummer 20/000158-01, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1937, wonende te [woon-plaats].

1. De bestreden uitspraak


Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te ‘s-Hertogenbosch van 1 augustus 2000 - de inleidende dagvaarding nietig verklaard.



2. Geding in cassatie


Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De plaatsvervangend Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, teneinde op het bestaande hoger beroep verder te worden berecht en afgedaan.



3. Beoordeling van het middel


3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de inleidende dagvaarding ten onrechte nietig heeft verklaard.

3.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding ten laste gelegd dat:
‘hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 mei 1998 tot en met 6 september 1999 in Eindhoven, dan wel in Nederland, (telkens) opzettelijk enig geheim waarvan hij wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is/was het te bewaren, heeft geschonden, door (telkens) als behandelend zenuwarts van [betrokkene 1] vertrouwelijke (medische) informatie over [betrokkene 1] te vermelden in correspondentie met derden welke (medische) informatie hem verdachte uit hoofde van zijn beroep als zenuwarts bekend was.’

3.2.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak zijn beslissing tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding als volgt gemotiveerd:
‘Op grond van het verhandelde in hoger beroep is het hof van oordeel dat de tenlastelegging, welke in hoger beroep hetzelfde luidt als in eerste aanleg, onvoldoende duidelijk is om als grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting te dienen. Het hof acht met name de term ‘correspondentie met derden’ onvoldoende specifiek, nu niet goed kan worden vastgesteld welke correspondentie van de hand van verdachte, dan wel welke passages uit bedoelde correspondentie, door de opsteller van de tenlastelegging wordt aangemerkt als schending van het beroepsgeheim als bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof overweegt daartoe het navolgende.


‘In het dossier bevindt zich een aantal brieven van de hand van verdachte, gericht aan diverse instanties, in het kader van diverse door aangever ingestelde klachtprocedures. Bij de beraadslaging in de raadkamer is gebleken dat niet eenduidig is vast te stellen of (een deel van) de bedoelde correspondentie mogelijk dient te worden bezien in het kader van het klachtrecht dan wel tuchtrecht, waarvoor verschillende beoordelingscriteria zouden kunnen gelden, en waardoor het verdachte te zijner verdediging mogelijk was toegestaan aan sommige instanties meer medische informatie betreffende aangever te verstrekken dan aan andere instanties. In een dergelijke situatie, waar derhalve niet eenvoudig is vast te stellen op welk(e) moment(en) en in welke (passages van) bedoelde correspondentie door de verdachte zijn medisch beroepsgeheim zou zijn geschonden, is het naar het oordeel van het hof aan de opsteller van de tenlastelegging om met voldoende nauwkeurigheid aan te geven op welke plaatsen in bedoelde ‘correspondentie aan derden’ daarvan sprake zou zijn.


Op grond van het vorenstaande voldoet de tenlastelegging derhalve naar het oordeel van het hof niet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dient de inleidende dagvaarding deswege alsnog nietig te worden verklaard.’

3.3. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:


l art. 272, eerste lid, Sr, luidende:


 ‘Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.’


l art. 88 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, luidende:


 ‘Een ieder is verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen.’

3.4. Het gaat in deze zaak om een arts aan wie is ten laste gelegd dat hij opzettelijk een geheim heeft geschonden als bedoeld in art. 272 Sr door medische informatie omtrent een patiënt te vermelden in door hem aan derden verzonden correspondentie. Die correspondentie is, blijkens ‘s Hofs overwegingen, mogelijk (voor een deel) gevoerd in het kader van door de patiënt tegen de arts gevoerde klachtprocedures.

3.5. In de door het Hof aan de bestreden uitspraak gegeven motivering ligt als zijn kennelijke opvatting besloten dat in een geval als het onderhavige de beantwoording van de vraag of van de ten laste gelegde schending van een geheim als bedoeld in art. 272 Sr sprake is (mede) afhankelijk is van de vraag of en in hoeverre het de verdachte in het kader van zijn verdediging in de klachtprocedures was toegestaan medische informatie omtrent zijn patiënt aan anderen te verstrekken.

3.6. Die opvatting is onjuist, omdat tegen de achtergrond van het bepaalde in art. 88 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg moet worden geoordeeld dat ook in geval de arts opzettelijk medische informatie omtrent een patiënt aan derden heeft verstrekt in het kader van zijn verdediging in klachtprocedures, hij - in de zin van art. 272 Sr - opzettelijk een geheim heeft geschonden waarvan hij wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn beroep verplicht was het te bewaren. De arts die terzake wordt vervolgd en die van oordeel is dat zijn gedraging was gerechtvaardigd op de grond dat het belang dat met zijn verdediging in de desbetreffende procedures was gediend, zwaarder dient te wegen dan het belang dat art. 272 Sr beoogt te beschermen, zal zich daarop bij wijze van verweer kunnen beroepen. De afwezigheid van zodanige rechtvaardigende omstandigheden behoeft niet te worden ten laste gelegd.

3.7. Het vorenoverwogene brengt mee dat het uiteindelijke oordeel van het Hof dat de tenlastelegging niet voldoet aan de daaraan in art. 261 Sv gestelde eisen ontoereikend is gemotiveerd, zodat de bestreden uitspraak niet in stand kan
blijven.

3.8. Het middel is dus terecht voorgesteld.

4. Beslissing


De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster, G.J.M.
Corstens, A.J.A. van Dorst en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 8 april 2003.

beroepsgeheim
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.