Laatste nieuws
Rineke Wisman
10 minuten leestijd
psychiatrie

Twee artsen op één kussen...

Plaats een reactie

Twee artsen op één kussen: slaapt daar de duivel tussen? Of is van slapen überhaupt geen sprake, omdat gesprekken over het werk tot in de kleine uurtjes doorgaan? Medisch Contact ondervroeg vier artsenechtparen over de voor- en nadelen van hun bijzondere bestaan. ‘Ik ben je huisarts niet.’

‘Een relatie tussen artsen heeft meer nadelen dan voordelen’, stelt

Damiaan ­Denys

. ‘Een voorbeeld: als ik een lichamelijke klacht heb, neemt Katrien dat niet serieus. Als ik verkouden ben, wil ik daar graag iets voor hebben. Katrien zegt: het gaat vanzelf over. Ze schrijft mij niets voor.’


Katrien van Wijnendaele

: ‘Als Damiaan ziek is, wil hij daar heel veel aandacht voor. Laatst zei hij aan tafel waar de kinderen bij zaten: ik denk dat ik een tongtumor heb. De volgende dag vroeg een juf op school: klopt het dat uw man kanker heeft?’


Damiaan: ‘Mijn theorie is dat Katrien niet kan accepteren dat er thuis iemand ziek is.’



Katrien: ‘Als je in korte tijd tien kilo afvalt en heel grauw ziet, ben ik de eerste die je naar het ziekenhuis brengt. Maar ik ben je huisarts niet. Toen onze oudste een heel dikke splinter in zijn voet had, ben ik naar een huisarts in de buurt gegaan. Ik ga mijn eigen kind toch niet zoveel pijn doen?’


Damiaan: ‘Als arts ontwikkel je een mooie kijk op het leven doordat je voortdurend wordt geconfronteerd met de beperkt­heden ervan. De subtiliteit om het leven in zijn fragiliteit te zien door het contact met de dood, kennen we als arts allebei en vergt geen onderlinge woorden. Dat vind ik een voordeel.’


Katrien: ‘We praten niet veel over het werk, behalve als er iets extreems is gebeurd. Toen Jasper was geboren, kregen we een zelfgemaakt houten poppenhuis van een patiënt: een jonge vrouw met borstkanker die later aan haar ziekte is overleden.’



Jankochtend


Damiaan: ‘Het wetenschappelijk onderzoek in de psychiatrie stelt in België niet zoveel voor. Daarom wilde ik een Nederlandse stageplaats. Ik werd assistent in Venray. Katrien ging gelukkig met me mee. Die werd dat jaar assistent-cardiologie in Venlo.’


Katrien: ‘Ik dacht nooit te beginnen aan een relatie met iemand van dezelfde studie. Laat staan iemand van hetzelfde jaar. Dat vond ik zo stom. Met Damiaan voelde het anders: hij was ouder en had al filosofie gestudeerd.’


Damiaan (grijnzend): ‘O, was een huisarts u te min?’



Katrien: ‘Een jongen uit mijn practicagroepje had een gebroken been. Damiaan bracht hem regelmatig en kwam dan zelf mee. Soms gingen we op zondagavond bowlen. Op een groot nieuwjaarsfeest met veel drank is het tussen ons begonnen. Onze relatie heeft vier jaar geneeskunde overleefd. In België moet je veel studeren, wat een beproeving is.’


Damiaan: ‘Mijn vrouw heeft een hekel aan psychiatrie. Ze is heel pragmatisch ingesteld.’


Katrien: ‘In mijn praktijk heb ik wel eens drie mensen achter elkaar gehad met borderlineklachten. Het was weer een jankochtend, zeg ik dan. Het is echt niks voor mij. Ik kan mij wel inleven en geduld opbrengen, maar daar houdt het op.’


Damiaan: ‘Ik heb lang getwijfeld tussen psychiatrie en chirurgie. Ik mis wel het heldengevoel als je iets goed hebt gedaan. Zelden zie je concrete resultaten in de psychiatrie.’



Katrien: ‘Ik heb altijd vier dagen gewerkt. Sinds een paar weken werk ik drie dagen. Het is te druk met de kinderen. Al hun bezigheden moesten op de woensdag gepropt. Toen de kinderen kleiner waren, werkte ik als bedrijfsarts.’


Damiaan: ‘Ik werk meer dan fulltime. Ik denk dat ik de afgelopen vier jaar twintig weekends vrij heb gehad. Wat ik nu doe, heb ik volledig aan mijn vrouw te danken. Als Katrien ook heel ambitieus was, had dat voor conflicten gezorgd. Ik had mijn ambitie niet voor haar ambitie opzij kunnen schuiven. Gelukkig hebben we een mooi evenwicht gevonden.’


Katrien: ‘Dat is een taboe in de medische wereld: mannen die een stapje terugdoen voor hun vrouw.’



Damiaan: ‘Sinds een jaar zitten we samen op tango. Daar hebben we veel discussie, strijd. Mijn vrouw zal niet zomaar volgen, maar gaat heel individueel haar eigen weg. Dat doet ze natuurlijk ook in haar praktijk. Daar is ze eigen baas.’

* * *

Jelle de Kruijk

(39) en

Annick Royakkers

(38) wonen in Blaricum en werken daar sinds 2003 in hetzelfde ziekenhuis. Ze begonnen bewust aan kinderen toen ze nog in opleiding waren in Maastricht.


Annick: ‘We dachten: als we een gezin willen, moeten we het nu doen. Als aios ben je nog flexibel.’


Jelle: ‘In het begin was dat best zwaar. Twee weken na de geboorte van Joep moest ik mijn proefschrift verdedigen. Eva was twee keer zó ziek dat ze naar het ziekenhuis moest. Ze heeft coeliakie, maar dat wisten we toen nog niet.’


Annick: ‘De eerste twee jaar brachten we Eva en Joep vijf dagen per week ’s ochtends om zeven uur weg en haalden we ze ’s avonds om zeven uur weer op. Zo willen we onze kinderen niet grootbrengen, realiseerden we ons.’


Jelle: ‘We stelden toen twee voorwaarden. Een: we willen werken waar we wonen. Twee: we hebben samen gekozen voor kinderen en daar gaan we samen voor zorgen. Concreet betekent dat voor mij geen aandeel van honderd procent in een maatschap. Dat heeft praktisch gezien niet de prioriteit.’


Annick: ‘Ik werk drieënhalve dag in dienstverband. We hebben allebei iets ingeleverd.’


Jelle: ‘Fulltime zouden we meer uit ons werk kunnen halen. Ik weet dat er een tijd komt dat ik het kan uitbouwen. Daar verheug ik me soms wel op.’



Chagrijnig


Jelle: ‘Ik wil een volwaardig dokter zijn. In het begin vroeg ik me af of dat met een minder dan volledig aandeel in een maatschap wel mogelijk was. De afgelopen drie jaar is gebleken dat het prima gaat. Van de vijf dagen ben ik er vier in het ziekenhuis. Voor niet-productiegebonden zaken ben ik honderd procent lid van de maatschap.’


Annick: ‘Minimaal drie ochtenden per week is Jelle thuis en brengt hij de kinderen naar school. Met de lunch wisselen we elkaar af.’


Jelle: ‘De eerste keren voelde ik onrust toen ik van school naar huis liep: moet ik niet werken? De moeders gingen allemaal tennissen nadat ze hun kinderen hadden weggebracht.’


Annick: ‘Toen merkte ik wel dat Jelle chagrijnig was.’


Jelle: ‘Annick heeft de wetenschap weer opgepakt en gaat mogelijk zelfs promoveren. Daar is ze nu ook druk mee. Dat waardeer ik zeer in haar. Veel anderen zouden daar op dit punt in hun leven niet meer aan beginnen.’


Annick: ‘De jongste, Lieve, gaat sinds kort twee dagen naar de kinderopvang. Daardoor is thuis meer rust gekomen. En ruimte. Ik neem dan graag meer hooi op mijn vork. Ik vind het gewoon leuk. Als je iets doet wat je niet leuk vindt, is het gedoemd te mislukken.’



Diensten draaien

Jelle: ‘Het is een heel mooie verrassing dat het zo goed gaat. Ook met de diensten. Globaal hebben we samen anderhalve avond per week dienst. Ik stem het af op Annicks rooster. Dat geef ik aan mijn maten door en dat werkt prima.’


Annick: ‘Omdat we in hetzelfde ziekenhuis werken, lopen dingen soms wel heel erg door elkaar. Een extreem voorbeeld is dat ik een keer ’s nachts wakker werd gebeld voor een patiënt op de IC die Jelle die middag had behandeld. Er was een risico aan die behandeling en dat was opgetreden.’


Jelle: ‘We praten best veel over het werk.’


Annick: ‘Jelle begrijpt meteen waar ik het over heb. Dat vind ik een groot voordeel van onze relatie. Iemand anders mist toch een bepaald perspectief.’



***

Jacqueline

: ‘Kees was mijn co-assistent tijdens mijn assistentschap in Leiden. Een paar maanden later zag ik die leuke jongen weer ter gelegenheid van een symposium. Ik ben goeiedag gaan zeggen en zo is het allemaal gekomen.’


Kees

: ‘Na de studie wilde ik eerst heel graag een jaar naar de tropen. Ik wilde de vrijheid genieten om elders te kijken. Ervaring opdoen. “Als je dat doet, vind je hier straks nooit meer een baan”, zei iemand.’


Jacqueline: ‘Ik was bezig met psychiatrie, maar dat heb ik niet afgemaakt. Ik had een contract van vijf jaar moeten tekenen om te promoveren. We zijn getrouwd en kort daarna via Memisa samen naar Oeganda gegaan.’


Kees: ‘Drieënhalf jaar in een ziekenhuis in de tijd dat Idi Amin aan het roer zat. Medicijnen, voeding, benzine: niks kon je zomaar kopen. Onder relatief moeilijke omstandigheden hebben we toch heel fijn samengewerkt.’


Jacqueline: ‘Ik had al een jaar in Congo gewerkt en Kees zes maanden in Suriname.’


Kees: ‘Met onze verschillende disciplines vulden we elkaar aan. Dat was een voordeel. Als je allebei hetzelfde wilt doen, botst dat.’

Jacqueline: ‘Terug in Nederland vonden we deze huisartsenpraktijk via een kleine advertentie onder nummer in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Wij zijn gekozen uit meer dan zestig sollicitanten. Onze brede ervaring en het feit dat we met z’n tweeën zijn, was doorslaggevend, denk ik.’


Kees: ‘Met 2600 mensen is een platte­landspraktijk te groot voor één huisarts, te klein voor twee kostwinners en ideaal voor een echtpaar. Je kunt voldoende tijd besteden aan de mensen.’


Jacqueline: ‘Ik wilde graag huisarts zijn in Nederland. Niet in België waar ik vandaan kom. Daar hang je een koperen plaat naast de deur en is het afwachten of er patiënten komen. Er heerste een cultuur van collega’s afkraken en medicijnen voorschrijven als de patiënt dat wil.’


Kees: ‘In een gezamenlijke praktijk houd je elkaar scherp en stimuleer je elkaar. Dat maakt het boeiend.’


Jacqueline: ‘Voor mij was het altijd glashelder: privé is privé, werk is werk. In je hoofd moet je die twee zaken goed scheiden.’


Kees: ‘Ik ben opgegroeid op een boerderij. Daar werk je ook samen en lopen veel zaken door elkaar heen.’


Jacqueline: In mijn tijd waren 14 van de 140 studenten vrouw. Ik werd door mannelijke leeftijdgenoten vaak aangesproken op mijn vrouwzijn. Kinderarts of anesthesioloog kon een vrouw nog worden, maar de huisartsenopleiding of promoveren? Dat was mannenwerk. Dat verschil in cultuur is nu overigens helemaal verdwenen.’


Kees: ‘Er is een gouden regel voor huisartsen: meer leed voorkómen en op het juiste moment aanwezig zijn.’


Jacqueline: ‘Dat laatste geldt ook voor de kinderen. Tussen de praktijk en het woonhuis is een gang. Soms ging ik ze even een minuutje troosten en daarna weer terug. De kinderstoel of de box stond ook vaak bij de assistente.’

Kees: ‘Alle dagen van de week verdeelden we. Ik deed ook verloskunde. Als er een bevalling was, kwamen de mensen in de wachtkamer de volgende dag terug. Meestal was je dan wel een paar uurtjes weg natuurlijk.’


Jacqueline: ‘Toen we begonnen, was er geen huisartsenpost. Diensten deelden we om en om met de huisarts uit het naburige dorp. Als we op vakantie gingen, nam deze arts onze praktijk waar. We gingen nooit ver op vakantie. Zwitserland, Noorwegen, Engeland.’


Kees: ‘Toen ik 65 werd, zijn we op zoek gegaan naar een opvolger. Via de huisartsenpost kwamen we in contact met een echtpaar dat op zoek was naar een gezamenlijke praktijk. Zij werkt nu al een paar dagen mee en is begin dit jaar bevallen. Haar man is volgend jaar klaar met de opleiding. Daarna nemen ze het samen over.’


Jacqueline: ‘Toen wij hier kwamen, wisten we meteen: dit is een plekje voor ons. Onze opvolgers hebben dat ook. We hopen dat het voor hen net zo goed uitpakt.’

***

Koo

: ‘Een dokter trouwen kan geen kwaad. Het is eerder een voordeel dan een nadeel. De ander weet precies waar je het over hebt. Bij medisch-technische zaken heb je aan een half woord genoeg.’


Iris

: ‘Ik vind het prettig dat ik bij Koo kan spuien. Ik heb wel eens een diagnose gemist. Een vrouw met langdurige lagerugpijn. Dat bleek een uitzaaiing van borstkanker.’


Koo: ‘Over mij is een keer een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Als dat soort dingen gebeuren, vind je een luisterend oor bij elkaar. Steun.’


Iris: ‘Twee keer had ik een kind met meningitis in de praktijk. Ik was op tijd. Toch heb je altijd het gevoel dat je door het oog van de naald gaat.’


Koo: ‘Als er iets misgaat, is de huisarts de eerste op wie mensen boos kunnen zijn.’


Iris: ‘Sinds vorig jaar juni ben ik geen huisarts meer.  Je werkt uiteindelijk toch alléén en ik ben meer een teamspeler. Ik vind het werk leuk, maar het werd te druk en belastend: de hele dag een overvol spreekuur, visites en soms een spoedgeval. Sinds september ga ik naar de acteurs­school in Amsterdam voor een driejarige opleiding.’


Koo: ‘Iris is niet over één nacht ijs gegaan. Ze heeft er lang over nagedacht.’


Iris: ‘Op de middelbare school deed ik elk jaar mee aan de jaarlijkse toneelproductie. Op de universiteit was het een studenten­musical. Acteren is mijn passie. Op de promotieborrel van Koo deed ik een act als dominante, blonde Gooise vrouw. De vele positieve reacties gaven mij de moed om het weer op te pakken.’

Vragende ogen


Iris: ‘Het is nu vrij duidelijk dat ik niet verder wil als huisarts. Ik heb nog even bedenktijd - de herregistratie is om de vijf jaar - maar ik geloof dat ik het durf te laten gaan.’


Koo: ‘Ik steun Iris, maar ben wel bang dat ze haar medische expertise zal verliezen. Weten hoe je veelvoorkomende problemen behandelt. Dat vervliegt voor een deel. Straks kijken twee van die vragende ogen me aan.’ (lacht)


Iris: ‘Ik heb ons gestabiliseerde leventje door elkaar gegooid.’


Koo: ‘Ik vind dat ook leuk. Het is weer eens wat anders.’


Iris: ‘Het gevaar van een artsenrelatie is dat je langs elkaar heen gaat leven, omdat je altijd druk bent met diensten, scholing, het werk zelf. Of dat je het alleen maar over werk hebt.’


Koo: ‘Wij zijn geen types die daar hele avonden mee vullen. Ik laat mijn werk zo veel mogelijk op mijn werk, omdat er nog zo veel andere dingen leuk zijn. De jongens bijvoorbeeld: hockeyen met Wout, racefietsen met Cos. Als gezin zijn we bezig met een fietstocht naar Santiago de Compostella. Elke zomer komt het einddoel kilometers dichterbij.’


Iris: ‘Ik zit bij een vrouwenband. Samen gaan we vrij regelmatig naar het theater.’


Koo: ‘Een tip voor een succesvolle artsenrelatie? Ga niet helemaal op in je vak. Er is meer dan de geneeskunde.’


Iris: ‘En, jong aan kinderen beginnen. Toch?’


Koo: ‘Ik weet het niet. Kinderen krijgen is een intense emotionele ervaring. Ondertussen ben je een moeilijk vak aan het leren.’


Iris: ‘Costijn heb ik tijdens mijn opleiding gekregen.’


Koo: ‘We werkten hard en waren gelukkig. Maar ik vond het wel moeilijk om dat mannetje ’s ochtends bij de gastmoeder achter te laten.’ 

***

Tekst: Rineke Wisman, journalist
Fotografie: Marco Bakker, HH

Klik hier voor de pdf van dit artikel


psychiatrie gezondheid mannen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.