Laatste nieuws
Sophie Broersen
10 minuten leestijd

Onder pseudoniem: Geheime auteurs

Plaats een reactie

Al sinds jaar en dag schrijven coassistenten en arts-assistenten in Medisch Contact over hoe zij hun opleiding ervaren. De meeste onder een pseudoniem. En dat is niet voor niets, blijkt uit een rondgang langs een aantal oud-auteurs.


Als deze jongen ooit arts wordt, beklaag ik de mensen die zijn patiënten zullen zijn. (…) ik begrijp niet hoe u deze laag-bij-de-grondse schrijverij duldt in uw (en ons) blad.

Ingezonden brief in Medisch Contact in 1978, blz. 1402

Schande was het, dat Medisch Contact het ‘Dagboek van een coassistent’ publiceerde. Eind jaren zeventig maakten de bespiegelingen van Alexander van Es, pseudoniem van Ignace Schretlen, veel los onder de lezers. Veel boze reacties, maar ook artsen die vol lof waren.


Laat in godsnaam de stukjes ‘Dagboek van een coassistent’ voortgang vinden. Het is wellicht eens goed zwaar te moede en hoofdschuddende artsen te confronteren met een wat realistische kijk op zaken, of anderszins eens met een andere kijk op zaken. Het zal waardering en verdraagzaamheid in de hand werken.

Ingezonden brief in Medisch Contact 1978, blz. 1014

Schretlen was de eerste van een lange reeks coassistenten en arts-assistenten die onder pseudoniem schreven over hun ervaringen. Het was overigens niet Schretlens eigen idee om zijn ervaringen naar buiten te brengen. Schretlen: ‘De verhalen waren bedoeld als een verslag voor mijn vriendengroep. Maar de toenmalige hoofdredacteur Fred Bol haalde mij over om mijn verhalen te publiceren.’

Ze knikte begrijpend. En ik vervolgde: ‘Laten wij het hebben over één plaats waar u pijn heeft. De andere pijntjes komen de volgende keer aan bod.’ Plotseling voelde ik mij als een autoritaire baas die zijn hond staat af te knauwen, maar de internist die mijn status toen controleerde verzekerde mij dat ik juist had gehandeld.

Uit: Dagboek van een coassistent, Medisch Contact 1978, blz. 1534

Ontmaskerd

De jonge Schretlen was niet voorbereid op de ongekende hoeveelheid reacties op zijn columns: ‘De reacties richtten zich niet alleen op mijn schrijven, maar ook op mij als persoon. Ze waren in extreme mate veroordelend. Er bestond – en bestaat – een hoog ideaalbeeld van de geneeskunde. Men hecht er veel waarde aan om dat beeld naar buiten toe in stand te houden. Als je daaraan tornt, wordt dat als uitermate storend ervaren, en wordt de persoon ook verketterd.’

Zijn geheim kwam uit, hij werd uiteindelijk ontmaskerd als de man achter Alexander van Es, tijdens zijn coschap chirurgie. ‘Ik werd van de een op de andere dag met andere ogen bekeken.’ Schretlen heeft tot op de dag van vandaag het gevoel dat het beeld van hem bij anderen is bepaald door zijn columns en boek onder de naam Alexander van Es. ‘Het heeft me mijn hele loopbaan achtervolgd. Een aantal artsen beoordeelt mij tot op de dag van vandaag uiterst negatief, ook zonder dat ze me ooit hebben ontmoet. Ik ben geconfronteerd met veel onredelijkheid en het is onmogelijk om dat helemaal recht te zetten.’ En dat terwijl hij zelf nooit een klokkenluider heeft willen zijn: ‘Ik schrijf niet om kritiek te spuien, maar wat mij opvalt, wil ik vastleggen. Niet om zwart te maken of te kwetsen. Maar wel als ik denk: dit kan niet zo.’

Volgens velen hebben Schretlens columns, gebundeld in het boek Anatomie van het gevoel, meer openheid gebracht. Hij heeft zelf niet het gevoel dat de tijden wezenlijk veranderd zijn: ‘Ik word een enkele keer benaderd door iemand uit de medische wereld die wil schrijven, maar angstig is om te publiceren. Die angst is reëel, want vroeg of laat ontdekt men om wie het gaat. Ik verwacht niet dat het op korte termijn makkelijker zal worden om te schrijven over de geneeskunde. Er lijkt meer openheid te zijn, maar er is ook een sterke behoefte om het imago hoog te houden. Kijk naar de blaadjes die academische centra uitbrengen, daar mag geen kritiek meer in doorklinken. Het zijn bijna advertentieblaadjes, terwijl de werkelijkheid nooit zo mooi kan zijn. Maar kritische signalen dreigen steeds vaker repercussies te hebben.’

Co van de week

Oogheelkunde was een verschrikking. Het vak niet, maar de vakgroep waarin ik terechtkom wel. (…) De hele dag word ik afgesnauwd, uitgelachen in bijzijn van patiënten, en met bergen huiswerk naar huis gestuurd. Ze vertellen me dat dankzij hen al drie coassistenten oogarts willen worden, maar ik denk dat dit sociaal-wenselijke antwoorden waren van hulpeloze co’s.

Uit: Veldwerk, Status Co, Medisch Contact 2001, blz. 1526


De coassistent die in 2001 en 2002 onder de naam Status Co schreef over haar ervaringen, is niet ontmaskerd. Ook zij heeft niet de illusie dat haar schrijverij iets veranderd heeft. In het geval van de oogartsen die ze aanviel in haar column ‘Oogheelknudde’ (zie fragment), is dat zeker niet het geval: ‘Van andere co’s hoorde ik dat de oogartsen in kwestie dat stukje hadden uitgeknipt en opgehangen, daarbij zeggend dat het in ieder geval niet om hen ging.’

Voor haar leverde het schrijven vooral veel positiefs op: ‘Tijdens je coschappen maak je soms vervelende dingen mee. Bij interne geneeskunde namen de artsen de moeite niet om de naam van de nieuwe coassistent te onthouden. Ze wisten dat je de co was, omdat je op de zogenaamde costoel zat, en ze noemden je gewoon de co van de week. Op zo’n moment kon het mij niet schelen dat ze deden of ik niet bestond, omdat ik dan al wist dat ik erover ging schrijven.’

De coassistent is inmiddels medisch specialist. Toen zij aan haar specialistenopleiding begon, was het uit met de pret: ‘Mij werd duidelijk gemaakt dat het niet de bedoeling was dat ik over mijn opleiding zou schrijven.’

Boze brieven

Onlangs had ik voor het eerst het genoegen om met de hoogleraar als supervisor op de operatiekamer te staan. Dat ik hierop een jaar heb moeten wachten, komt doordat hij zich voornamelijk op het management heeft gestort en zich nog slechts zelden in ok-outfit hult. De geruchten over zijn tanende klinische vaardigheden bereikten mij ondertussen van alle kanten (…). En ze bleken behoorlijk eufemistisch te zijn.

Tijdens de anesthesieën die dag zag ik de professor alle wetten van de lokale anesthesie die mij het afgelopen jaar zijn ingestampt, overtreden. Verder kwam ik erachter dat de bediening van de beademingstoestellen niet meer aan hem kon worden overgelaten. Ook de dosering van een aantal van de gebruikte middelen bleek geen onderdeel meer te vormen van zijn actieve kennis.

Uit: Veldwerk, Gaston Boer, Medisch Contact 2004, blz. 430

Gaston Boer is niet zo lang aan het woord geweest als Schretlen. Na drie columns onder dit pseudoniem werd het de arts-assistent te heet onder de voeten. Boer was kritisch over zijn opleiding, over de manier van examineren en over een hoogleraar die in de praktijk niet meer goed functioneerde. Vooral na die laatste column waren de rapen gaar: boze brieven aan Medisch Contact, en in meerdere ziekenhuizen werden assistenten op het matje geroepen, met de vraag of zij misschien Gaston Boer waren. Boer: ‘Ik heb in dubio gestaan, want ik voelde me een lafaard, maar ik zat pas vroeg in mijn opleiding, en ik dacht dat als het uit zou komen, ik mezelf in de vingers zou snijden. Uiteindelijk was het me niet mijn opleiding waard. Maar ik vond het eigenlijk belachelijk om me daar zorgen over te moeten maken.’

Had hij het achteraf anders gedaan? ‘Ik zou subtieler zijn geweest, dan had ik die columns langer kunnen volhouden. Maar ik was ook echt boos op dat moment. De reacties die het losmaakte, verbaasden mij. Eigenlijk dacht ik dat die columns toch niet zo goed gelezen werden. Dat was een vergissing. Maar in plaats van dat mensen dachten: in die opleiding gaat iets niet goed, wat vervelend, laten we daar wat aan doen, werd de boodschapper aangevallen, en het blad dat het publiceerde.’ Of het wat heeft opgeleverd, daar is Boer bescheiden over: ‘Mensen hebben zich bekeken gevoeld, en dat heeft wat extra introspectie opgeleverd. Die hoogleraar is kort na het verschijnen van die column wel opgehouden op de ok, hij deed alleen nog poli. Als ik mezelf heel gaaf vind, kan ik zeggen dat het door die column kwam, maar ik betwijfel het. Hetzelfde geldt voor de examens: die vragen nu meer van assistenten, en zo’n column kan eraan bijgedragen hebben, maar dat zul je nooit weten.’ Ondanks alles kan hij een column bijhouden iedereen aanraden: ‘Door te schrijven, kijk je met een andere blik naar wat je meemaakt.’

Niets aangedikt

Als ik aan de beurt ben, blijkt mijn oefenvrouw een onvindbare portio te hebben. Aan alle kanten stulpt vaginawand mijn speculum binnen en ik zie niets meer. Ik voel me onhandig, maar gelukkig krijgt de andere vrijwilliger de portio ook met geen mogelijkheid in beeld. Ik ben licht verontwaardigd. Vier uur geneuzel om het daarna eindelijk te mogen leren, en dan krijg ik een oefenvrouw zonder portio.

Het contrast met de werkelijkheid kan bijna niet groter. Niks eindeloze uitleg vooraf en niet één gynaecoloog die eerst het speculum tegen het been duwt ‘om de vrouw alvast te laten voelen’. Hup, onderzoeken, en binnen twee minuten is het klaar.

Uit: In opleiding, Julia Franken, Medisch Contact 2010, blz. 336


Sarah Woltz schreef een aantal jaren over haar ervaringen tijdens de geneeskundeopleiding, onder het pseudoniem Julia Franken. Bij het verschijnen van haar gebundelde columns gaf ze een interview onder haar echte naam. Inmiddels is ze aios chirurgie, in het MC Haaglanden in Den Haag. Merkt ze er nog wat van, van de jaren dat ze de column schreef? ‘Hooguit dat als er een kritisch stuk over chirurgie staat in de krant, of nu er een nieuwe columnist is bij Medisch Contact, dat mensen dan denken dat ik het ben.’

Woltz kijkt positief terug op de columns die ze schreef voor Medisch Contact: ‘Het dwong me om terug te kijken op wat ik deed, om wat ik meemaakte in een breder perspectief te zien. Anders was ik waarschijnlijk door de coschappen heen geroetsjt en was ik minder bewust geweest wat voor bijzonders ik allemaal meemaakte.’ Het was niet allemaal rozengeur en maneschijn: Franken/Woltz kwam in de problemen door een kritische column waaruit op te maken viel om welk ziekenhuis het ging. Ze wil de historie niet nog eens oprakelen. Sterker nog, achteraf gezien had ze het ook anders willen aanpakken, zegt Woltz nu: ‘Ik heb niets aangedikt, het was waar wat ik opschreef, en ik dacht destijds: doe er dan wat aan in plaats van woedend op mij te zijn! Maar nu ik zelf werk in een ziekenhuis waar ik het erg naar mijn zin heb, snap ik de verontwaardiging beter. In mijn eigen ziekenhuis gaat heus ook wel eens iets mis – zoals overal – en ik zou het ook vervelend vinden als een coassistent dan meteen opschrijft dat de verpleegkundigen of de artsen zo laks zijn, bijvoorbeeld. Omdat ik weet hoe oneindig veel dingen wél goed gaan. Wat zou ze nieuwe columnisten adviseren? ‘Zorg ervoor dat het echt niet herleidbaar is. Anders komt het over alsof je een klokkenluider wilt zijn. Daar is een column niet het juiste medium voor.’

Of het zo belangrijk is, dat artsen en studenten hun belevenissen beschrijven, betwijfelt ze: ‘Tja, het is vooral vermaak. Maar toch, voor de ouwe rotten is het misschien wel nuttig om de medische wereld nog eens door de ogen van een co te zien.’

Literaire vrijheid

Als we de darmen terug op hun plek willen leggen, komen we nog iets geks tegen. ‘Wat is dit?’ vraagt hij nu aan mij. Hij houdt een geel-roze-rood stuk vlees omhoog dat rechtsboven uit de buik lijkt te komen. Ik knijp erin. Het voelt hard aan. ‘Geen idee’, zeg ik nu. ‘Ik ook niet. Halen we er ook maar uit.’ En hij knipt het ding door en legt het in een bakje. Helaas zullen we er ook niet achterkomen wat we allemaal uit haar lichaam verwijderd hebben. P.A. is nutteloos in een ziekenhuis waar je toch geen mogelijkheden hebt om er iets aan te doen.

Uit: Hippocrates & co, Mara Simons, Medisch Contact 2012, blz. 1367

Mara Simons (pseudoniem) schreef de afgelopen twee jaar over haar coschappen in Medisch Contact, maar houdt ermee op nu zij als arts aan de slag gaat: ‘Als ik blijf schrijven, wordt de herkenbaarheid te groot.’ Ook Simons zit daar niet op te wachten: ‘Ik vind niet dat wat ik schrijf van invloed moet zijn op hoe ik word beoordeeld als arts.’ Dat gebeurde in haar ogen wel, naar aanleiding van de column ‘Ei’, waarin ze beschrijft hoe zij als coassistent in een Afrikaans ziekenhuis assisteert bij een weinig elegant verlopende operatie. Boze reacties en zelfs een verontwaardigd artikel waren het gevolg. Het verbaasde Simons: ‘Wat er staat is echt gebeurd, maar als schrijver heb je een bepaalde literaire vrijheid, het is geen operatieverslag. Dat wordt verkeerd opgevat, merkte ik. Op dat moment was ik blij dat ik niet onder mijn eigen naam schreef.’

tekst Sophie Broersen

beeld Getty images

<b>Download het PDF</b>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.