Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 18 - Helderheid over spagaat van de bedrijfsarts

Plaats een reactie

Als een werknemer ziek wordt, moeten werkgever/bedrijfsarts, werknemer en soms ook UWV diverse acties ondernemen, zoals aangegeven in de Wet verbetering poortwachter. Eén van die acties is dat de werknemer die een aanvraag doet voor een WAO-uitkering (nu WIA-uitkering) door UWV wordt gekeurd om te bepalen of de werknemer recht heeft op zo’n uitkering. Tegen dat oordeel kunnen zowel de werkgever als werknemer bezwaar aantekenen. Daarbij komen doorgaans ook medische stukken op tafel. Als de werknemer geen schriftelijke toestemming geeft de werkgever toegang te verschaffen tot zijn medische gegevens, is de zogenaamde ‘medische besluitenregeling’ opgenomen in art. 88b van de WAO, van toepassing. De werkgever kan dan een gemachtigde aanwijzen (een arts of advocaat) die dan uitsluitend recht op inzage heeft in die medische stukken. Tegenover de werkgever is deze arts of advocaat gebonden aan zijn beroepsgeheim en treedt in de procedure op namens, dus in plaats van de werkgever.



In de praktijk wordt deze besluitenregeling (soms) zo uitgevoerd, dat de werkgever de eigen bedrijfsarts vraagt als arts-gemachtigde namens hem op te treden. Maar aan wiens kant staat die bedrijfsarts dan? In onderstaande uitspraak formuleert het regionaal tuchtcollege het voor het eerst helder: voor een arts die optreedt als arts-gemachtigde van de werkgever is, bijzondere omstandigheden daargelaten, geen rol meer weggelegd als bedrijfsarts van de betreffende werkgever en werknemer. Niet ervoor en niet erna. Argument: in de bedrijfsgeneeskundige begeleiding moet iedere schijn van partijdigheid worden vermeden. Volgens het tuchtcollege zijn bedrijfsartsen zich kennelijk niet altijd bewust van de partijdige positie die zij als arts-gemachtigde innemen, omdat de perceptie leeft dat zij geen partijbelang vertegenwoordigen. In deze zaak had de bedrijfsarts zich niet partijdig opgesteld, maar zijn rol had wél de schijn van partijdigheid gewekt. De bedrijfsarts krijgt geen maatregel, omdat het in feite om een nieuwe gedragsregel gaat van het tuchtcollege. Bedrijfsartsen zijn gewaarschuwd, voor toekomstige gevallen zal dit mogelijk anders uitpakken.



Binnen een aantal arbodiensten is het al langer beleid dat niet de eigen bedrijfsarts (soms  zelfs niet een collega-bedrijfsarts van een andere vestiging) deze rol vervult. Dat is een heldere lijn. Immers, een stevige vertrouwensrelatie tussen bedrijfsarts en werknemer komt de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg ten goede.



B.V.M. Crul, arts


mr. R.M.S. Doppegieter



Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle d.d. 1 februari 2007



Beslissing d.d. 1 februari 2007 naar aanleiding van de op 25 oktober 2005 ingekomen klacht van A, wonende te B, klager, tegen C, bedrijfsarts, werkzaam te D, gemachtigde mr. W.A.M. Rupert, advocaat te Rotterdam, verweerder.



1. Het verloop van de procedure


Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen en een aanvullend klaagschrift.


Verweerder heeft een verweerschrift ingediend voorzien van bijlagen. Zij hebben vervolgens gerepliceerd (voorzien van bijlagen) en gedupliceerd.


Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.


De zaak is behandeld ter openbare zitting van 8 december 2006, alwaar klager en verweerder in persoon zijn verschenen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.



2. De feiten


Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelende ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.



Klager, geboren in 1956, was sinds 1974 werkzaam als vrachtwagenchauffeur nationaal en internationaal.


Verweerder werd eind 2003 de opvolgend bedrijfsarts van klager en zijn werkgever.


Per 21 januari 2003 heeft klager zijn werkzaamheden moeten staken vanwege rugklachten.


In november 2003 oordeelde het UWV/GAK dat klager geschikt was voor eigen werk, dat hij in het kader van de wet REA niet als arbeidsgehandicapte kon worden beschouwd en dat geen opdracht werd verstrekt via de afdeling inkoop reïntegratiediensten voor het opmaken van een bemiddelingsplan naar mogelijkheden elders op de arbeidsmarkt.



De werkgever van klager meende echter dat het eigen werk te zwaar was voor klager en heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV/GAK.


De werkgever heeft  verweerder ge-­vraagd in die bezwaarschriftprocedure op te treden als arts-gemachtigde.



Verweerder heeft klager in dat kader gezien op zijn spreekuur op 17 maart 2004 en op 6 april 2004 vindt de hoorzitting plaats waar verweerder optreedt als arts-gemachtigde voor de werk­gever. Daarnaast is mr. M.A.H.M. van der Velde als gemachtigde voor de werkgever aanwezig bij die zitting.


De conclusie d.d. 13 april 2004 van de arbeidsdeskundige in bezwaar is dat het eigen werk van klager passend is en dat de belasting in de functie de belastbaarheid niet overtreft.



Op 25 maart 2005 stuurt klager verweerder een klachtbrief. Naar aanleiding van deze brief neemt verweerder op 9 juni 2005 contact op met klager om een afspraak te maken om een en ander te bespreken. Klager belt deze afspraak echter op 9 juni 2005 af met de mededeling dat hij op het bedrijf in elkaar is geslagen.


Omdat de werkgever klager ziek meldt, wordt klager door verweerder opgeroepen voor het verzuimspreekuur. De werkgever vermeldde bij deze ziekmelding dat klager was gevallen.


Op 22 juni 2005 vindt het eerste verzuimspreekuurcontact plaats.



Verweerder concludeert op grond van mededelingen van klager dat er onmiskenbaar sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. 


Op suggestie van verweerder is op 19 juli 2005 een mediationtraject gestart. Op 19 augustus 2005 heeft de mediator echter laten weten dat de mediation geen kans van slagen had. Het advies van de mediator was klager te begeleiden in een exitsituatie. Partijen hebben dat advies niet opgevolgd.


Verweerder heeft in verband met voortdurende arbeidsongeschiktheid op 1 september 2005 een probleemanalyse opgesteld. De conclusie was dat reïntegratie op dat moment niet aan de orde was vanwege de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid (arbeidsconflict).


Klager gaat vervolgens begin september 2005 op detacheringsbasis elders werken.


Op 11 oktober heeft verweerder aan klager voorgesteld het traject op grond van de Wet verbetering poortwachter te sluiten.



3. De klacht


Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven:



1. dat verweerder partijdig was, hetgeen blijkt uit het feit dat hij in de wacht­kamer en tijdens de hoorzitting op 6 april 2004 naast de werkgever zat;


2. dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door tijdens de hoorzitting op 6 april 2004 zonder toestemming van klager feiten uit zijn medisch dossier openbaar te maken en vanwege het feit dat gegevens uit de mediation zijn opgenomen in de brieven van 6 september en 12 oktober 2005 die als bijlage zijn overgelegd bij repliek;


3. dat hij geen informatie heeft ingewonnen bij de huisarts, de politie of het maatschappelijk werk;


4. dat hij de verplichtingen van de Wet verbetering poortwachter niet is nagekomen, zoals het opstellen van een probleemanalyse en het maken van een plan van aanpak.



4. Het verweer


Het verweer komt - zakelijk weergegeven - op het volgende neer:


De positie van de arts-gemachtigde is vergelijkbaar met die van een deskundige in een procedure en niet met die van een advocaat-gemachtigde. Beide partijen kunnen de bedrijfsarts vragen als zodanig aanwezig te zijn bij de procedure. De naam arts-gemachtigde is ongelukkig.


Van het kiezen van partij voor de werkgever was geen sprake. Verweerder heeft er juist alles aan gedaan om klager te helpen.



5. De overwegingen van het college


5.1 Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.



5.2 Ten aanzien van het eerste klacht­onderdeel overweegt het college het volgende.


In deze zaak is toepassing gegeven aan de zogenoemde medische besluitenregeling. Medische besluiten zijn besluiten waaraan een beoordeling van medische gegevens ten grondslag ligt. De regeling voorziet in bezwaar, beroep op de rechtbank, en hoger beroep bij de CRvB. In casu ging het om de bezwaarprocedure. Achtergrond ervan is dat de werkgever belang kan hebben bij een WAO-beslissing en daar dus bezwaar en beroep tegen moeten kunnen instellen maar anderzijds niet zomaar toegang kan krijgen tot de medische gegevens van de werknemer.


In dit verband is van belang het destijds geldende artikel 88c WAO, dat luidde als volgt:


1.  Inzage in, dan wel kennisname of toezending van enig stuk, dat medische gegevens bevat, is voorbehouden aan een gemachtigde van de werkgever die arts is.


2.  De gemachtigde, die arts is, treedt in de plaats van de werkgever bij:


a.  de voorbereiding van een medische besluit;


b.  het opstellen van een bezwaar- of beroepschrift; en


c.  de behandeling van een bezwaar of beroep; voor zover betrekking hebbend op medische gegevens.



Eind 2005 is dit artikel vervangen door een nieuw artikel 88b WAO (de artikelnummering is veranderd). Dit nieuwe artikel brengt overigens materieel op het punt van de positie van de arts-gemachtigde geen wijziging.



Hieruit, maar ook uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, volgt dat de arts-gemachtigde optreedt namens en in de plaats van de werkgever. Hij is procespartij en geen deskundige. Verweerder is in feite terecht aan de tafel van de werkgever gaan zitten. Hij zat er immers namens en voor de werk­gever, ook al was die zelf bij de hoorzitting aanwezig.



Het college is van oordeel dat voor een arts, die optreedt als arts-gemachtigde van de werkgever, bijzondere omstandigheden daargelaten, geen rol als bedrijfsarts van de betreffende werkgever en werknemer meer kan zijn weggelegd, niet ervoor en niet erna. Immers, in de bedrijfsgeneeskundige begeleiding moet zelfs elke schijn van partijdigheid worden vermeden. Het college heeft de indruk dat in de praktijk toch enige perceptie leeft dat de arts-gemachtigde geen partijbelang vertegenwoordigt. Blijkbaar zijn bedrijfsartsen in de rol van arts-gemachtigde zich niet altijd bewust van de partijdige positie die zij innemen.



Overigens is niet gebleken dat verweerder zich verder (dat wil zeggen afgezien van de plek waar hij is gaan zitten) partijdig heeft opgesteld. Wel heeft deze opstelling van verweerder in ieder geval de schijn van partijdigheid in zich en moeten juist bedrijfsartsen die toch al zo moeten laveren tussen de nogal eens conflicterende belangen van de werkgever en de werknemer, te allen tijde alert zijn op dit punt. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.



5.3 In het tweede klachtonderdeel verwijt klager verweerder ten eerste dat hij tijdens de hoorzitting op 6 april 2004 feiten uit het medisch dossier openbaar heeft gemaakt. Klager heeft echter niet of onvoldoende aangegeven welke gegevens verweerder dan openbaar zou hebben gemaakt. Ook blijkt niet dat verweerder dergelijke gegevens tijdens die zitting openbaar heeft gemaakt. Zo vermeldt de rapportage arbeidsdeskundige bezwaar en beroep d.d. 13 april 2004 slechts dat op de hoorzitting globaal aan de orde is geweest dat er verschil van mening is tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van de UWV over de ernst van de beperkingen.



En het proces-verbaal van de hoorzitting vermeldt slechts dat de gemachtigde verklaart dat werknemer A beperkingen heeft, het de vraag is of hij zijn werk kan doen en dat de arts-gemachtigde verklaart dat werknemer zich niet meer geschikt acht voor eigen werk.


Bij repliek heeft klager een tweetal brieven, gedateerd 6 september en 12 oktober 2005 beiden van de heer E, overgelegd. In deze brieven staan gegevens betreffende de mediation. Er blijkt echter niet uit dat deze gegevens afkomstig zijn van verweerder.


De conclusie is dan ook dat dit klachtonderdeel niet kan slagen wegens het ontbreken van feitelijke grondslag.



5.4 Het derde verwijt heeft betrekking op het inwinnen van informatie met betrekking tot hetgeen er gebeurd is tussen klager en werkgever op of omstreeks 9 juni 2005. Volgens klager is hij door werkgever toen mishandeld. Het college is van oordeel dat nadere informatie over wat er op of omstreeks die datum tussen klager en werkgever was gebeurd niet relevant was voor (de oordeelsvorming) van verweerder. Duidelijk was immers dat er sprake was van een conflict en verweerder zou juist verwijtbaar hebben kunnen handelen als hij ofwel de versie van klager ofwel de versie van verweerder voor waar had aangenomen. Nu nadere informatie voor verweerder niet relevant was behoefde hij deze ook niet op te vragen. Dit verwijt faalt dan ook.



5.5 Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel overweegt het college het volgende. Verweerder ziet klager voor het eerst op 17 maart 2004 voorafgaand aan de hoorzitting in verband met de door de werkgever van klager ingestelde bezwaarprocedure, waarin verweerder optreedt als arts-gemachtigde voor de werkgever,  tegen de beslissing van het UWV/GAK om klager geschikt te oordelen voor het eigen werk.



Verweerder ziet klager echter in het kader van verzuimbegeleiding voor het eerst op 22 juni 2005 na ziekmelding door klager in de eerste helft van juni dat jaar. Verweerder suggereert in eerste instantie het conflict met mediation op te lossen. Dit mediationtraject is op 19 juli 2005  gestart. Het opstellen van een probleemanalyse is op dat moment nog niet aan de orde. Op 19 augustus 2005 heeft de mediator echter laten weten dat mediation geen kans van slagen had en adviseerde begeleiding in een exitsituatie, welk advies overigens niet werd opgevolgd. Verweerder heeft vervolgens binnen twee weken, en wel op 1 september 2005, een probleemanalyse opgesteld. Het is vervolgens aan de werkgever om een plan van aanpak op te stellen.



Nu verder geen sprake was van een medisch probleem en er begin september 2005 een passende reïntegratie was gerealiseerd (op detacheringsbasis) kon verweerder op 11 oktober 2005 de verzuimbegeleiding afsluiten.


Verweerder is aldus zijn verplichtingen op grond van de Wet verbetering poortwachter nagekomen.



5.6 De conclusie is derhalve dat (alleen) het eerste klachtonderdeel gegrond is. Het college is zich er echter wel van bewust dat de opstelling zoals in casu van verweerder in de praktijk niet ongebruikelijk is en dat thans door het college ten aanzien van de opstelling van de arts-gemachtigde een gedragsregel wordt geformuleerd die niet eerder in alle scherpte is geformuleerd.


Onder deze omsandigheden is het college van oordeel dat volstaan moet worden met de vaststelling dat de klacht gegrond is en dat het opleggen van een maatregel achterwege dient te worden gelaten. Wel is het college van oordeel dat deze beslissing op hierna te noemen wijze moet worden bekendgemaakt.



6. De beslissing


Het college



- verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond;


- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.

Bepaalt dat deze beslissing geheel zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde, Medisch Contact, het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en de Gezondheidszorg Jurisprudentie.


Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, E.H. Thé-van Leeuwen, J.N. Voorhoeve en J. M. Komen, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2007 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.



Klik hier voor het PDF van dit artikel

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.