Laatste nieuws

Een literaire blik op bloed

Plaats een reactie




‘Sinds ik bij Hematologie ben geweest, hecht ik minder aan familiebanden’

Als derde auteur in successie mocht Kristien Hemmerechts meelopen in het VU-ziekenhuis. Op de afdeling Hematologie van hoogleraar bloedziekten Peter Huijgens. Dat resulteerde in de roman Haar bloed. ‘Ik heb in mijn boek medisch niets verzonnen.’

‘Hematologie – eerlijk gezegd, ik wist er niets van’, zegt Kristien Hemmerechts. ‘Maar’, laat ze daar onmiddellijk op volgen, ‘ik zou ook geen ander onderdeel van de medische wetenschappen kunnen bedenken waar ik wel wat van af weet.’

De Vlaamse auteur is in navolging van Bert Keizer en Anna Enquist de derde schrijver die met een boek komt dat de weerslag is van een verblijf in het VU medisch centrum. Keizer en Enquist keken respectievelijk mee bij neurochirurgie en anesthesiologie. Hemmerechts was te gast op de afdeling Hematologie.

Peter Huijgens, hoogleraar bloedziekten en hoofd van de afdeling, zag de komst van een schrijver wel zitten. ‘Een andere kijk op wat we hier doen dan de gebruikelijke van bijvoorbeeld de inspectie of van een kwaliteitsaudit, de blik dus van een buitenstaander, dat leek mij interessant. Maar ik moet eerlijk zeggen: het werk van Kristien kende ik niet. Ik las het, we ontmoetten elkaar en het klikte.’ Dat laatste is te merken, als we elkaar spreken op de derde verdieping van het VUmc waar Hematologie is gehuisvest. De twee begroeten elkaar als oude vrienden.

Luisteren

In de zomer van 2010 vertoefde Hemmerechts hier gedurende vier weken dagelijks en soms ook ’s nachts. ‘Met een zo open mogelijke geest’, zegt ze. ‘Maar ik moest wel wat overwinnen. Ik moest naar mensen toegaan, met ze praten en steeds weer uitleggen wat ik daar deed. Ik moest ze met een brede glimlach overtuigen dat ik best aardig ben. Onvermijdelijk had ik toch soms het gevoel dat ik verpleegkundigen in de weg liep, dat ik een binnendringer was.’ Ze sprak met patiënten, familie, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, psychologen, mensen van de schoonmaakploeg. ‘Ik kreeg het gevoel – ongetwijfeld absoluut onterecht – dat ik het ziekenhuis beter kende dan wie ook’, schrijft ze in de inleiding bij haar roman. ‘Ik praatte met de laagste echelons en ik had toegang tot de hoogste.’ Ze merkte dat ‘de doorstroming’ tussen die twee niet altijd optimaal verliep en fantaseerde over een nieuwe functie: een ‘doorstroomcoördinator’. Schrijvers zouden dat goed kunnen, vermoedt ze.
‘Ze kunnen goed luisteren, dat hoort bij hun vak.’

‘Zuiver bloed’

Van meet af aan wist ze dat haar ‘stage’ een roman zou opleveren, geen non-fictie.

‘Om het decor waartegen het verhaal zich zou afspelen zo levendig mogelijk neer te zetten, wilde ik alle details kennen. Twee Moleskines en een schrift heb ik helemaal volgeschreven. Ik noteerde alles: van de namen van mensen die ik sprak tot de kleren die ze droegen.’

Thema en intrige van de roman drongen zich geleidelijk aan haar op. ‘Bloed kent veel beeldspraak. Over al die interpretaties en betekenissen wilde ik het hebben. Over de tegenstelling tussen wat eigen en vreemd is bijvoorbeeld. Over hoe uniek ons bloed is. Nou, niet zo uniek dus, want we kunnen het aan elkaar doorgeven. Maar tegelijkertijd is het bloed van geen twee mensen identiek.’

Wat betekent bloedverwant als je bloed niet verwant is? Ze had er nooit bij stilgestaan. ‘Bloedbanden heb je in zekere zin ook met mensen met wie je geen familieband hebt. Ik heb een dochter en stiefkinderen, en een kleinkind en stiefkleinkinderen. Buitenstaanders willen altijd maar weer dat ik toegeef dat mijn biologische kleinkind belangrijker voor mij is dan de andere kleinkinderen. Maar ik voel dat niet zo.’ Ze lacht breeduit: ‘Sinds ik hier ben geweest, hecht ik minder aan familiebanden.’

Ze wilde het ook hebben over de politieke connotatie van ‘zuiver bloed’. ‘In Vlaanderen hadden we heel lang het Vlaams belang: eigen volk eerst.’ Het komt allemaal terug in de intrige van haar roman, dat in essentie het verhaal is van twee vrienden, Titus en Pieter, en een meisje, Roos, op wie beiden verliefd zijn. Roos wordt ernstig ziek: ze krijgt chronische myeloïde leukemie.

Acute leukemie

Peter Huijgens heeft er geen problemen mee dat Kristien Hemmerechts een fictief verhaal vertelt. ‘Een kunstenaar moet je alle vrijheid gunnen. De enige afspraak die we hadden was dat we de tekst mochten lezen om privacyschending te voorkomen. Maar uiteindelijk hebben we de tekst op verzoek van Kristien vooral nagekeken op medische fouten. En die waren er nauwelijks: dat heeft ze goed gedaan. Heel bijzonder.’

‘Ik heb in mijn boek medisch niets verzonnen’, zegt ze. Dat ze een handboek voor verpleegkundigen en een handboek voor eerstejaarsstudenten bestudeerde, is niet voor niets geweest. ‘Het is overdreven te zeggen dat ik van “het echte” houd, maar ik houd wel van geloofwaardigheid. Er is veel fictie die mij in dat opzicht niet precies genoeg is.’

‘Wij keken de tekst na op medisch fouten
en die waren er nauwelijks’

Zo is niet het personage van Roos, maar wel haar ziektebeeld gebaseerd op het ziektebeeld van iemand die Hemmerechts op de afdeling Hematologie ontmoette.

Roos heeft acute leukemie. Een ziekte met, vertelt Huijgens, een incidentie van vijfhonderd tot zeshonderd nieuwe patiënten per jaar. ‘Iets minder dan de helft van deze patiënten komt in aanmerking voor een beenmergtransplantatie, zo’n honderd tot tweehonderd patiënten per jaar. Het beloop is vervolgens chaotisch en verschilt sterk van patiënt tot patiënt. Meer dan de helft van de patiënten die je transplanteert krijgt een graft-versus-hostreactie in een bepaalde vorm: van licht tot chaotisch en levensbedreigend. De patiënt kan doodgaan door het guerrillaleger van de donor dat huishoudt in zijn lijf. Dat grillige en onvoorspelbare zie je heel goed in Kristiens boek. Roos krijgt een extreme chronische variant van die ziekte. Wat Kristien ook goed beschrijft is het vertrouwen dat patiënten hebben: we komen er wel uit, denken ze, terwijl ze daar als patiënt volstrekt geen greep op hebben. Tenzij we zeker weten dat het helemaal mis is, antwoorden we desgevraagd meestal dat de kans op overleven fiftyfifty is. Dat kan flauw klinken, maar uit alle statistieken kunnen we nauwelijks een bruikbaarder getal halen.’

Aan het eind van de roman leeft Roos. Wat zal er uiteindelijk met haar gebeuren? Huijgens: ‘Op een gegeven ogenblik ontstaat er een stabiele toestand. Maar de ziekte kan altijd weer de kop opsteken. Of ze kan te maken krijgen met een levensbedreigende infectie.’

Nederlanders

Tijdens haar verblijf op de afdeling viel het Hemmerechts op hoe verschillend Nederlanders en Belgen omgaan met ziekte en ziekzijn. ‘Ik kom hier vaak en graag’, zegt ze. ‘Maar soms lijkt het alsof ik op een andere planeet ben beland. Op de afdeling lag een Française. Ze had medelijden met zichzelf en voelde zich onbegrepen. Ik sprak Frans met haar. Dat waardeerde ze zeer. Nederlanders houden niet van zielig zijn en op je bed liggen jammeren. Je moet vooral flink zijn en rationeel. Het leidt tot een bijna analytische houding tegenover ziekte. Ik zie jullie soms louter als ‘hoofd’.’

Peter Huijgens herkent die basishouding ook in dokters. ‘Daar komt bij: we zijn hier niet alleen in Nederland, maar ook nog eens in Amsterdam én bij Hematologie. Dat betekent dat we nogal direct met elkaar omgaan. Als de jongste verpleegkundige ’s nachts om drie uur de hematoloog nodig heeft, dan belt ze hem gewoon. Mensen uit zuidelijker streken moeten we dat leren.’

‘Dat heilige geloof in protocollen is zo naïef,
dat werkt op mijn lachspieren’

Hemmerechts: ‘En dan dat heilige geloof in protocollen. Zo naïef; dat werkt op mijn lachspieren.’ Op zijn beurt lacht Huijgens uitbundig om zoveel Vlaamse verbazing. Dan serieus: ‘Als je na het plassen altijd je handen op dezelfde manier wast, kun je tijdens het wassen nadenken over een echt ingewikkeld probleem. Ik bedoel: zo werken protocollen ook. Wie bijvoorbeeld steeds moet nadenken over de behandeling van een pneumonie, heeft geen tijd om zich te verdiepen in de werkelijk moeilijke zaken. Hier moeten we vaak individualiseren. Zonder dat komt er geen patiënt toe aan een leukemiebehandeling. Dat moet je durven; in de hematologie heb je lef nodig.’

‘Zoveel giswerk’

Hemmerechts’ verblijf in het VU-ziekenhuis was ook om andere redenen een eyeopener. De inzet van artsen omschrijft ze weliswaar als ‘gigantisch’, maar wat haar verontrustte was dat aan patiëntenbesprekingen zoveel giswerk te pas kwam. ‘Het was een soort puzzelen: zou het dit kunnen zijn, of dat? Wat zou kunnen helpen? Patiënten werden soms sterk verschillend beoordeeld: waar de ene arts iemand nog goed vond, zag de ander een patiënt die vegeteerde. Als patiënt ken je die onzekerheden van dokters niet. Ze zijn ook moeilijk te communiceren, denk ik. Ik had de indruk dat met name mannen zich wat meer installeren in de rol van de arts die het allemaal wel weet. Terwijl vrouwelijke artsen toch wat eerlijker zijn, meer prijsgeven van hun twijfels. Patiënten houden overigens meer van artsen die zeggen dat het goed komt.’

‘Pasklare antwoorden hebben we inderdaad vaak niet’, reageert Huijgens. ‘Wat wij doen is associëren, meer nog dan puzzelen. Gebruik makend van al onze verzamelde kennis. In de hoop dat uit die mêlee iets tevoorschijn komt waar we wat aan hebben. Daarbij is er op die vergaderingen een verbod om iets op te zoeken op de computer. Het antwoord vind je daar toch niet.’

Nog zo’n eyeopener was het mensbeeld in de moderne geneeskunde. In de eerste weken van zijn studie medicijnen hoort Hemmerechts’ hoofdpersoon, Titus, vier ‘ontluisterende’ definities van de mens. Eén docent heeft het over een bak met cellen, een ander over een zak eiwitten, weer anderen over een zak moleculen of een zak DNA. Hemmerechts heeft artsen zo horen spreken: ‘Ik had de indruk dat het vooral een stoere manier van zeggen was.’ Die haar niettemin te denken gaf, en dat kreeg zijn weerslag in de roman. Tegen het slot zal een vriendin van Titus, filosofiestudente Patricia, tot het inzicht komen dat biologie misschien wel interessanter is dan filosofie. Hemmerechts: ‘De mens is inderdaad een zak moleculen of een bak cellen, bedenkt ze. Maar waarom doen we daar toch zo neerbuigend over? Daar moet altijd geest bij, en ziel, vrije wil en persoonlijkheid, terwijl het lichaam op zichzelf al zo ongelooflijk wonderlijk is. Een bak cellen, ja, maar het is wel de essentie.’

Peter Huijgens is blij met Hemmerechts’ boek. ‘Alle communicatie over gezondheidszorg gaat of over medisch inhoudelijke of medisch-technische onderwerpen – vaak in termen van: het is toch een godswonder dat we zoveel kunnen – of over missers en fouten. Kristien geeft op haar manier een panoramisch en herkenbaar beeld van de zorg. Ze gunt lezers een blik achter de schermen, en daar kunnen ze van leren. We zien hoe eenzaam patiënten met bloedziekten altijd zijn. Hoe ze altijd door een hel gaan, in de hoop dat ze ooit weer in het vagevuur van de wereld zullen terechtkomen. Dat wordt heel vaak niet herkend. Een goede schrijver kan dat laten zien.’

Sterfbed

Het verblijf op de afdeling Hematologie zal Hemmerechts nog lang heugen. ‘Ik heb de fantasie dat ik op mijn sterfbed omringd zal zijn door alle personages uit al mijn romans. Ik heb een enorme band met ze en ik houd vreselijk veel van ze. Maar met dit boek komen er de patiënten bij, met wie ik heb gesproken, bij wie ik vaker langs ben geweest, en die ik in mijn hart heb gesloten. Ik zou, nu ik erover praat, zelfs makkelijk tranen in mijn ogen kunnen krijgen. Ze vertrouwden mij veel toe: ik was iemand met tijd, iemand die graag luisterde. Ik zal ook die “echte” mensen niet vergeten. Ze hebben mij geleerd dat mensen vooral willen leven. Roos sterft daarom niet. Dat zou te gemakkelijk zijn geweest. In de ogen van buitenstaanders is haar levenskwaliteit laag, maar in haar ogen is die goed. Ik zal nu niet meer zo snel zeggen dat onder bepaalde omstandigheden het leven voor mij niet meer hoeft.’

Henk Maassen




Engelen of hooligans

‘Er bestond niet zoiets als een perfecte match. De enige perfecte match waren je eigen stamcellen. Punt. Uit. Alleen van je eigen stamcellen wist je zeker dat ze niet afgestoten zouden worden. (...) Roos kreeg allogene stamcellen. Dat vergrootte de kans dat de kankercellen werden opgeruimd. Helaas kon niemand voorspellen hoe die allogene stamcellen zouden worden ontvangen. Of hoe ze zich bij hun gastvrouw zouden gedragen. Als engelen? Als hooligans? Als therapeuten? Als terroristen? Edith mocht dan tien keer Roos’ zus zijn, het bleven allogene stamcellen. Vreemd materiaal. Niet eigen.’

Uit: Kristien Hemmerechts, Haar bloed



Kristien Hemmerechts, Haar bloed, Uitgeverij De Geus, 234 blz., 18,95 euro.




‘Ik las haar werk, we ontmoetten elkaar en het klikte’, zegt hoogleraar Peter Huijgens over auteur Kristien Hemmerechts. Beeld: De Beeldredaktie, Marco Okhuizen
‘Ik las haar werk, we ontmoetten elkaar en het klikte’, zegt hoogleraar Peter Huijgens over auteur Kristien Hemmerechts. Beeld: De Beeldredaktie, Marco Okhuizen
Kristien Hemmerechts: ‘Onvermijdelijk had ik toch soms het gevoel dat ik verpleegkundigen in de weg liep, dat ik een binnendringer was.’
Kristien Hemmerechts: ‘Onvermijdelijk had ik toch soms het gevoel dat ik verpleegkundigen in de weg liep, dat ik een binnendringer was.’
 Peter Huijgens: ‘Kristien geeft op haar manier een panoramisch en herkenbaar beeld van de zorg.’
Peter Huijgens: ‘Kristien geeft op haar manier een panoramisch en herkenbaar beeld van de zorg.’
Meer over een eerder boek van Kristien Hemmerechts: Meer over eerdere schrijver die in het VU ziekenhuis verbleven en schreven: <strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>
hematologie
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.