Laatste nieuws
4 minuten leestijd

Juiste richtlijn niet gevolgd

Plaats een reactie
Zaaknummer RTC Eindhoven 09171, uitspraak 20 oktober 2010
Specialisme uroloog
Uitspraak waarschuwing
Klager nabestaande van patiënt
Relevantie volgens de inspectie Richtlijnen zijn er niet voor niets. Zij beschrijven de state of the art en geven de patiënt zekerheid. Deze casus laat zien welke dramatische gevolgen het niet volgen van de relevante richtlijnen kan hebben.
Feiten Op 8 december 2006 vertelde de 64-jarige patiënt op het spreekuur van de arts dat hij sinds anderhalf jaar soms terminale hematurie had. Het prostaatprotocol werd ingezet en de uitslagen gaven geen bijzonderheden. Op 13 november 2007 meldde patiënt zich opnieuw met klachten over hematurie en op 29 april 2008 over hematurie en hemaspermie. De arts zag geen reden voor invasief onderzoek, omdat in december 2006 het prostaatprotocol was doorlopen en in februari 2008 echografisch onderzoek aan blaas en nieren was verricht, waarbij geen bijzonderheden waren ontdekt. In mei 2008 heeft patiënt vergeefs geprobeerd op korte termijn een afspraak met de arts te maken en vervolgens een hematuriepoli van een ander ziekenhuis bezocht, waar een cystoscopie is verricht met als uitslag een verdenking op blaastumoren. Uiteindelijk is patiënt aan de gevolgen van blaaskanker overleden.
Overwegingen tuchtcollege Bij (persisterende) hematurieklachten dient de behandelaar, zeker bij een leeftijd als die van patiënt, in beginsel de hematurierichtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Urologie te volgen en niet alleen het prostaatprotocol. Dat betekent in casu dat ook een echografie, cystoscopie en urinecytologie hadden moeten plaatsvinden. De arts heeft dat alles nagelaten. Nu behoeft de richtlijn niet altijd te worden gevolgd, maar dan dient de behandelaar het niet volgen deugdelijk te motiveren en te registreren. Het een noch het ander heeft de arts gedaan.

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

 

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 september 2009 binnengekomen klacht van:

 

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. R.J.M. van Dalen te Eindhoven

 

tegen:

 

C

uroloog

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. A.C.I.J. Hiddinga te Amsterdam

 

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-        het klaagschrift en de aanvulling daarop

-        het verweerschrift

-        de repliek

-        de dupliek

-        een brief met bijlage van de gemachtigde van klaagster van 29 juni 2010

-        een brief met bijlage van de gemachtigde van verweerder van 23 augustus 2010.

 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 september 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

 

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster was de echtgenote van de op 28 februari 2009 overleden heer E (geboren in 1942), hierna te noemen: patiënt.

Op 8 december 2006 kwam patiënt voor het eerst op de polikliniek bij verweerder met een verwijzing door zijn huisarts wegens plasklachten, in het bijzonder klachten van een slappe straal en in wisselende mate een branderige pijn bij het plassen. Patiënt vertelde dat hij sinds anderhalf jaar met wisselende frequentie soms terminale hematurie had. Er werd urineonderzoek afgesproken en verweerder zette het prostaatprotocol in. De uitslagen gaven geen bijzonderheden, behoudens 25 erythrocyten per gezichtsveld in het sediment, door verweerder op dat moment verklaard door het gebruik van bloedverdunners. Voor de plasklachten schreef verweerder Vesicare voor.

Op 23 januari 2007 vond het volgende contact tussen verweerder en patiënt plaats. Er waren geen (plas)klachten meer en de Vesicare zou worden afgebouwd. Van patiënt werd afscheid genomen met de mededeling dat hij bij verergering van de hematurie opnieuw contact moest opnemen. Dat gebeurde op 13 november 2007. Patiënt had weer een hematurie gehad, maar had, volgens de aantekening in het dossier, daar geen last meer van. Op 29 april 2008 meldde patiënt zich weer met klachten over hematurie en hemaspermie. Verweerder zag geen reden voor invasief onderzoek, omdat in december 2006 nog het prostaatprotocol was doorlopen en in februari 2008, na een opname op de afdeling SEH vanwege rugklachten, echografisch onderzoek aan blaas en nieren was verricht, waarbij geen bijzonderheden waren ontdekt.

In mei 2008 heeft patiënt geprobeerd op korte termijn een afspraak met verweerder te maken en toen dit niet lukte heeft hij op 30 mei 2008 een hematuriepoli van een ander ziekenhuis bezocht, waar een cystoscopie is verricht met als uitslag een verdenking op blaastumoren.

Op 5 juni 2008 heeft het laatste consult van patiënt bij verweerder plaatsgevonden, waarin onder meer de uitslag van de cystoscopie is besproken. De behandelrelatie is daarop wegens een vertrouwensbreuk beëindigd. Uiteindelijk is patiënt aan de gevolgen van blaaskanker overleden.

 


3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster is van mening dat verweerder patiënt niet volgens de professionele standaard heeft behandeld. Hij is nalatig geweest en heeft verzuimd een adequate behandeling in te stellen. Ten onrechte heeft verweerder geen cystoscopie verricht, hetgeen ertoe had kunnen leiden dat de kanker eerder was gelokaliseerd en te behandelen was geweest. De kans op en adequate behandeling is patiënt ten onrechte ontnomen.

 

4. Het standpunt van verweerder

Het eerste contact op 8 december 2006 vond plaats na verwijzing door de huisarts wegens plasklachten, die volgens patiënt al anderhalf jaar bestonden. Aan het einde van de plas had patiënt een keer een druppeltje bloed gezien. Patiënt slikte onder andere bloedverdunners. In het verleden had hij een katheter gehad en hij had dat erg vervelend gevonden. Dat is ook op te maken uit de verwijsbrief van de huisarts. Gelet op de klachten werd een urineonderzoek afgesproken en werd het prostaatprotocol ingezet. De uitslag van het onderzoek liet een heel lage score bloedcellen zien, maar dat was verklaarbaar vanwege het gebruik van bloedverdunners.

In de perceptie van verweerder heeft hematurie nooit op de voorgrond gestaan; zijn focus heeft gelegen op irritatieve mictieklachten. Verweerder wist dat hij van het hematurieprotocol afweek door geen cystoscopie te doen, maar hij meende hiervoor goede argumenten te hebben in de onprettige ervaringen van patiënt met de katheter en zijn volgens de verwijsbrief bestaande angststoornis.

Toen uiteindelijk de hematurie wel op de voorgrond stond, is gepoogd een afspraak te maken voor cystscopie, maar vanwege de wachttijd is patiënt naar een ander ziekenhuis gegaan. Daarna is het vertrouwen komen te ontbreken en is de relatie beëindigd.

 

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat naast plasklachten die het volgen van het prostaatprotocol rechtvaardigden vanaf het begin tot het einde van de behandelrelatie sprake is geweest van persisterende hematurieklachten.

Bij (persisterende) hematurieklachten dient de behandelaar, zeker bij een leeftijd als die van patiënt, in beginsel de hematurierichtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Urologie te volgen, hetgeen inhield dat in casu een echografie, cystoscopie alsmede urinecytologie had moeten plaatsvinden. Verweerder heeft dat alles nagelaten. Nu behoeft een richtlijn niet altijd te worden gevolgd, maar dan dient de behandelaar het niet volgen deugdelijk te motiveren en te registreren. Het een noch het ander heeft verweerder gedaan. Een (overigens niet nader aangeduide) angststoornis van patiënt, een vervelende ervaring met een katheter en hetgeen verweerder verder heeft aangevoerd, kunnen het afwijken van de richtlijn zoals verweerder dat heeft gedaan bij herhaalde klachten als hier het geval niet rechtvaardigen.

De klacht is daarom gegrond; het college zal verweerder de maatregel van waarschuwing opleggen.

 

6. De beslissing

Het college:

-        waarschuwt verweerder.

 

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, dr. G.H.M.I. Beusmans, prof.dr. J.M.A. van Engelshoven en dr. W.F.R.M. Koch als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

Meer uitspraken



<b>PDF van deze uitspraak</b>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.