Laatste nieuws

De KNMG en het verlies van de artsentitel

Plaats een reactie

Als de minister zijn zin krijgt, krijgen ook basisartsen te maken met periodieke herregistratie. Op termijn kunnen zij dan de artsentitel verliezen. De KNMG verzet zich daar al jaren tegen en heeft een eenvoudig alternatief. 



Onder de vroegere Wet Uitoefening Geneeskunst (1865) was de artsentitel levenslang geldig op basis van het universitaire artsdiploma. Daarmee werd aan degene die het artsexamen met goed gevolg had afgelegd, de hoedanigheid van arts verleend. Deze hoedanigheid kende geen beperking in tijd, waardoor artsen er - niet ten onrechte - altijd van zijn uitgegaan dat ze levenslang blijft gelden.



Anders was dat met specialistentitels. Sinds 1978 is de duur van de registratie als huisarts feitelijk in tijd beperkt tot vijf jaar. In 1990 is herregistratie ingevoerd voor verpleeghuisartsen, in 1991 volgden de medisch specialisten en in 1998 de sociaal-geneeskundigen. Twee van de drie registratiecommissies, de HVRC en de MSRC, hielden separate registers bij van artsen van wie de registratie vijf jaar na het staken van hun werkzaamheden was geëindigd, dus van niet-praktiserende specialisten. Zij konden zich (bijvoorbeeld) ‘rustend huisarts’ of  ‘internist n.p.’ noemen. De SGRC heeft geen n.p.-registers ingesteld omdat herregistratie van sociaal-geneeskundigen pas vanaf 1998 plaatsvindt.



Domino-effect


Met de inwerkingtreding van de Wet BIG, voor artsen op 1 december 1997, werd een systeem van titelbescherming geïntroduceerd. Daarmee kwam ook een eind aan de n.p.-registers van de KNMG. Het systeem verbiedt immers dat een titel wordt gevoerd die gelijkenis vertoont met een beroeps- of specialistentitel. Een voorstel voor periodieke herregistratie van de basisberoepen (artikel 8 van de Wet BIG) trad nog niet in werking.


De KNMG heeft steeds aangegeven dat titelverlies niet acceptabel is, vooral omdat artsen in het verleden de titel voor het leven is verleend. Bovendien is invoering van herregistratie van basisartsen niet zinvol: het leeuwendeel van de patiëntenzorg wordt immers verricht door gespecialiseerde artsen voor wie al een effectief systeem van herregistratie bestaat. De werkzaamheden van basisartsen zijn bovendien zo uiteenlopend dat herregistratie-eisen per definitie te globaal zijn om onderscheidend te kunnen zijn als bekwaamheidseis. Ook is sprake van een domino-effect. Immers, zolang een arts is ingeschreven in een specialistenregister, vindt geen herregistratie als (basis)arts plaats. In de toekomst kunnen artsen die de specialistentitel verliezen, ook de artsentitel verliezen.



Verbazing


Mocht de overheid bij haar voornemen blijven om herregistratie van het basisberoep in te voeren, zo stelde de KNMG al in 1995 vast, dan zou het artsen na beëindiging van hun inschrijving in het artsenregister moeten worden toegestaan de titel ‘arts n.p.’ te voeren. De KNMG dacht daarbij niet alleen aan gepensioneerden, maar ook aan artsen die niet meer in de patiëntenzorg werkzaam zijn, maar andere functies in de gezondheidszorg vervullen. April 1999 heeft het Federatiebestuur (FB) van de KNMG de invoering van de periodieke registratie,  met als gevolg verlies van de artsentitel, officieel afgewezen en bekendgemaakt in Medisch Contact.1



Ook in het evaluatierapport van de Wet BIG, dat eind 2002 uitkwam, wordt voorgesteld om aan het bezwaar van het verlies van de titel tegemoet te komen door artsen die niet (meer) aan de eisen voldoen, toe te staan de titel ‘arts n.p.’te voeren (voorstel 27).2 De KNMG herbevestigde haar eerdere standpunt en zette zich vervolgens in om de gevolgen van de invoering van de herregistratie voor (basis)artsen te beperken. VWS ging voort met de voorbereidingen tot inwerkingtreding van artikel 8, maar nam het voorstel van de KNMG voor een register van niet-praktiserenden (n.p.) wel over.


Het wekte daarom grote verbazing dat het concept-wetsvoorstel tot wijziging van het bewuste artikel, dat de KNMG begin 2005 voor commentaar ontving, toch niet het voorstel tot het invoering van een n.p.-register bevat. De KNMG reageerde direct, maar bij het eind 2005 ontvangen voorontwerp van wet werd aangegeven dat een dergelijk register niet haalbaar is.



Eerste Kamer


Bij de behandeling in de Tweede Kamer bleef het wetsvoorstel wat betreft de n.p.-registratie onveranderd. De KNMG maakte daarop samen met de NFU haar standpunt aan de Eerste Kamer duidelijk en stelde vervolgens een notitie op, die de Kamerleden aanzette tot het stellen van vragen aan de minister. In zijn memorie van antwoord laat de minister weten niet van standpunt te veranderen. De argumenten die hij aanhaalt, zijn echter niet sterk. Zo zou het inrichten van een apart register voor niet-praktiserende artsen niet passen in het systeem van de Wet BIG en zouden patiënten in de war raken van nóg een register. Daarmee onderschat hij de patiënt, al is het maar omdat het woord ‘niet-praktiserend’ of de afkorting ‘n.p.’ toegevoegd aan een titel, niet zijn mis te verstaan.


Het voorstel van de KNMG om het voeren van de titel ‘arts niet-praktiserend’ voor bepaalde artsen niet strafbaar te maken, neemt de minister evenmin over. Volgens hem zou dat ertoe leiden dat alle voormalig artsen zich met hun oude titel kenbaar kunnen maken zonder dat daar controle op mogelijk is. Daarmee gaat de minister voorbij aan het feit dat aan de oude titel de woorden ‘niet praktiserend’ of ‘n.p.’ worden toegevoegd. En stel dat iemand de titel onterecht voert, wat zou daarvan dan het gevolg zijn? Voor het publiek is het namelijk helder dat die arts niet meer praktiseert. Ook is controle wel degelijk mogelijk, want de arts zal kunnen aantonen in het verleden ingeschreven te zijn geweest in het register. Controle vooraf, zoals mogelijk bij het BIG-register, is niet noodzakelijk omdat de gevoerde titel voldoende duidelijk is voor het publiek. In reactie op de antwoorden van de minister stuurden KNMG en NFU nogmaals een brief aan de leden van de Eerste Kamer.



Eenvoudig


De KNMG blijft zich verzetten tegen het titelverlies dat de invoering van herregistratie van het artsenberoep met zich kan meebrengen. Natuurlijk is het  instellen van een apart register voor niet-praktiserende beroepsbeoefenaren een wat bijzondere exercitie. Een register inrichten voor ex-beroepsbeoefenaren die niet meer in de gewone kaartenbak mogen staan is wellicht niet zo zinvol. Het gaat er echter in essentie om artsen en andere beoefenaren van beroepen, genoemd in artikel 3 van de Wet BIG, een door hen als pijnlijk en onrechtvaardig verlies van hun titel te besparen. Dat kan eenvoudig door het voeren van de beroepstitel en de specialistentitel met de toevoeging ‘n.p.’ niet strafbaar te stellen voor ex-geregistreerden.



Dr. L.R. Kooij, coördinerend secretaris Opleiding & Registratie, KNMG


mr. D.Y.A. van Meersbergen, beleidsmedewerker-jurist Beleid & Advisering. KNMG



Geen belangenverstrengeling gemeld.

Correspondentieadres:

d.van.meersbergen@fed.knmg.nl

,


cc:

redactie@medischcontact.nl

 



Referenties


1. Federatiebestuur KNMG wijst periodieke herregistratie van artsen af. MC 1999; 54: 671. 2.  Evaluatie Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidzorg. Den Haag: ZonMw. Oktober 2002.



Klik hier voor het PDF van dit artikel

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.