Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 49 - Informatieverstrekking zonder toestemming patiënt

Plaats een reactie

Niet in elke situatie is toestemming van de betrokkene nodig voor de informatie­verstreking van de ene arts aan de andere. Zowel het Regionaal als het Centraal Tuchtcollege verwijst naar de wettelijke verplichting (art. 54 lid 3 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; SUWI) die inhoudt dat een bedrijfsarts inlich­tingen móet verstrekken als een verzekeringsarts deze nodig heeft om zijn taak goed te kunnen uitvoeren.



Dat de arts in onderstaande zaak nog in opleiding was voor verzekeringsarts doet daar niets aan af, hoe klager en zijn moeder daar ook tegen fulmineerden. Wel is het met het oog op de privacybescherming van de patiënt/werknemer en de geheimhoudingsplicht van de bedrijfs- en verzekeringsarts van belang dat zij prudent omgaan met het verstrekken van uitsluitend noodzakelijke medische informatie over de patiënt/werknemer.



Verder wordt in de uitspraak nog gewezen op het belang dat organisaties waar basisartsen werken, al dan niet in opleiding, zorgvuldig omgaan met het hanteren van de juiste titulatuur.



Overigens is het jammer dat de uitspraak is gedaan juist voordat de KNMG in december 2007 de nieuwe Code gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en re-integratie op de markt bracht. De verwijzing in de uitspraak naar de achterhaalde en inmiddels dus vervangen code had dan achterwege kunnen blijven.



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



(ingekort door redactie MC)



Beslissing in de zaak onder nummer 2006/299 van A, wonende te B, appellant, klager in eerste aanleg, tegen C, arts, wonende te D, verweerster in eerste aanleg en in hoger beroep, rechtskundig bijgestaan door prof. mr. A.I.M. van Mierlo en mr. D.W.L.A. Schrijvershof, advocaten te ’s-Gravenhage.



1. Verloop van de procedure


Appellant - hierna te noemen klager - heeft op 4 oktober 2005 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen verweerster - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 september 2006, onder nummer 151/2005, heeft dat college de klacht afgewezen. (…)



2. Beslissing in eerste aanleg


Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.



‘2. De feiten


Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.


Klager, geboren op 4 april 1979, heeft zich op 27 januari 2005 ziek gemeld bij zijn werkgeefster, een automatiseringsbedrijf. De werkgeefster was aangesloten bij F, waarvan G als bedrijfsarts op 13 april 2005 een probleemanalyse met advies heeft opgesteld voor werkgeefster en werknemer (klager).



Daarin werd klager geschikt geacht om na herstel in april 3 x 3 uur van de werktijd thuis het eigen werk te doen en dit verder geleidelijk uit te bouwen. Hiervan is het niet gekomen. Vervolgens heeft klager een deskundigenoordeel gevraagd aan het H met betrekking tot de vraag of de re-integratie-inspanningen van de werkgeefster voldoende waren. In dat verband is klager opgeroepen op het spreekuur van verweerster, werkzaam bij het H. In de, niet door haar ondertekende, oproep wordt verweerster aangeduid als ‘verzekeringsarts’.



Na het spreekuurcontact heeft verweerster telefonisch medische informatie over klager ingewonnen bij E, bedrijfsarts bij I, welke per april 2005 de bedrijfs­geneeskundige zorg had overgenomen van F. Op 8 juni 2005 heeft verweerster een deskundigenoordeel gegeven op verzoek van de arbeidsdeskundige van het H over de vraag of klager in staat was met openbaar vervoer te reizen.



In haar rapportage wordt zij aangeduid met “arts”. Op 19 juli 2005 heeft verweerster een aanvullende rapportage uitgebracht, waarin zij antwoord heeft gegeven op de vraag: “Is er een medische reden dat belanghebbende de arbeidstherapie vanuit huis moet verrichten zoals gesteld op 13-03-2005 in de probleemanalyse?” Ook hierin wordt zij aangeduid als arts. Beide adviezen zijn overgelegd, deze worden bekend verondersteld bij partijen en de inhoud wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.



3. De klacht


Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat zij hem tijdens het spreekuurcontact in de waan heeft gelaten dat zij verzekeringsarts was. Verder verwijt klager haar dat zij zonder zijn toestemming informatie over hem heeft opgevraagd bij E, wiens oordeel zij vervolgens ten onrechte heeft overgenomen waarbij zij het oordeel van de eerste bedrijfsarts volstrekt heeft genegeerd. Verder heeft zij ten onrechte nagelaten informatie op te vragen bij de behandelend arts van klager.



4. Het verweer


Het verweer komt er - zakelijk weer­gegeven - op neer dat de administratie bij vergissing eenmalig en buiten medeweten van verweerster haar in de oproep als verzekeringsarts heeft aan­geduid, terwijl zij nog daarvoor in opleiding is. Verweerster meent dat zij onafhankelijk en deugdelijk antwoord heeft gegeven op de (beperkte) vraagstelling aan haar. Hoe de arbeids­deskundige of de werkgeefster hier verder mee is omgegaan, kan haar niet worden verweten. Dat zij informatie heeft ingewonnen bij de bedrijfsarts is gebruikelijk en deze is verplicht daaraan mee te werken.



5. De overwegingen van het college


5.1 (…)



5.2 Het college wijst er voorts op, dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een expertise als de onderhavige de grootst mogelijke terughoudendheid past.



5.3 Deze beperkte toetsing komt daarin tot uitdrukking, dat de tuchtrechter zich in het algemeen slechts zal afvragen, of de rapportage aan daaraan vanuit een oogpunt van een behoorlijke professionele standaard primair te stellen eisen voldoet. (…)



5.4 Over de klacht dat verweerster klager in de waan zou hebben gelaten dat zij verzekeringsarts was, oordeelt het college als volgt. De titel “verzekeringsarts” is een door de Wet BIG erkende specialistentitel en artikel 17 van genoemde wet verbiedt het gebruik van een dergelijke titel aan degene die het recht op die titel niet toekomt. Niet is echter gebleken dat verweerster zelf de titel “verzekeringsarts” heeft gebruikt - integendeel, de van haar uitgaande rapportages vermelden dat zij arts is - en evenmin dat zij het in haar macht heeft gehad om te voorkomen dat de administratie bij het H haar als verzekeringsarts heeft aangeduid. Het is dus feitelijk niet komen vast te staan dat verweerster klager, zoals hij stelt “in de waan heeft gelaten” dat zij verzekeringsarts was. Er was voor haar immers geen reden duidelijk te maken dat zij geen verzekeringsarts was, nu er niet van kan worden uitgegaan dat zij wist dat die indruk bij klager was gewekt. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.



5.5 Wel wil het college benadrukken dat het H zoveel mogelijk dient te voorkomen dat bij deze organisatie werkzame basisartsen, al dan niet in opleiding, ten onrechte bij het publiek worden aangeduid als verzekeringsarts. Het H dient zich te realiseren dat hiermee verwarring bij het publiek in de hand wordt gewerkt en de desbetreffende arts aan (tuchtrechtelijke) risico’s wordt blootgesteld.



5.6 Bij de vraag of verweerster zonder toestemming van klager informatie mocht opvragen bij de bedrijfsarts speelt het volgende een rol. Klager realiseert zich kennelijk niet dat het toestemmings­vereiste voornamelijk is bedoeld voor de informatieverstrekkende arts, die immers zijn beroepsgeheim zou kunnen schenden, en niet zozeer ziet op de informatievragende arts zoals in dit geval verweerster.



Hoe dan ook, verweerster wijst er terecht op dat artikel 54 lid 3 onder c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) aan de bedrijfsarts de verplichting oplegt aan het H alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de door hem uit te voeren taken, zoals in dit geval het geven door verweerster van een deskundigenoordeel. De “Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens” en de “Code samenwerking bij arbeids­verzuim” van de KNMG lijken weliswaar ondanks de, ook in deze documenten onderkende, verplichting tot gegevensverstrekking verder te gaan door toch toestemming van de betrokkene te verlangen, maar deze kennis­documenten zijn alweer van wat oudere datum en zijn wellicht gebaseerd op een notitie van de Registratiekamer van 1996.



Inmiddels heeft het College Bescherming Persoonsgegevens in mei 2004 de studie “De zieke werknemer en privacy” uit­gebracht. Het CPB is in deze studie (par. 7.2.7.b) op de voet van voornoemde wet van oordeel dat de bedrijfsarts verplicht is gegevens te verstrekken aan het H, zonder daarbij de toestemming van de betrokkene noodzakelijk te achten. De slotconclusie van het tuchtcollege is derhalve dat voor de informatieverstrekking door de bedrijfsarts aan verweerster geen toestemming van klager was vereist, en al helemaal niet voor het vragen van informatie door verweerster.



5.7 (…)



5.8 Het voorgaande komt erop neer dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en dus zonder nader onderzoek kan worden afgewezen.’



3. Vaststaande feiten


Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. (…)



4. Beoordeling in hoger beroep


4.1 Klager heeft, samengevat en zakelijk weergegeven, tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege het volgende aangevoerd. (…)



4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.



4.3 Het gaat in deze zaak - kort gezegd - om het volgende. Klager heeft zich op 27 januari 2005 ziek gemeld. De bedrijfsarts van F, de arbodienst die tot 1 april 2005 de bedrijfsgeneeskundige zorg voor klagers werkgever regelde, heeft op 13 maart 2005 een probleemanalyse met advies opgesteld en klager geschikt bevonden om na herstel in april 2005 3 x 3 uren van de werktijd thuis het eigen werk te doen en dit geleidelijk uit te bouwen. Tot enige werkhervatting is het echter niet gekomen.



Klager heeft H verzocht om een deskundigenoordeel uit te brengen met betrekking tot de vraag of de re-integratie-inspanningen van zijn werkgever voldoende en adequaat waren geweest. De arbeidsdeskundige van H die het deskundigenoordeel zou afgeven heeft de arts om een medisch onderzoek gevraagd. De vraagstelling aan de arts beperkte zich tot de vraag of klager in staat was met het openbaar vervoer te reizen en of er voor hem een medische reden was om thuis te werken.



4.4 De arts was in opleiding voor verzekeringarts. In de brief van 26 mei 2005 waarbij klager werd uitgenodigd voor een medisch onderzoek op woensdag 1 juni 2005 om 9.30 staat vermeld dat het onderzoek zou worden uitgevoerd door verzekeringsarts mevrouw C. Zoals de arts als verweer heeft aangevoerd is die brief verzonden door de administratie van H. De arts heeft met het opstellen en verzenden van de brief niets van doen gehad. De brief is ook niet door haar ondertekend.


Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de arts niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij in de brief wordt aangeduid als verzekeringsarts.



Het is het Centraal Tuchtcollege ook overigens niet gebleken dat de arts klager op enigerlei wijze in de veronderstelling heeft gebracht dat zij verzekeringsarts was. In haar rapportage noemt zij zichzelf ook arts.



4.5 De arts heeft naar aanleiding van de haar door de arbeidsdeskundige voorgelegde vraagstelling op 8 juni 2005 een deskundigenoordeel uitgebracht. Op 19 juli 2005 is door haar aanvullend gerapporteerd. (…)



4.6 Het Centraal Tuchtcollege heeft geen aanwijzingen gevonden die tot de conclusie moeten leiden dat de rapportage, zoals gecorrigeerd in het aanvullend rapport van 19 juli 2005, niet aan het hiervoor genoemde toetsingskader voldoet. Evenmin is gebleken dat de arts niet tot haar conclusies en adviezen heeft kunnen komen of niet objectief heeft geoordeeld. De arts heeft in redelijkheid mogen afgaan op de informatie van de door haar geraadpleegde bedrijfsarts E.



Het Centraal Tuchtcollege twijfelt voorts niet aan de mededeling van de arts dat zij de rapportage in overleg met haar opleider/supervisor heeft opgesteld, zoals dat bij H gebruikelijk is. Klagers klacht dat de arts niet bevoegd zou zijn geweest om in het kader van het uit te brengen deskundigenoordeel een medisch onderzoek te doen, kan daarom niet slagen.



Het verdient naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege overigens wel aanbeveling dat dergelijke in overleg/onder toezicht van een supervisor/opleider door artsen in opleiding opgestelde rapportages door de desbetreffende supervisor/opleider mede worden ondertekend.



4.7 (...)



4.8 Ten aanzien van de vraag of de arts informatie had mogen opvragen bij de bedrijfsarts heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere overwegingen en conclusies dan het Regionaal Tuchtcollege.



4.9 Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep niet kan slagen. Naar het oordeel van het Centraal Tucht­-college heeft de arts bij het verrichten van het medisch onderzoek klager die zorg gegeven waartoe zij als goed hulpverlener jegens hem was gehouden.



4.10 Ingevolge artikel 71 van de Wet BIG bepaalt het Centraal Tuchtcollege op gronden ontleend aan het algemeen belang dat deze beslissing zal worden bekendgemaakt op de wijze zoals hier­onder vermeld.



5. Beslissing


Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg



- verwerpt het beroep;



bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact  met het verzoek tot plaatsing.


Deze beslissing is gegeven in raadkamer door mr. K.E. Mollema, voor­-zitter, mr. A. Dupain en mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst, leden-juristen, en mr. drs. W.A. Faas en mr. drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten, en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 september 2007, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.



PDF van dit artikel



Intergrale tekst van deze uitspraak

KNMG ouderen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.