Laatste nieuws
3 minuten leestijd
Wetenschap

Functionele buikklachten vragen om geruststelling

Plaats een reactie

Veel functionele buikklachten bij zowel volwassenen als kinderen zijn nog altijd niet goed behandelbaar, zo bleek tijdens het vorige week in Amsterdam gehouden congres van de wereldorganisatie voor huisartsen, Wonca.


Neem het irritable-bowel syndrome (IBS). Kijkend naar de gangbare behandelingen constateert de Utrechtse onderzoeker Otto Quartero dat bulkvormers niet effectiever zijn dan placebo’s. Spasmolytica blijken wel significant effectiever dan neppillen, maar de vraag is hoe klinisch relevant deze bevinding is. Het number needed to treat bedraagt vier tot twaalf, aldus Quartero. Bovendien is het de vraag welk spasmolyticum de voorkeur verdient: de aloude pepermuntolie, het bekende butylscopolamine (Buscopan) of het veelgebruikte mebeverine (Duspatal), dat niet eens een significante verbetering blijkt op te leveren.


In het buitenland worden soms ook antidepressiva voorgeschreven, maar volgens Quartero bestaat daar weinig evidentie voor. Wie zijn toevlucht zoekt bij (Chinese) kruiden, kan daarvoor wel wat evidentie vinden, hetgeen overigens ook geldt voor probiotische middelen zoals Yakult.


Psychologische therapieën kunnen effectief zijn, maar het is onduidelijk welke patiënten daarvoor in aanmerking komen. Zolang daarover niets valt te zeggen, wil Quartero deze vorm van behandeling niet aanbevelen. Evenmin als Zelnorm, een middel dat in de VS sinds kort op de markt is. Het is in Europa (nog) niet toegelaten, omdat het maar 10 procent beter werkt dan een placebo.


Huisarts en wetenschapper Henriëtte van der Horst beschouwt de veelbesproken cognitieve gedragstherapie als een potentieel bruikbare interventie, maar weet ook dat die in de eerste lijn meestal niet haalbaar is. Daarom, zo zegt ze, moeten huisartsen zich concentreren op de exploratie en verlichting van angsten bij patiënten (‘Ik heb iets ernstigs’), de exploratie en bespreking van foute cognities over hun ziekte (die kunnen leiden tot somatische attributies) en de exploratie en beïnvloeding van disfunctioneel gedrag. Daarbij denkt ze vooral aan vermijdingsgedrag: de ‘ziekte’ maakt dat de patiënt bepaalde dagelijkse handelingen nalaat.


De huisarts dient volgens haar ‘gerust te stellen’. ‘Doe een lichamelijk onderzoek, toon uw expertise en bagatelliseer de angsten van de patiënt niet.’


De Deense onderzoeker Villy Meinecke-Schmidt wijst erop dat patiënten met IBS geen hoger risico lopen op ernstige darmziekten dan mensen zonder de aandoening. IBS-patiënten verschillen, zegt hij, nauwelijks van de normale populatie als het gaat om de prevalentie van aandoeningen als colonkanker, inflammatory bowel disease en lactose malabsorptie. Alleen coeliakie komt bij hen wat vaker voor. Over het waarom tast men in het duister.


IBS-patiënten vormen volgens de Deen een heterogeen gezelschap; de een heeft constipatie, de ander diarree, een derde afwisselend beide. Misschien gaat het wel om verschillende aandoeningen.


Reden waarom de Brit Greg Rubin, hoogleraar huisartsgeneeskunde, pleit voor de overkoepelende aanduiding gastro-intestinale ziekten, waarbij hij ‘ziekten’ nadrukkelijk tussen aanhalingstekens zet, ‘omdat deze aandoeningen zoveel voorkomen dat we ze eigenlijk geen ziekten meer kunnen noemen’.


Volgens hem gaan de problemen terug op een hypersensitiviteit voor darmdistensie, die weer kan worden veroorzaakt door disfuncties van het enterisch zenuwstelsel (de neuronale besturing van het maagdarmkanaal), gladde-spierabnormaliteiten, het vrijkomen van inflammatoire mediatoren, dieetsensitiviteit en psychosociale stoornissen. In het algemeen dus om verstoringen in de brein-darm-as.


Volgens Rubin gaat het om een langetermijnprobleem: ‘Kleine buikpijnpatiënten worden grote buikpijnpatiënten.’ Maar onderbouwde uitspraken daarover zijn niet goed mogelijk. De marges zijn groot: wellicht continueert 50 tot 70 procent van de kinderen hun klachten in de volwassenheid.


Sinds de fameuze studie van Apley uit 1958 (Archives of Diseases in Childhood, 33, 165-170) was lange tijd het algemene idee dat de meeste van die klachten bij kinderen een psychogene oorsprong hebben. Maar recent onderzoek heeft dat idee aan het wankelen gebracht. Inmiddels heeft, in 1999, een internationaal gezelschap van kinderartsen een onderverdeling gemaakt van de buikklachten bij kinderen (gepubliceerd in Gut, 1999, 45 supplement II). De kinderartsen komen tot de volgende beelden: functionele dyspepsie, IBS, abdominale migraine, aërofagie en een restcategorie: functionele pijn. Die classificatie is goed en berust op de werkelijkheid, vraag is wel of dit ook implicaties moet hebben voor de te kiezen behandeling.


Wat dat betreft staat volgens de Britse epidemioloog Stuart Logan weinig vast: of men nu kijkt naar diëten, medicatie of psychologische behandelingen - van geen enkele therapie is de werkzaamheid echt bewezen. ‘Noodgedwongen valt men dan terug op expert opinions, maar die zijn vaak biased, omdat ze bepaalde typen patiënten vaker zien dan andere. De betrouwbaarheid van hun extrapolatie naar de gehele patiëntengroep is daardoor twijfelachtig.’ Ook volgens Logan is daarom ‘geruststelling’ het beste recept en ook hij vindt dat een huisarts daar, zeker bij een kind, best wat tijd voor mag nemen. ‘Beter een keer een uur, dan 25 keer tien minuten.’ << HM


Wetenschap antidepressiva gedragstherapie prikkelbaredarmsyndroom
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.