Laatste nieuws
Joost Visser
5 minuten leestijd
Achter het nieuws

Hoezeer moet de co op zijn tellen passen?

1 reactie

Coassistenten leren dat ze hun mond moeten opendoen als hun opleider dingen doet die ogenschijnlijk niet door de beugel kunnen. Maar dat is niet altijd makkelijk.

Een goede huisarts, bourgondisch en joviaal, en met hart voor zijn patiënten. Zo omschrijft een jonge arts – we noemen haar Sarah – de huisarts die zij trof tijdens haar laatste coschap. Eén probleem: hij sloeg vrouwen graag op de billen en maakte seksueel getinte opmerkingen. ‘Laat je kut maar zien’, zei hij eens tegen een patiënte bij wie hij een spiraaltje plaatste. Sarah had er nooit aan getwijfeld wat zij in zo’n geval zou doen: direct zeggen dat dit niet door de beugel kon. Maar zo makkelijk was het niet: ‘De patiënt was erbij, en die moet je niet betrekken bij wat zich tussen twee dokters afspeelt. Ik heb later wel geprobeerd het ter sprake te brengen, maar hoe doe je dat? Ik liep vast.’ Zij sprak erover met haar begeleidster aan het umc, en die gaf de huisarts – zonder Sarah daarin te kennen – een waarschuwing. Het maakte de sfeer er niet beter op. ‘Waar een patiënt bij was, begon de huisarts erover te mekkeren dat ik een klacht had ingediend. Toen was het genoeg. Ik stuurde een mail dat ik niet meer verder ging met het coschap.’

Gedragsregels
Op papier is het eenvoudig: volgens de KNMG-gedragsregels moeten artsen zich toetsbaar opstellen, en elkaar aanspreken op mogelijke missers. Dat geldt ook voor de coassistent: die moet – hoe logisch – óók toetsbaar zijn. En omgekeerd mag, of zelfs: moet, hij of zij de opleider erop aanspreken als deze anders handelt dan van een arts mag worden verwacht. Zoals ook Sarah worden aankomende coassistenten van meet af aan getraind in die rol. Aan alle acht medische faculteiten komen zij periodiek bij elkaar in een mentorgroep, waar het onderwerp ‘professioneel gedrag’ volop aandacht krijgt. ‘Wij leren studenten dat zij de zaken moeten bespreken op de werkplek zelf’, benadrukt Marina Kuyper, mentor aan het Radboudumc.

Bang
Of ook de coassistent van Nico Tromp in Tuitjenhorn deze les goed in praktijk heeft gebracht, is de vraag. Volgens haar eigen verslag ging de huisarts bij het optrekken van de spuiten nauwelijks in op haar opmerking dat ‘zij geleerd had dat dit niet zo mag’ (zie ook 'Gedrag co Tuitjenhorn stemt optimistisch'). Maar in zijn schriftelijke reactie op het inspectiebevel om zijn werk tijdelijk neer te leggen, meldt Tromp dat hij haar nadien ‘diverse malen’ had uitgenodigd om over zijn beleid te praten, maar dat zij dat steeds had geweigerd. Hoe het ook zij, het is voor een coassistent kennelijk niet eenvoudig om twijfels te bespreken. Dat kan te maken hebben met een afwerende houding van de arts (‘Maak je niet druk, zo doe ik dat nu eenmaal’), maar ook met huiver bij de coassistenten zelf. Kuyper: ‘Zij zien op tegen de artsen die hun opleiding verzorgen. Of ze zijn bang voor een slechte beoordeling.’ En nood breekt wet: lukt het niet om een heikele kwestie met de arts te bespreken, dan móet de coassistent wel te rade gaan bij de begeleider aan het umc – zoals hun dat wordt geleerd. ‘Second best’, noemt een betrokkene dat, ‘maar in elk geval beter dan er alleen met andere studenten over praten.’

Geloven
Of het goed is om het verhaal van coassistenten zonder meer te geloven, is vervolgens wel de vraag. ‘Hun visie op zaken is vaak nog zwart-wit, of liever: groen, en ongenuanceerd’, stelt een van hen zelf in een discussie op Facebook: ‘Die visie behoeft relativering.’ Zeker de coassistent die denkt dat het alleen gaat om het strikt naleven van richtlijnen en protocollen, heeft wat te leren. ‘Je helpt de student niet als je hem of haar toetsloos gelooft’, zegt een huisarts in een reactie. Begeleider en coassistent moeten samen met de opleider gaan praten om diens versie van het verhaal te horen. ‘Zo leert de coassistent om genuanceerd te denken.’

In de zaak-Tuitjenhorn heeft het AMC de coassistent wél op haar woord geloofd omdat zij ‘als een integere jonge student te boek stond.’ Dat het ziekenhuis direct de inspectie inlichtte, heeft onder huisartsen tot grote onrust geleid; zij zien een zwart scenario waarin coassistenten – en ook huisartsen in opleiding – alles waarover zij zich in de praktijk verbazen, als ‘fout’ melden bij de universiteit en vervolgens op hun woord worden geloofd – met alle consequenties van dien. Voor de huisartsen in het Gelderse Zieuwent was het aanleiding om van de opleidingen de ‘schriftelijke garantie’ te vragen signalen van fouten of incidenten die de stagiair meldt, altijd eerst met henzelf te bespreken.

Omgekeerd deed de onrust de huisarts-opleidingen vrezen voor de kwaliteit van de opleiding. In de woorden van directeur Jan Muurling van Huisartsopleiding Nederland: ‘We moeten voorkomen dat huisartsopleiders hun aiossen niet meer betrekken bij zaken die mogelijk vragen kunnen oproepen.’ Huisartsopleiding Nederland en de hoogleraren en afdelingshoofden huisartsgeneeskunde van de acht medische faculteiten – inclusief het AMC – stuurden de huisartsen vorige week een brief waarin zij benadrukken dat zij het ‘fundamentele principe’ van hoor en wederhoor hanteren als er vragen zijn over wat zich in een praktijk heeft afgespeeld.

Hoe de brief valt, weten we nog niet. De huisartsen in Zieuwent zijn hoe dan ook nog niet tevreden: ‘De brief is nog geen garantie. Dat we die krijgen, is niet meer dan fatsoenlijk.’



Coassistent loopt nauwelijks juridisch risico

De juridische positie van de coassistent is niet zo eenduidig. Tuchtrechtelijk kan hij of zij nooit aansprakelijk worden gesteld, want het tuchtrecht geldt alleen voor BIG-geregistreerden. De arts mag wel voorbehouden handelingen delegeren, maar alleen als hij ervan overtuigd is dat de coassistent bekwaam genoeg is om ze uit te voeren. Gaat er dan toch iets mis, dan is de arts daar tuchtrechtelijk voor verantwoordelijk.

Binnen het strafrecht ligt dat anders: als een coassistent iets doet wat wettelijk niet mag, is hij daarvoor – net als ieder ander – zelf verantwoordelijk. Dat geldt ook voor een situatie waarin de coassistent de arts helpt om een patiënt – buiten alle regelgeving om – van het leven te beroven. ‘In dat geval kán de coassistent worden vervolgd voor medeplichtigheid aan een strafbaar feit’, zegt Johan Legemaate, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Maar alleen als hij of zij daaraan willens en wetens heeft meegewerkt.’ En het is theorie, voegt hij daar direct aan toe: ‘Stel dat de coassistent van huisarts Tromp haar twijfels over diens handelen alleen met hem had besproken en niet met haar begeleider, en ze had er contrecoeur toch aan meegewerkt, dan nóg zou het Openbaar Ministerie haar niet hebben vervolgd. Zij leert immers nog en het OM had zeker rekening gehouden met de afhankelijkheidsrelatie waarin zij zich bevond. Zou zij geen coassistent zijn geweest maar een huisarts in opleiding, dan had het er wel eens anders kunnen uitzien. Want van een aios wordt meer verantwoordelijkheid en actief handelen verwacht.’


Joost Visser, journalist Medisch Contact

contact: j.visser@medischcontact.nl


Zie ook

Alles over de zaak-Tuitjenhorn vindt u in dossier Tuitjenhorn



Achter het nieuws recht Tuchtrecht Tuitjenhorn opleiding strafrecht
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • J.C. Nobel

    arts, Alphen aan den Rijn

    De Huisartsopleidingen – inclusief het AMC – stuurden een brief waarin zij benadrukken dat zij het ‘fundamentele principe’ van hoor en wederhoor hanteren.....

    Maar als het er echt toe doet wordt dat 'fundamentele principe' door het AMC terzijde gesc...hoven.

    Hoe geloofwaardig is deze brief dan nog?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.