Laatste nieuws

Competentieprofiel kan veel compacter

5 reacties

‘Light’-versie voor opleiders en supervisoren wenselijk voor visitaties

Met het nieuwe kaderbesluit van het Centraal College Medisch Specialismen per 1 januari is ook een ander toetsingskader voor opleiders van kracht geworden. Dit competentieprofiel is echter veel te uitvoerig om praktisch toepasbaar te zijn bij visitaties.

Sinds 1 januari is het nieuwe kaderbesluit van het Centraal College Medisch Specialismen (CCMS) in werking getreden. Hierin zijn de eisen voor medisch-specialistische vervolgopleidingen aanzienlijk verscherpt, zowel voor de opleidingsinrichting en de opleider, als voor alle leden (supervisoren) van de opleidingsgroep (de maatschap of vakgroep die de opleiding verzorgt): ‘Voor de beoordeling of de opleidingsgroep als geheel aan de eisen voldoet, vormt het competentieprofiel van de opleider en supervisor van het CCMS het referentiekader.’1 Dit competentieprofiel beschrijft vier kerntaken van de opleider en de supervisor: deze is een rolmodel, onderwijst de leerdoelen en hanteert hierbij effectieve onderwijsstrategieën, bewaakt de voortgang van het leerproces van de aios, en draagt zorg voor een effectieve opleidingssituatie. Deze vier kerntaken worden vervolgens voor elk van de zeven competentiegebieden uitgewerkt, op grond van literatuuronderzoek en gesprekken met aiossen.2-5 Het resultaat is een omvangrijk document, met in totaal 47 competenties (die de opleider/supervisor zou moeten beheersen) en 167 indicatoren (waaraan kan worden afgelezen of de opleider/supervisor de betreffende competentie beheerst).

Onmogelijk
Toen in 2009 het nieuwe besluit werd besproken door de voorzitters van Centrale Opleidingscommissies en Leerhuismanagers in de opleidings- en onderwijsregio (OOR) Noord-Oost Nederland, waren alle deelnemers het erover eens dat het onmogelijk is om tijdens een visitatie iedere medisch specialist met opleidingsbevoegdheid te toetsen op 47 competenties en 167 indicatoren. Daarnaast leefde de wens om de mogelijkheid te onderzoeken van een vorm van erkenning voor medisch specialisten in de regio die evident hun sporen hadden verdiend op het gebied van opleiding, en die er betrokken en enthousiast mee bezig waren (een ‘klinisch-opleiderkwalificatie’) . Voor deze twee doelen werd een werkgroep Opleidersprofessionalisering samengesteld, bestaande uit een aantal opleiders uit het UMC Groningen en de daarmee samenwerkende algemene opleidingsziekenhuizen, ondersteund met onderwijskundige expertise vanuit de UMCG Postgraduate School of Medicine, het leerhuis van het UMCG.

Meetbaar
De werkgroep besloot dat het CCMS-competentieprofiel van de opleider teruggebracht moest worden tot een lijst van competenties en indicatoren die aan de volgende eisen voldeden:

- toetsbaar;
- passend bij de rol van opleider;
- geen doublure van eerder genoemde competenties.

Onder ‘toetsbaar’ werd verstaan dat de betreffende competentie tijdens (proef)visitaties meetbaar moest zijn, aan de hand van schriftelijke documentatie. Zo werden competenties als ‘toont een persoonlijke gedrevenheid om te onderwijzen en te leren’ en ‘erkent morele/ethische aspecten van medische beslissingen en heeft een open houding naar de mening van de aiossen hierover’ als niet-toetsbaar beschouwd. Ook vond de werkgroep een groot aantal competenties in het profiel beter passen bij de rol van dokter (die op andere wijze reeds getoetst wordt) dan bij de rol van opleider (bijvoorbeeld: ‘levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, betrokken en ethisch verantwoorde wijze…’ en ‘laat zien dat samenwerken een belangrijk fundament van de gezondheidszorg is’). Ten slotte viel op dat verschillende competenties op meerdere plaatsen genoemd werden.

Drie leden van de werkgroep (ondergetekenden) checkten de 47 competenties aan de hand van de hierboven genoemde criteria. Aldus werd het competentieprofiel teruggebracht tot een lijst van 11 competenties, die werkelijk tot het domein van de opleider (of lid opleidingsgroep) horen, en die toetsbaar zijn aan de hand van over te leggen schriftelijke documentatie.

Deze lijst (zie tabel) werd geaccordeerd door de overige leden van de werkgroep, en door de voorzitters van de centrale opleidingscommissies en leerhuizen in de OOR.

Erkenning
Bovengeschetst ‘competentieprofiel light’ is, in afwachting van een definitieve regeling die momenteel door een landelijke werkgroep van de KNMG wordt voorbereid, naar onze mening geschikt voor gebruik bij opleidingsvisitaties. Het biedt daarnaast de mogelijkheid tot het erkennen van de inzet van enthousiaste medisch specialisten die zich evident betrokken hebben betoond bij de opleiding. Juist deze medisch specialisten hebben vaak een grote invloed op de vorming van de aiossen en verdienen erkenning daarvoor. Uit onderzoek is gebleken dat medisch specialisten met affiniteit voor onderwijs en opleiden zich vaak ondergewaardeerd voelen ten opzichte van collega’s die wetenschappelijk carrière maken, of uitblinken in een specifiek (vaak hooggespecialiseerd) deel van het vak.6 Het toekennen van een ‘klinisch-opleiderkwalificatie’ aan dergelijke collega’s kan helpen om hen waardering en erkenning te geven voor hun inspanningen voor onderwijs en opleiding. Zo’n erkenning als ‘specialist-klinisch opleider’ zou een geldigheid van maximaal vijf jaar kunnen hebben (net als de erkenning voor opleiders en opleidingen), en bij visitaties verlengd kunnen worden als de specialist in kwestie aantoonbaar voldoet aan de criteria uit de tabel.

Wij hopen dat de KNMG het nu onmogelijk toetsbare competentieprofiel aanpast en dat onze vereenvoudigde versie daartoe een aanzet kan zijn. Daarnaast kan ons competentieprofiel bijdragen aan de ontwikkeling van een ‘klinisch-opleiderkwalificatie’ voor collega’s die zich aantoonbaar inzetten voor onderwijs en opleiding.

Paul L.P. Brand, kinderarts, hoogleraar klinisch onderwijs, UMC Groningen
Peter M. Boendermaker, kinderarts, opleider kindergeneeskunde, UMC Groningen
Tjalling de Vries, kinderarts en opleider kindergeneeskunde, Medisch Centrum Leeuwarden

De auteurs schreven dit artikel namens de werkgroep Opleidersprofessionalisering van de OOR Noord-Oost Nederland. Overige leden van de werkgroep: Bob Geelkerken, Marcel Jonkman, Henk Sluiter en Paul Werker.

Correspondentieadres: p.l.p.brand@isala.nl; c.c: redactie@medischcontact.nl

Samenvatting

  • De geschiktheid van opleiders en van leden van opleidingsgroepen wordt sinds 1 januari 2011 getoetst door het competentieprofiel van de opleider als referentiekader te gebruiken.
  • Dit competentieprofiel is echter te uitgebreid om toe te passen bij visitaties.
  • Een werkgroep in de OOR Noord-Oost Nederland heeft daarom een beknopte en toetsbare versie van het competentieprofiel ontwikkeld.

Opleiders voelen zich vaak ondergewaardeerd ten opzichte van collega’s die wetenschappelijk carrière maken. Beeld: Thinkstock.
Opleiders voelen zich vaak ondergewaardeerd ten opzichte van collega’s die wetenschappelijk carrière maken. Beeld: Thinkstock.

Literatuur

1. Scheele F, Teunissen P, Luijk SV, Heineman E, Fluit L, Mulder H et al. Introducing competency-based postgraduate medical education in the Netherlands. Med Teach 2008; 30: 248-53.

2. Lombarts MJMH, Bucx MJL, Rupp I, Keijzers PJ, Kokke SIM, Schlack W. Een instrument voor de evaluatie van opleiderskwaliteiten van stafleden. Ned Tijdschr Geneeskd 2007; 151: 2004-8.

3. Flikweert ER, Miedema MT, Briët JW. Beoordelen van opleiders door arts-assistenten. TMO 2007; 26: 3-10.

4. Hoekstra JBL, Holleman F. De ideale opleider. Een enquête in de interne geneeskunde. TMO 2007; 25: 83-87.

5. Boor K, Teunissen PW, Scherpbier AJ, Vleuten CP van der, Lande J van de, Scheele F. Residents’ perceptions of the ideal clinical teacher--a qualitative study. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol 2008; 140: 152-7.

6. Ipsen M, Eika B, Morcke AM, Thorlacius-Ussing O, Charles P. Measures of educational effort: what is essential to clinical faculty? Acad Med 2010; 85: 1499-505.

Enthousiaste medisch specialisten hebben vaak een grote invloed op de vorming van de aiossen. Beeld: Thinkstock.
Enthousiaste medisch specialisten hebben vaak een grote invloed op de vorming van de aiossen. Beeld: Thinkstock.
<strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong> Meer MC-artikelen over dit onderwerp

<!--Meetbare competenties



opleider/plaatsvervangend opleider

lid opleidingsgroep (supervisor)

toetscriterium*

1

geeft voldoende feedback aan aios en documenteert dit conform professionele standaarden

idem

klinischepraktijkbeoordelingen, OSATS en andere feedbackinstrumenten conform professionele standaarden (in portfolio aios)

2

is geschoold in onderwijs- en opleidingsmethoden

idem

certificaat van deelname aan teach the teacher of andere cursus gericht op opleiders-professionalisering

3

volgt nascholing op gebied van
onderwijs en opleiding

idem

ten minste 4 punten voor nascholing op het gebied van onderwijs en opleiding per 24 maanden

4

is wetenschappelijk actief

idem (de opleidingsgroep moet aantoonbaar wetenschappelijk actief zijn)

minimaal 1 publicatie per 24 maanden in peer reviewed tijdschrift (voor opleider), en minimaal 1 dergelijke publicatie per 12 maanden voor de opleidingsgroep als geheel

5

neemt deel aan lokaal en regionaal opleidingsoverleg

neemt deel aan opleidingsoverleg in vakgroep of maatschap

aanwezigheid/aantal opleidingsvergaderingen (notulen/presentielijst)

6

kan een lokaal opleidingsplan overleggen

is op de hoogte van inhoud lokaal opleidingsplan

lokaal opleidingsplan

7

kan een programma van opleidingsbesprekingen overleggen

is op de hoogte van inhoud programma van opleidingsbesprekingen en participeert actief in deze besprekingen

samenstelling van het opleidingsprogramma aan de hand van opleidingsbesprekingen en aios-enquêtes

8

voert voortgangsgesprekken met aiossen en maakt hier verslag van conform professionele standaarden

levert aantoonbaar bijdrage aan voortgangsgesprekken met aiossen die onder directe supervisie vallen

aantal per jaar en verslag van voortgangsgesprekken voor elke aios (portfolio aios)

9

voert jaarlijkse beoordelingsgesprekken met aiossen (zo nodig vaker) en documenteert dit conform professionele standaarden

n.v.t.

aantal per jaar en verslag van beoordelingsgesprekken voor elke aios (portfolio aios)

10

laat het functioneren van alle individuele leden van de opleidingsgroep evalueren door de aiossen en onderneemt actie op de genoemde verbeterpunten

laat zijn eigen functioneren als lid van opleidingsgroep evalueren door aiossen en onderneemt actie op de genoemde verbeterpunten

aios-enquête: documentatie van verbeteracties door opleider

11

maakt samen met aios een individueel leerplan waarin leerdoelen zijn geformuleerd, met een plan hoe deze in de komende periode kunnen worden behaald, en documenteert dit conform professionele standaarden

is desgevraagd bereid om als mentor of supervisor van aiossen op te treden

verslag voortgangsgesprekken (portfolio aios)

Beknopt en toetsbaar competentieprofiel van opleider, plaatsvervangend opleider en lid opleidingsgroep.

* nader uit te werken
-->

aios
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • prof. dr. R.O.B. Gans

    , Groningen

    Het is van belang om een toelichting te geven op de totstandkoming van het competentieprofiel (MC 1/2011: 23).
    Voorheen was de enige eis aan opleiders hun activiteit op het gebied van wetenschap. Bij wetenschappelijke verenigingen bestond discussie ...over de wijze van beoordeling; er was geen consensus over de hoeveelheid artikelen die een opleider of groep opleiders minimaal gepubliceerd moest hebben. Het toenmalig Centraal College Medische Specialismen (CCMS) vroeg de werkgroep Modernisering medische vervolgopleidingen (MMV) een voorstel te doen om de wetenschappelijke activiteiten van opleiders(groepen) te beoordelen. De werkgroep heeft vervolgens uitgebreid literatuuronderzoek gedaan.
    Alle competenties en indicatoren zijn door de werkgroep ondergebracht in vier rollen, waarvan wetenschappelijke literatuur aangeeft dat die voor opleiden van belang zijn: rolmodel, onderwijzen, bewaken van de voortgang van het leerproces en zorgdragen voor effectieve opleidingssituaties. Op basis hiervan heeft de werkgroep een vragenlijst ontwikkeld waarmee opleiders zich konden laten evalueren. Tijdens de validatie van de vragenlijst zijn nog twee andere instrumenten geïntroduceerd: SetQ en Effect. De noodzaak om een ‘eigen’ instrument verder te ontwikkelen kwam daarmee te vervallen.
    Het huidige competentieprofiel biedt inzicht in de aspecten die van belang zijn bij opleiden. Het profiel is niet bedoeld als ‘vink’-lijst en indicatoren zijn niet numeriek te gebruiken. Het beknopte en toetsbare competentieprofiel van de werkgroep Opleidersprofessionalisering van de OOR Noord-Oost Nederland biedt opleider, opleidingsgroep en visitatoren een handvat om zichzelf te toetsen en te laten beoordelen door de visitatiecommissie en past uitstekend binnen hetgeen de werkgroep beoogde.
    De projectgroep MMV werkt op verzoek van het College Geneeskundig Specialismen aan kwaliteitseisen om te komen tot een compact en herkenbaar competentieprofiel dat handvatten biedt voor professionalisering. Zomer 2011 is dit competentieprofiel beschikbaar.


    prof. dr. R.O.B. Gans (voorzitter toenmalige werkgroep MMV),
    dr. H. A. Hoekstra (lid werkgroep MMV)
    drs. C. den Rooyen (ambtelijk secretaris werkgroep MMV)

  • E.F. Weltevreden

    , DEVENTER

  • Dr. D. Mietus

    ,

    Het meten van competenties voor het uitoefenen van de functie van opleider/ plaatsvervangend opleider draagt bij aan de kwaliteit van de opleiding. Om deze terug te brengen tot relevante kerncompetenties is een goede zaak (MC 2011; 66). Een kantteken...ing is op zijn plaats. Het meten van competenties geeft inzicht in de manier van werken op vaardigheidsnivo. De groei van de opleider hangt af van de meting op moment 1 en het uiteindelijk gewenste competentieniveau op moment 2. Het doel is uiteindelijk te voldoen aan het gehele competentieprofiel. Echter gedrag van mensen wordt niet alleen bepaald door competenties maar ook door waarden en overtuigingen, identiteit, communicatiestijl en karakterstijl. Bijvoorbeeld de competentie het voeren van een jaarlijks beoordelingsgesprek is objectief vast te stellen of het gesprek wel of niet heeft plaatsgevonden. Echter dit zegt nog niets over hoe goed het gesprek gegaan is. Hier spelen gedragsaspecten een grote rol. Heeft de opleider een meer reflexieve of juist coöperatieve communicatiestijl? Een psychologische assessment (zie www.loopbaanned.nl assessments) maakt deze gedragsaspecten inzichtelijk zodat de opleider bewuster van zijn functioneren wordt, zich verder kan ontwikkelen en uiteindelijk vaardiger dus competenter is. Mijn advies is om verder te kijken dan competenties alleen, kijk ook naar het gedrag dat hieraan ten grondslag ligt. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen in mijn coaching van medisch specialisten, AIOS en ANIOS de afgelopen jaren. Een benadering met het accent op de persoonlijke groei als mens én dokter, zal zeker ook tot vaardige en enthousiaste opleiders leiden. Deze aanpak zal de kwaliteitsverbetering van de medisch specialistische opleidingen verder helpen. Het competentieprofiel als kwaliteitsinstrument krijgt dan de waarde die het verdient.
    Haren, januari 2011
    Dr. Dieta Mietus, psycholoog/coach en trainer

  • O.T. Terpstra

    ,

    In het artikel ‘Competentieprofiel kan veel compacter’ (MC 7 januari 2011) pleit de werkgroep Opleidersprofessionalisering van de OOR Noord-Oost Nederland voor een “light versie” van het competentieprofiel voor opleider en supervisor zoals dit het CC...MS voor ogen staat. Met dit profiel wil het CCMS tevens beoordelen of de opleidingsgroep aan de eisen voldoet. Anders gezegd, de meetlat dient voor alle betrokkenen. De werkgroep ziet een amalgaam van toetsbare en niet toetsbare opleiderskwaliteiten en meent dat een groot aantal competenties beter past bij de doktersrol dan bij de opleidersrol. Ze ontwerpt een eigen profiel met 11 “competenties”. ‘Competentie’ wordt hier wel erg losjes gebruikt; er is eerder sprake van procesparameters, ofwel ijkpunten, maar dat doet niet af aan het belang van de benadering.
    Het is bekend dat in de beroepsopleiding de aios zich in hoge mate ontwikkelt op de werkvloer. Dat wil zeggen in het domein waar situaties dikwijls gekarakteriseerd worden door vaagheid en onzekerheid, waar informatie incompleet of ambigu kan zijn, doelen verschuiven en tijdsdruk een grote rol speelt. Terwijl men zich de wetenschappelijke kennisbasis van een discipline in principe via zelfstudie kan verwerven (zij het dat leermeesters die uitleg geven, vragen stellen en antwoorden becommentariëren het leerproces efficiënter maken), noodzaakt het verwerven van medische praktijkkennis tot regelmatige persoonlijke interactie tussen leermeester en lerende: de ‘meester-gezel relatie’ of moderner gezegd ‘tweerichtingen verkeer’. Onderzoek heeft laten zien dat juist deze interactie door aiossen onontbeerlijk wordt geacht en als bijzonder leerzaam wordt ervaren. Zeker als aan opleiderszijde sprake is van ‘toont persoonlijke gedrevenheid om te onderwijzen’ en ‘erkent morele en ethische aspecten van medische beslissingen en heeft een open houding naar de mening van aios hierover’. Niet zozeer ‘competenties’ dus maar ‘intenties’. De opleidersrol en de doktersrol vallen in de beroepsopleiding over elkaar heen. Dit betekent niet dat intenties niet gecompleteerd moeten worden met inzichten in de educatieve werking van diverse methoden. Maar aan opleiderszijde moet voorop blijven staan het bewustzijn van wat het betekent een lerende toekomstige beroepsgenoot onder je hoede te hebben en hem of haar gedurende een bepaalde periode te begeleiden in het groeien in de professionele rol. Dit vraagt om interactie die gekenmerkt wordt door dialoog tussen ervarene en lerende. Zo past bij het leerproces van aios op de werkvloer ‘coach’ beter dan ‘docent’. Zo passen bij beoordeling van educatieve kwaliteiten van dokters in hun rol van opleider ‘procesparameters’ beter dan ‘toetsbare competenties’.
    Hopelijk neemt de landelijke werkgroep van de KNMG het competentiemodel van bovengenoemde werkgroep serieus. Want het doet recht aan de kernkarakteristieken van praktijkleren in de beroepsopleiding en dat is belangrijk.


    Dr J H Stegeman
    Prof. Dr O T Terpstra

    Instructeurs Teach de Teachers cursus
    Leids Universitair Medisch Centrum

  • P.J. Slootweg

    , BENNEKOM

    een heel goed initiatief. Het lijkt me dat in dit beknopte profiel alle relevante punten waaraan de kwaliteit van de opleider en de opleidingsgroep getoetst kan worden, aan de orde komen. Goed bruikbaar voor zowel zelfevaluatie als ook als handleidin...g bij een visitatie. Hopelijk wordt dit overgenomen in het werkdocument visitaties.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.