Laatste nieuws
Joost Visser
9 minuten leestijd

De snijtafel op schildersdoek

Plaats een reactie

Chirurgijns en doctoren in de kunst: van Rembrandt tot nu

Frank IJpma, chirurg in Zwolle, heeft een ongebruikelijke fascinatie: dokters die zich, in de zeventiende en achttiende eeuw, lieten portretteren tijdens een anatomische les. Hij is dan ook nauw betrokken bij een tentoonstelling over dit onderwerp, vanaf 28 september in Den Haag.

Het begon allemaal met de ontlede linkerarm van de Leidenaar Adriaan Adriaensz, in 1632 opgehangen wegens diefstal en geweldsdelicten. Op Rembrandts beroemd geworden De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp trekt die arm de aandacht van de zeven nieuwsgierig toekijkende chirurgijns. Drie eeuwen later leidt de ontlede arm tot een stevig debat in medische en artistieke kringen: sommigen menen dat de altijd zo nauwkeurige Rembrandt ook de anatomie van de arm correct heeft weergegeven, anderen zien tal van fouten. In 2006, Rembrandts 400-ste geboortejaar, besluit Frank IJpma, chirurg in opleiding in de Isala klinieken in Zwolle, met drie collega-artsen de kwestie voor eens en voor altijd op te lossen. De vier vergelijken de door Rembrandt geschilderde arm van Adriaensz met de werkelijke arm van een 41-jarige overledene. In de Journal of Hand Surgery en het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde publiceren zij hun conclusie: Rembrandt zat er op vier concrete punten naast. ‘Zo is het begonnen’, zegt – inmiddels – chirurg IJpma over zijn passie voor de geschiedenis van de heelkunde.

Zeven jaar later heeft IJpma verschillende publicaties over anatomische lessen in de zeventiende en achttiende eeuw op zijn naam staan. Hij is betrokken bij de tentoonstelling De anatomische les – van Rembrandt tot Damien Hirst in het Gemeentemuseum Den Haag, die op 28 september opengaat (zie kader). Op 14 november houdt hij tijdens de jaarlijkse Anatomische Les van het AMC en de Volkskrant het boek Amsterdamse anatomische lessen ontleed ten doop, waarin hij en professor Thomas van Gulik, chirurg in het AMC, de negen Amsterdamse schilderijen van anatomische lessen bespreken. Begin volgend jaar promoveert hij op hetzelfde onderwerp, bij Van Gulik. ‘Ja, het is wel eens wat druk’, beaamt de 33-jarige chirurg.

Beschikbare lijken
De gezondheidszorg van de zeventiende eeuw draait om chirurgijns en om doctoren, de doctores medicinae. ‘Chirurgijns waren handwerkers, opgeleid in een meester-gezelverband’, vertelt IJpma. ‘Ze werkten in chirurgijnswinkeltjes in de stad, aanvankelijk als barbiers. Later behandelden zij uitwendige kwalen, hielden zich bezig met aderlaten en wondbehandeling. De doctoren daarentegen hadden aan een universiteit gestudeerd, en soms ook een buitenlandse academische reis gemaakt. Hun werk kun je vergelijken met dat van de huisarts of internist van tegenwoordig. Zij hielden spreekuur, schreven recepten voor en gaven adviezen over kwalen en ziektes. Als er een ingreep nodig was, schakelden zij een chirurgijn in.’

Die chirurgijns waren aangesloten bij het chirurgijnsgilde, dat hun belangen behartigde, het beroep afbakende en scholing en nascholing organiseerde. De wekelijkse lessen, over onderwerpen als fysiologie, anatomie en osteologie, werden gegeven door een praelector anatomiae, een doctor van naam. IJpma: ‘Met een lesbriefje kregen de chirurgijns toegang tot de lessen. Afwezigheid werd niet op prijs gesteld, soms zelfs beboet.’ Eerst één, later een paar keer per jaar afhankelijk van het aantal beschikbare lijken – organiseerde het gilde een anatomische les. Aan het begin van de zeventiende eeuw, toen Amsterdam nog maar 30 chirurgijns telde, waren dat kleine, besloten bijeenkomsten. Maar een eeuw later werkten er ongeveer 250 chirurgijns in de stad, en waren de anatomische lessen uitgegroeid tot publieke evenementen, zegt IJpma. ‘In 1691 werd het anatomisch theater in De Waag geopend, daar konden zo’n driehonderd bezoekers in, die voor vier stuivers een kaartje konden kopen. Op de centrale plaats, rond de snijtafel, zaten de stadsbestuurders en ervaren doctoren, daaromheen de andere doctoren, gildebestuurders en oude, ervaren chirurgijns. Zodat de jongeren, die er echt van moest leren, samen met het publiek achteraan zaten.’

Hadden ook die anatomische lessen een wisselend thema, zoals de gewone lessen?
‘Het ging altijd om de kennis van de anatomie van het menselijk lichaam. Meestal begon de praelector de les met een moralistisch betoog over de waardigheid van het lichaam en de vergankelijkheid van het bestaan. Dan begon de ontleding, eerst van de bederfelijke organen in de buik, dan van de borstholte, het brein en tenslotte de ledematen. Soms duurde een anatomische les vijf dagen, een enkele keer wel elf. In principe mochten de toeschouwers niet lachen, praten of rondlopen. Ze mochten ook geen delen van het lichaam meenemen, op straffe van een boete van maar liefst zes gulden. Aanvankelijk mochten er wel vragen aan de praelector worden gesteld, maar later was dat door het aantal bezoekers niet meer mogelijk.’

Vanwege de bederfelijkheid van de organen werden de lessen ’s winters gehouden, vertelt IJpma. Pas aan het eind van de zeventiende eeuw veranderde dat, door een vinding van anatoom Frederik Ruysch. Deze fungeerde rond de eeuwwisseling niet alleen als praelector, hij deed daarnaast veel prepareerwerk en bouwde een enorme collectie op van ruim tweeduizend anatomische preparaten, die hij uiteindelijk verkocht aan tsaar Peter de Grote van Rusland. Hij was het die erin slaagde om lichamen te conserveren, waarna er ook incidenteel lessen in het voorjaar werden gegeven. De lichamen die voor de lessen werden gebruikt waren aanvankelijk die van ter dood gebrachte misdadigers. Later werden ook mensen gebruikt uit de gasthuizen, de opvanghuizen voor armen en daklozen. IJpma: ‘Als iemand stierf die geen nabestaanden had en om wie niemand zich bekommerde, werd het lijk wel eens gebruikt voor een anatomische les. Of voor de medische obducties die in het gasthuis werden gedaan.’

Geven de schilderijen die van die anatomische lessen werden gemaakt, een getrouw beeld van de werkelijkheid?
‘Nee, zeker niet. Het zijn in feite groepsportretten, geschilderd om de chirurgijns en de praelector te vereeuwigen. Op het oudste schilderij, de Anatomische les van Sebastiaan Egbertsz, tussen 1601 en 1603 gemaakt door Aert Pietersz, staan de mensen netjes gerangschikt en kijken ze om zo te zeggen allemaal recht in de camera. De anatomische ontleding is hier bijzaak. Op Rembrandts De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, uit 1632, zijn de mensen actiever en kijken ze verschillende kanten op, ook naar het lijk. Dat lijkt waarheidsgetrouw, maar ook zo heeft het er in werkelijkheid niet uitgezien. Zo’n anatomische les was een hoogtepunt, de trots van het chirurgijnsgilde, en dus een geschikt thema voor een schilderij. Maar uiteindelijk ging het niet om een weergave van die les, maar om de portretten van de praelector en enkele chirurgijns. Die moesten de schilder daar ook flink voor betalen.’

Op dit schilderij van Rembrandt is het lichaam nog intact, afgezien dan van de ontlede arm. Dat klopt dus niet?
‘Dat lijkt een symbolische betekenis te hebben. De zestiende-eeuwse anatoom Andreas Vesalius, maker van het standaardwerk op het gebied van de anatomie, laat zich op de voorkant daarvan afbeelden met een ontlede arm. Mogelijk heeft Tulp dezelfde pose gekozen om als het ware de Vesalius van zijn tijd te zijn. Op één van de twee schilderijen waar Frederick Ruysch als praelector fungeert, in 1670 geschilderd door Adriaen Backer, haalt hij lymfevaten uit de lies van het lichaam op de snijtafel, en laat hij zien dat daar kleppen in zitten. Ook dat heeft betekenis, want Ruysch heeft de anatomie van de lymfevaten ontrafeld. Blijkbaar was dat voor hem belangrijk en een geschikt onderwerp voor het schilderij. Symboliek zit ook in het tweede schilderij van een anatomische les van Ruysch, in 1683 gemaakt door Jan van Neck. Daarop staat ook zijn zoon Hendrick, met een skelet naast zich. Dat maakt met één hand een grijpbeweging naar de hoed die de jongen onder zijn arm heeft, een hoed die is voorbehouden aan een praelector. Met de andere hand wijst het naar Ruysch. Zo maakt het schilderij duidelijk dat Hendrick is voorbestemd om in de voetsporen van zijn vader te treden.

Sikkel
Bladerend in de boeken op tafel laat IJpma een tweede anatomische les van Rembrandt zien, gemaakt in 1656. Het is de De anatomische les van Dr. Jan Deijman, de opvolger van Nicolaes Tulp als praelector. Het schilderij is bij een brand grotendeels verloren gegaan. Wat resteert is een fragment waarin Deijman uit de schedel van de gedode misdadiger Joris Fonteijn de falx cerebri licht, het membraam tussen de linker- en rechterhersenhelft. IJpma heeft de anatomische structuur daarvan bestudeerd op het lichaam van een 90-jarige vrouw van wie de hersenen werden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. De falx heeft duidelijk de vorm van een sikkel, schrijven hij en zijn coauteurs in een artikel in het septembernummer van Neurosurgery. Dat Rembrandt juist dit vlies gebruikte als representatief voor het brein, is niet voor niets. IJpma: ‘De sikkel is het symbool van de dood. Door dit membraam te tonen, heeft de schilder de vergankelijkheid van het bestaan willen laten zien.’

Je kunt op drie manieren naar de anatomische lessen kijken, vat IJpma zijn woorden samen. Je kunt uitzoeken hoe de lessen destijds verliepen, en met welk doel. Je kunt ook de aandacht richten op de schilderijen, en proberen die te interpreteren. Maar je kunt ook leren wat de doctoren en chirurgijns precies bewoog, hoe zij dachten en wat zij deden. Dat laatste is wat hem in zijn medisch-historisch onderzoek het meeste boeit: de mensen die op de schilderijen figureren, tot leven brengen, te weten komen wat zij deden. IJpma: ‘ Van de geportretteerde chirurgijns weten we niet zo veel, maar van de praelectoren is veel bekend. Tulp, bijvoorbeeld, beschrijft in zijn handboek de ziektegeschiedenissen van ruim tweehonderd patiënten. Van mensen met een ingeslagen schedel tot mensen met bepaalde bindweefselziektes. Hij legt een relatie tussen longziekten en roken, en beschrijft obducties op mensen met een tumor, om te zien wat er met hen aan de hand was. Hij onderzoekt hoe een ontsteking van het ‘maagkussentje’, de alvleesklier, er van binnen uitziet. Als chirurg herken ik de symptomen die bij bepaalde ziektebeelden horen. Ik probeer me voor te stellen hoe hij en andere doctoren en chirurgijns daartegenaan keken en oplossingen zochten. Met zoveel minder kennis dan we nu hebben, en zonder te beschikken over foto’s en scans.’



De anatomische les

Op de tentoonstelling De Anatomische Les - van Rembrandt tot Damien Hirst in het Gemeentemuseum Den Haag worden de tien anatomische lessen die in de zeventiende eeuw in Nederland zijn geschilderd, bij elkaar gebracht. Daaronder natuurlijk Rembrandts De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, maar ook minder bekende schilderijen van onder meer Michiel van Mierevelt en Adriaen Backer. Daarnaast zijn objecten te zien uit de geschiedenis van de medische wetenschap, waaronder het preparaat Kind met de Turkse muts, dat omstreeks 1720 is gemaakt door – vermoedelijk – de anatoom Frederik Ruysch.

Ook worden hedendaagse kunstwerken getoond die de imperfectie van het menselijk lichaam en de verhouding tussen lichaam en geest tot onderwerp hebben. Daaronder zijn werken van onder meer Francis Bacon, Damien Hirst en de Nederlandse beeldhouwer Folkert de Jong.

De tentoonstelling is te zien van zaterdag 28 september tot en met 5 januari 2014.



Joost Visser, journalist Medisch Contact

j.visser@medischcontact.nl



Chirurg Frank Ijpma voor Rembrandts Anatomische les<br>Foto: de beeldredaktie, Phil Nijhuis
Chirurg Frank Ijpma voor Rembrandts Anatomische les<br>Foto: de beeldredaktie, Phil Nijhuis
Rembrand van Rijn (1606-1669). Detail uit De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp. Olieverf op doek, 169,5 x 216,5 cm, Mauritshuis, Den Haag.
Rembrand van Rijn (1606-1669). Detail uit De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp. Olieverf op doek, 169,5 x 216,5 cm, Mauritshuis, Den Haag.
Adriaen Backer (1635/'36-1684). De anatomische les van Dr. Frederik Ruysch, 1670. Olieverf op doek, 168 x 244 cm, Amsterdam Museum
Adriaen Backer (1635/'36-1684). De anatomische les van Dr. Frederik Ruysch, 1670. Olieverf op doek, 168 x 244 cm, Amsterdam Museum
Jan van Neck (ca. 1635-1714). De anatomische les van Dr. Frederik Ruysch, 1683. Olieverf op doek, 142 x 203 cm, Amsterdam Museum
Jan van Neck (ca. 1635-1714). De anatomische les van Dr. Frederik Ruysch, 1683. Olieverf op doek, 142 x 203 cm, Amsterdam Museum
Rembrand van Rijn (1606-1669). De anatomische les van Dr. Jan Dreijman (fragment), 1656. Olieverf op doek, 113 x 135 cm, Amsterdam Museum
Rembrand van Rijn (1606-1669). De anatomische les van Dr. Jan Dreijman (fragment), 1656. Olieverf op doek, 113 x 135 cm, Amsterdam Museum
<b>Download dit artikel (PDF)</b>
anatomie & fysiologie kunst
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.