Laatste nieuws
M.R. de Jong I.B. de Boer
6 minuten leestijd

Waar laten we de coassistenten?

1 reactie

Samenvatting

  • De numerus fixus wordt in 2011 opnieuw verruimd en rond 2015 mogelijk helemaal losgelaten, zoals de RVZ adviseert.*
  • Omdat het aantal coassistenten dan toeneemt, moet de capaciteit worden verruimd. De RVZ doet daarvoor geen concrete voorstellen.
  • Coassistenten zelf dragen mogelijke oplossingen aan, maar die kennen veel nadelen.
  • Het LOCA vreest verlies van onderwijskwaliteit en adviseert verder onderzoek.

* De demissionaire regering neemt geen besluiten over de voorstellen van de RVZ om de numerus fixus in 2011 uit te breiden en in 2015 af te schaffen.



Onderzoek nodig naar effect van capaciteitverruiming op onderwijskwaliteit

De discussie over het loslaten van de numerus fixus is in volle gang, en er komen diverse mogelijkheden ter sprake om de capaciteit in de coschappen te verruimen. Het is echter volstrekt onduidelijk welke gevolgen dat heeft voor de kwaliteit van het onderwijs.

In het studiejaar 2011-2012 wordt de numerus fixus voor de studie geneeskunde verruimd met 250 plaatsen (van 2850 naar 3100). En als het aan de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) ligt, wordt de loting rond 2015 helemaal afgeschaft (zie ook het artikel 'Meer artsen, minder kosten? KLetskoek').* Hoeveel extra studenten er in dat geval bijkomen, is nog niet bekend. In het RVZ-advies over het loslaten van de numerus fixus, gepresenteerd op 29 januari 2010, staat ook weinig over de relatie tussen de capaciteit en de kwaliteit. In slechts enkele zinnen wordt vermeld dat niet bekend is of er capaciteitsproblemen kunnen ontstaan, maar dat dit niet waarschijnlijk is.

Flexibilisering
Volgens de RVZ is een deel van de capaciteit in Nederland nog niet benut, en kan flexibilisering van de coschappen tot aanzienlijke capaciteitsverruiming leiden. Dit oordeel is gebaseerd op gegevens van het UMC Groningen, dat de coschappen heeft geherstructureerd, waardoor de flexibiliteit aanzienlijk zou zijn toegenomen. Wat die herstructurering precies inhoudt en wat exact wordt bedoeld met ‘toegenomen flexibiliteit’, staat er niet bij. Evenmin is duidelijk of deze herstructurering ook mogelijk is bij de andere UMC’s.

De acht geneeskundefaculteiten zelf zeggen in meerderheid dat er niet genoeg plek zal zijn voor extra coassistenten. Alleen het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), UMC Groningen en UMC St Radboud in Nijmegen denken nog extra coassistenten te kunnen plaatsen. En uit een recente inventarisatie van het Landelijk Overleg Co-assistenten (LOCA) onder vertegenwoordigers van de acht faculteiten, blijkt dat de coassistenten zelf ook denken dat er niet genoeg plek zal zijn en dat uitbreiding ten koste zal gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Extra coassistenten plaatsen op de bestaande plekken is volgens hen in elk geval geen optie. Niet alleen te weinig contact met patiënten zal dan een probleem vormen, maar ook te weinig persoonlijke begeleiding op de werkvloer. Volgens sommigen is daar nu soms al sprake van.

De acht faculteiten
zeggen dat er niet genoeg
plek is voor extra co’s

Meer specialismen
De coassistenten zien wel andere mogelijkheden om extra plekken te creëren, met helaas ook de daarbij bijbehorende haken en ogen. De eerste optie die wordt aangedragen is het creëren van extra plekken bij specialismen waar tot op heden niet bij alle faculteiten een regulier coschap wordt gelopen. Er bestaan meer dan dertig specialismen binnen de geneeskunde, terwijl coschappen zich nu beperken tot nog geen twintig. Zo lopen de meeste studenten geen regulier coschap op de afdelingen radiologie, pathologie, microbiologie, anesthesie en intensive care. Het keuzecoschap of de semi-artsstage (oudste coschap) kan meestal wel op een van deze afdelingen worden gelopen. Korte reguliere coschappen zouden eveneens op deze afdelingen mogelijk moeten zijn.

Dat hoeft niet te betekenen dat alle coassistenten nu ook bij alle andere specialismen een regulier coschap móeten lopen, maar als coassistenten zelf één of twee ‘ongebruikelijke’ afdelingen naar keuze kunnen aangeven, zou dit al leiden tot meer capaciteit. Een ander voordeel is dat coassistenten met een voorkeur voor deze specialismen alvast een ‘kijkje in de keuken’ kunnen nemen. Zij hoeven dan niet te wachten tot het keuzecoschap of de semi-artsstage aan het einde van hun studie, om zich mogelijk pas dan te realiseren dat dit vakgebied toch niet hun interesse heeft. Tevens worden coassistenten breder opgeleid, waardoor zij ook meer vakinhoudelijke kennis vergaren van hun toekomstige collega’s.

Ondanks deze voordelen blijft het echter de vraag of uitbreiding van het aantal specialismen waar coschappen worden gelopen, wel wenselijk is. Het LOCA denkt dat deze verruiming ten koste kan gaan van andere, onmisbare coschappen, zoals interne geneeskunde en chirurgie. Nu al kunnen coassistenten afstuderen zonder deze essentiële coschappen te hebben gelopen.

Sociale geneeskunde
Ook binnen de sociale geneeskunde wordt de capaciteit niet ten volle benut. Dit is opmerkelijk, want de meerderheid van alle artsen in Nederland is werkzaam binnen dat vakgebied. Bij de meeste faculteiten wordt een regulier coschap gelopen binnen maar één of twee takken van de sociale geneeskunde. Zo wordt in Maastricht zelfs geloot voor de richtingen GGD en jeugdgezondheidszorg, consultatiebureau, arbodienst, bedrijfsgeneeskunde, verzekeringsgeneeskunde en zorg voor verstandelijk gehandicapten. Ook voor de andere faculteiten geldt dat er nog restcapaciteit bestaat binnen de sociale geneeskunde.

Een nadeel van benutting van die capaciteit is dat coassistenten gedwongen zouden worden om deze vaak ‘impopulaire coschappen’ te lopen. Voorstanders menen juist dat een verplicht coschap voor meer bekendheid en dus populariteit kan zorgen. Overigens kan hier wederom de vraag worden gesteld of het niet ten koste zal gaan van andere, essentiële coschappen.

Periferie
Een andere manier om meer capaciteit te creëren is het plaatsen van meer coassistenten in de perifere ziekenhuizen. Die mogelijkheid is nog niet volledig benut, hoewel momenteel in bijna alle ziekenhuizen wel coassistenten rondlopen. Enkelen van hen reizen al uren naar een ziekenhuis in een andere plaats, waar zij doordeweeks slapen. Overnachtingen worden door de faculteit geregeld en betaald.

In meerdere perifere ziekenhuizen bestaat nog restcapaciteit. Het is echter de vraag hoeveel restcapaciteit, en of het wel goed is om coassistenten ver te laten reizen. De belasting die dit met zich meebrengt, kan hun studieresultaten beïnvloeden. Verder moet nog blijken of de faculteiten dit wel kunnen financieren.

Buitenland
Een volgende optie is coschappen lopen in het buitenland. Nu al bestaat die mogelijkheid voor de meeste coassistenten. Meestal betreft het een ziekenhuis waar de faculteit een samenwerkingsverband mee heeft. Coassistenten verplichten tot een stage in het buitenland is niet mogelijk, maar faculteiten kunnen buitenlandse coschappen actiever stimuleren. Daarbij zouden ze er wel op moeten toezien dat de kwaliteit van het coschap gelijk is aan die van een coschap in een Nederlands ziekenhuis.

Het RVZ noemt tenslotte ook nog moderne vormen van onderwijs, zoals e-learning, als optie om meer opleidingscapaciteit te genereren. Of de raad hier ook capaciteit voor de coschappen mee bedoelt, is niet helemaal duidelijk, maar het LOCA wijst dat in elk geval af. In de eerste, theoretische jaren leert de student dat elke patiënt een individu is, met zijn of haar eigen problemen, geschiedenis en emoties. Om daarmee op een professionele manier te leren omgaan, is meer nodig dan een computerprogramma. E-learning is een uitstekend leermiddel, maar dan wel als toevoeging aan het bestaande onderwijs. Professionele omgang met patiënten en hun familie leer je pas echt op de werkvloer.

Nadelen
Er zijn kortom diverse mogelijkheden om de capaciteit in de coschappen te verruimen, maar die kennen stuk voor stuk nadelen. Daarom zal eerst meer onderzoek moeten worden gedaan naar het capaciteitsprobleem, om uiteindelijk met goede oplossingen te kunnen komen. Het LOCA is van mening dat er op dit moment niet genoeg plek is, en dat die ruimte ook niet op korte termijn kan worden gecreëerd zonder daarbij de onderwijskwaliteit aan te tasten.

De opleidingscapaciteit is nog uit te breiden door coschappen aan te bieden bij vakken waar dat nu nog niet kan zoals radiologie en anesthesie.

Arts in Spe: Dossier Numerus Fixus

beeld: Getty Images
beeld: Getty Images
<font style="color:#b40404"><strong>PDF van dit artikel</font><strong>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • , Amsterdam

    Door het loslaten van de numerus fixus staat de capaciteit van de coschappen en de hiermee samenhangende onderwijskwaliteit volop in discussie. Het landelijk overleg co-assistenten (LOCA) maakt zich hier terecht zorgen over. Het is echter niet alleen... zo dat de capaciteit van coplaatsen binnen de sociale geneeskunde wellicht niet overal ten volle wordt benut (MC 33-34: 1596).

    Om een adequaat coschap te kunnen aanbieden worden coassistenten ondergebracht bij diverse sociaal geneeskundige instellingen zoals een Arbo-dienst, UWV of GGD. Soms wordt een keuze gemaakt voor een bepaalde sociaal geneeskundige instelling, of zelfs een loting. Dit is ingegeven door een plaatselijk tekort aan voldoende aantal stageplaatsen.

    In de afgelopen jaren heeft een enorme uitbreiding plaatsgevonden van het aantal stageplaatsen mede door de verhoging van de numerus fixus en omdat een coschap sociale geneeskunde thans behoort tot de kerncoschappen van alle medische faculteiten. Het capaciteitsplafond van sociaal geneeskundige stageplaatsen lijkt hiermee bereikt en wij onderstrepen de zorg die wordt uitgesproken over een verdere toename van de capaciteit van coplaatsen voor de onderwijskwaliteit.

    Op een aantal plaatsen bestaat een structureel tekort en kan tijdens onder meer de zomervakantieperiode niet aan iedere coassistent een volledig coschap worden geboden. De verwachting is dat in de komende jaren het aantal beschikbare plaatsen bij ondermeer bedrijfsgeneeskundige diensten zal verminderen door bezuinigingen en fusies.

    Wij onderschrijven de noodzaak van een regulier coschap sociale geneeskunde in de basisartsopleiding omdat een substantieel aantal artsen in deze sector werkzaam zal zijn en omdat een goed beeld van deze discipline voor alle artsen van belang is in hun latere beroepsuitoefening.

    Bijvoorbeeld de zieke werknemer die bij de huisarts komt en waarvoor overleg noodzakelijk is met de bedrijfsarts of het kind met een chronische aandoening die behandeld wordt door de kinderarts en specifieke aanpassingen op school nodig heeft en waarvoor overleg plaatsvindt met de jeugdarts.

    Dr. Marc Soethout, arts Maatschappij en Gezondheid
    Voorzitter onderwijsgroep IOSG Sociale Geneeskunde

    [Reactie gewijzigd door op 08-09-2010 02:00]

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.