Laatste nieuws
Henk Maassen Laurine Alderlieste
7 minuten leestijd

Voor zorg het land uit

Grootscheeps zorgtoerisme wordt niet verwacht

Plaats een reactie
Hollandse Hoogte
Hollandse Hoogte

Vier tot vijf miljoen Nederlanders wonen in de grensstreek. Die kunnen baat hebben bij zorg over de grens. Maar tot omvangrijk zorgtoerisme leidt dat nog niet. ‘Het zorglandschap aan de andere kant van de grens is nog te onbekend.’

‘Van de grensbewoners overweegt 60 procent bij een volgende behandeling zorg over de grens indien die sneller wordt geleverd, dichter bij huis is of kwalitatief beter is.’ Annette Dwars van EuroHealthConnect (EHC) heeft het enige jaren geleden onder andere samen met de Universiteit Twente onderzocht. EHC, gevestigd in Enschede, is contactpunt, bemiddelaar en expertisecentrum voor grensoverschrijdende gezondheidszorg in het Nederlands-Duitse grensgebied.

Volgens Dwars is er ‘een enorme kennispool’ in het grensgebied: ‘Langs de Nederlands-Duitse grens staan tien universiteiten.’ Ze constateert echter ook dat de grens voor gezondheidszorg nog steeds redelijk dicht zit, ‘omdat zorg verankerd is in nationale vergoedings-systemen en sociale zekerheid, zelfs nu een Europese richtlijn van kracht is, die inwoners van de EU-lidstaten in principe een duidelijker rechtskader over kwaliteit van de zorg, toestemming voor behandeling en de hoogte van de vergoeding biedt’.

Er zal zeker een impuls uitgaan van die richtlijn, die sinds oktober 2013 in nationale wetgeving is omgezet, maar toch verwacht ze niet dat er grootscheeps grensoverschrijdend zorgtoerisme op gang komt. ‘Daarvoor is het zorglandschap aan de andere kant van de grens, en de daarmee verbonden bureaucratie, zowel voor de patiënt als voor de verwijzend huisarts nog te onbekend terrein.’

‘Verdwaald’

EHC heeft inmiddels meegedaan aan een reeks grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. Dwars noemt het EurSafety Health-net, het project dat, met het oog op infectiepreventie, kwaliteitskeurmerken heeft verstrekt aan 129 ziekenhuizen en 351 verpleeg- en verzorgingshuizen in het Nederlands-Duitse grensgebied. Die gaan nu alle op dezelfde manier om met patiëntveiligheid.

Kleinschaliger, maar ook tekenender voor de problemen waarmee grensoverschrijdende zorg te maken heeft, is de samenwerking die het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) in Winterswijk heeft aangeknoopt met het 19 kilometer verderop gelegen St. Agnes-Hospital in Bocholt. Nederlandse patiënten met een ST-elevatie myocardinfarct (STEMI) kunnen voortaan terecht in het Duitse ziekenhuis; normaal gesproken gaan ze naar Enschede en Arnhem, plaatsen die veel verder weg liggen.

Maar lang niet alle STEMI-patiënten kunnen in Bocholt terecht. Cardioloog Jelle-Henk Hofstra: ‘Uitsluitend “verdwaalde” STEMI-patiënten komen in aanmerking. Dat zijn patiënten bij wie het infarct in de ambulance niet als zodanig is herkend en die zo op onze eerste hulp komen, mensen die zichzelf melden, of patiënten die al in ons ziekenhuis waren opgenomen. Het gaat om ongeveer tien personen per jaar. Normaal gesproken trieert de ambulance STEMI-patiënten, en die beslist dan waar ze heen moeten: Arnhem of Enschede. Er is nog een nootje te kraken met het Regionaal Overleg Acute Zorg en met de zorgverzekeraars, die groen licht moeten geven.’

Driehoek

De zorgverzekeraars vergoeden de doorverwijzing naar Bocholt. ‘Maar’, zegt Hofstra, ‘onlangs hebben ze aangegeven dat ze kritisch willen kijken of dit allemaal wel zo moet. Want Bocholt heeft wel interventiecardiologie, maar geen thoraxchirurgie als back-up, zeggen ze, terwijl dat een voorwaarde zou moeten zijn. Ik werp dan tegen dat ongeveer de helft van de Nederlandse PCI-centra geen thoraxchirurgie heeft, maar wel over goede afspraken beschikt met goede thoraxchirurgische centra in de buurt.’ Juist daarom zou het mooi zijn, aldus Hofstra, als de huidige samenwerking zich zou uitbreiden tot een driehoek, gevormd door het St. Agnes-Hospital in Bocholt, het SKB in Winterswijk en het Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede. ‘Het MST zou dan weliswaar wat patiënten met acute infarcten mislopen, maar meer patiënten vanuit Bocholt doorverwezen krijgen voor thorax-chirurgische ingrepen. Veel patiënten uit Bocholt moeten nu een eind Duitsland in voor thorax-chirurgische ingrepen, terwijl in Enschede een uitstekend centrum staat.’

Duitsland is minder op Nederland gericht dan omgekeerd

Tineke Zomer, beleidsmedewerker bij het SKB, weet dat men in Duitsland minder gericht is op Nederland dan omgekeerd. Domweg omdat Duitsland meer ziekenhuizen heeft: ‘Bocholt ligt in Noordrijn-Westfalen, dat 18 miljoen inwoners en 400 ziekenhuizen heeft, tegen ongeveer 90 ziekenhuizen in heel Nederland voor bijna 17 miljoen inwoners.’

Duitse kinderen

Uiteindelijk gaat het erom welke expertise zich waar bevindt en of je goede afspraken kunt maken, weet Annette Dwars. ‘Kinderen met hartafwijkingen komen vanuit het Duitse Oldenburg voor operaties naar het nabijgelegen UMC Groningen. En nu het ziekenhuis in
Gronau geen kinderafdeling meer heeft en patiëntjes zo’n 40 kilometer in Duitsland moeten reizen, is het Enschedese MST op zo’n 15 kilometer afstand voor die Duitse kinderen de aangewezen plek voor behandeling.’

Volgens Dwars moeten zorgverzekeraars goed beseffen dat vier tot vijf miljoen Nederlanders in de grensstreek wonen en baat kunnen hebben bij grensoverschrijdende zorg. Soms is dat ook het geval. Zo werken CZ en de Duitse zorgverzekeraar AOK samen en heeft CZ ook met Belgische ziekenhuizen afspraken gemaakt.

Het al sinds eind jaren negentig bestaande samenwerkingsverband tussen het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) en regionale ziekenhuizen in Zeeland en Brabant profiteert daarvan. Het UZA heeft contracten met de meeste Nederlandse ziektekostenverzekeraars, waaronder CZ. Zo is 12 procent van de patiënten die een hartoperatie in het UZA ondergaat van Nederlandse afkomst. Prof. dr. Inez Rodrigus, diensthoofd cardiochirurgie, legt uit: ‘Patiënten worden verwezen via hun eigen cardioloog in Nederland. Er vindt telefonisch overleg plaats tussen de cardiologen uit Nederland en het UZA, en via een digitaal systeem worden katheterisatiebeelden doorgestuurd. Op basis van de beelden en het patiëntendossier wordt beoordeeld of een patiënt in aanmerking komt voor een operatie.’

De link tussen het UZA en de Nederlandse ziekenhuizen is nog sterker op het gebied van neurochirurgie: 32 procent van de patiënten is Nederlands. Neurochirurg en diensthoofd prof. dr. Andrew Maas, zelf Nederlander: ‘De spoedeisende zorg is bijna altijd op verwijzing van een Nederlandse specialist, electieve patiënten komen hier op verwijzing van een huisarts of specialist, en sommige patiënten zoeken ons zelf op, vaak voor een second opinion.’

Hulpbehoevend

De samenwerking met Nederlandse ziekenhuizen is, evenals aan de grens met Duitsland, hoofdzakelijk eenrichtingsverkeer, aldus Maas. In België is de capaciteit nu eenmaal groter en de wachttijd korter: ‘Ik zeg het wat gechargeerd: in Nederland is de patiënt een product geworden en het ziekenhuis een productieproces. Hier in België wordt de patiënt gezien als iemand die hulp behoeft (zie ook het artikel op blz. 1412). Dat wordt ook bevorderd door een soort concurrentiemodel. Zeker in de regio Antwerpen zijn veel ziekenhuizen, misschien wel te veel: als een patiënt in het ene ziekenhuis niet op tijd geholpen wordt, of onvoldoende aandacht krijgt, staat hij een paar dagen later bij een ander ziekenhuis op de stoep. Dus als je niet snel zorg levert, verlies je patiënten. Maar we zijn ruimdenkend; als we denken dat een patiënt in Nederland of bijvoorbeeld in Parijs beter behandeld kan worden dan bij ons, dan zetten we ons daarvoor in.’

'Verzekeraars spreken over "Belgische toestanden" '

Belgische toestanden

Ook Maas en collega’s botsen af en toe met de bureaucratie van de Nederlandse zorgverzekeraars: ‘Volgens de bestaande contracten kan bijvoorbeeld een hernia van de rug met een heel duidelijk klinisch beeld geopereerd worden, maar voor andere zaken moeten we vooraf om toestemming vragen. Dat brengt extra werk met zich mee, en ook vertraging voor patiënten.’ Soms begrijpt hij de kritische opstelling van de verzekeraars echter wel: ‘In België worden, in zijn algemeenheid, indicaties wat ruimer gesteld dan in Nederland. Dat is de angst van de ziektekostenverzekeraars. Zij spreken over ‘Belgische toestanden’; zodra op een foto iets afwijkends wordt gezien, wordt het meteen geopereerd. Dat men zich daarvoor wil indekken, begrijp ik.’

En soms blijken verzekeraars de beroerdste niet. ‘We merken dat bijna alle second opinions voortkomen uit communicatieproblemen’, zegt Maas. ‘De Nederlandse arts heeft gezegd dat er niets valt te opereren. Maar, naar het oordeel van de patiënt, is dat onvoldoende uitgelegd. De ontevreden patiënt komt naar het UZA, waar hij de uitleg wel krijgt. Dat kost vaak een halfuur tot drie kwartier, en daar kregen we 23 euro voor: de kosten van een poliklinisch consult voor een Belgische patiënt. In Nederland lag het tarief van een second opinion tussen de 140 en 160 euro. Daar zat toch wel iets scheef. Eind vorig jaar hebben we met CZ een apart tarief voor second opinions kunnen afspreken.’

Net als Annette Dwars van EHC betwijfelt Maas of het aantal Nederlandse patiënten dat gebruikmaakt van ‘zorg over de grens’ de komende jaren snel zal groeien: ‘Nu binnen Nederland de ziektekostenverzekeraars veel meer gaan uitmaken in welk ziekenhuis een patiënt behandeld gaat worden, zullen er mogelijk minder patiënten deze kant op komen. Ik vind dat overigens een beperking van de vrije artsenkeuze.’

Over de brug

Tussen het Achterhoekse dorp Dinxperlo en het Duitse dorp Süderwick bestaat de grens alleen nog op papier; de dorpen en hun inwoners zijn al sinds jaar en dag met elkaar versmolten. Een ideale plaats om grensoverschrijdende zorg te bieden. Over de Nederlands-Duitse grens is een brug gebouwd die het verpleeghuis Dr. Jenny en bijbehorende wooneenheden in Dinxperlo verbindt met het Bültenhaus in Süderwick. Op de brug is een woongroep gecreëerd met plaats voor negen cliënten en daarnaast is er een ontmoetingsplek, de Taverne, waar zowel Duitse als Nederlandse vrijwilligers actief zijn.

Toch zijn de bewoners niet gemixt; in Dr. Jenny wonen alleen Nederlandse, en in het Bültenhaus alleen Duitse cliënten. Nederlandse verpleegkundigen en verzorgenden leverden tot voor kort ’s nachts zorg aan de Duitse cliënten, maar door de toegenomen zorgbehoefte van de ouder wordende cliënten, zijn er nu 24 uur per dag Duitse beroepskrachten aanwezig. Alleen in uitzonderlijke situaties komen er Duitse zorgverleners naar de Nederlandse cliënten.

Inge te Winkel, regiomanager van Careaz, de zorgorganisatie waartoe Dr. Jenny behoort: ‘Als je negatief bent, kun je je afvragen of het project voldoende heeft opgeleverd. Het is niet te vangen in harde resultaten, maar de brug draagt nog steeds bij aan de samenwerking, en dat heeft ook zijn uitstraling in de gemeenschap.’

eurohealthconnect.eu

eursafety.eu

zorgverzekeraars
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.