Laatste nieuws
Aart Hendriks
7 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

Tandarts die borsten ‘aanraakt’

Plaats een reactie

Sommige tandartsen vatten hun deskundigheidsgebied wel erg ruim op. En zij komen daarmee nog weg ook. Deze conclusie kan althans worden getrokken uit onderstaande uitspraak van de Rechtbank Arnhem.

Een vrouw doet aangifte tegen haar tandarts, omdat hij haar borsten betast zou hebben. De rechtbank stelt vast dat er inderdaad sprake is geweest van het doelbewust ‘aanraken’ van de borsten, maar spreekt de tandarts vrij van ontucht. De rechtbank concludeert namelijk dat er is gepalpeerd naar aanleiding van klachten bij de vrouw. Dat de tandarts zich tevens had gespecialiseerd in de behandeling van craniomandibulaire disfunctie (CMD) achtte de rechtbank in dit geval relevant. Vanwege deze specialisatie kon de tandarts besluiten lichamelijk onderzoek te doen. Omdat de vrouw tijdens dit onderzoek zei tevens pijn te voelen onder de borsten, mocht de tandarts dit opvatten als een verzoek, met toestemming, haar borsten aan te raken.

Deze strafrechtelijke beslissing roept (bij ons) bovenal vragen op. Waarom heeft de officier van justitie de tandarts niet tevens ten laste gelegd dat de tandarts (ver) buiten de grenzen van zijn deskundigheidsgebied was getreden? Volgens de Wet BIG behoren immers slechts handelingen op het gebied van de tandheelkunde tot het deskundigheidsgebied van tandartsen. Daarnaast is het volstrekt onduidelijk of, en zo ja in hoeverre, de tandarts de patiënte vooraf over zijn aanvullende specialisaties had geïnformeerd. CMD-symptomen hebben bovendien betrekking op de kauwspieren of het kaakgewricht; het blijft het een raadsel waarom hij onderzoek aan de borsten nodig vond. En wat zal de tandarts hebben genoteerd in het medisch dossier van zijn patiënte? Het zou interessant zijn om te weten hoe de tuchtrechter deze zaak beoordeeld had. Maar oordeelt u vooral zelf over deze wonderlijke zaak en het door de strafrechter gemaakte onderscheid tussen ‘aanraken’ en ‘betasten’ van borsten door een beroepsbeoefenaar die zich, professioneel, slechts hoort in te laten met de mondstreek.

B.V.M. Crul, arts
prof. mr. A.C. Hendriks, jurist KNMG

Rechtbank Arnhem d.d. 4 januari 2011 - (ingekort door redactie MC)

Vonnis in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen verdachte A, tandarts, wonende te B, met als raadsman mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.

1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in of omstreeks juni 2008, door (een) feitelijkheid/feitelijkheden C (slachtoffer) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig met zijn hand(en) dan wel vinger(s) betasten van de borst(en) van C, waarbij de feitelijkheid/feitelijkheden erin bestond(en) dat verdachte zijn hand ongevraagd en onverhoeds onder de beha van C heeft gebracht, terwijl C op dat moment als patiënt van verdachte in een tandartsstoel zat of lag (waardoor verdachte een zeker psychisch overwicht op haar had).

Althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: hij in of omstreeks juni 2008, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg (te weten als tandarts), ontucht heeft gepleegd met C, die zich als patiënt en/of cliënt aan A’s hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft verdachte toen aldaar met zijn hand(en) dan wel vinger(s) de borst(en) van C betast.

2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 december 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte A verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd mevrouw C (slachtoffer). Zij is tevens ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie, mr. P.A. Boer, heeft gerekwireerd. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte, tandarts, heeft onverhoeds de borsten van zijn patiënte, C, betast terwijl C in een tandartsstoel lag en zich hieraan niet kon onttrekken. Gelet op de aangifte, waaruit blijkt dat C deze handelingen niet heeft toegestaan, is sprake geweest van dwang. Nu voor het betasten van de borst geen medische reden aanwezig was, heeft verdachte gehandeld in strijd met de sociaal-ethische norm dat het niet geoorloofd is om zonder toestemming de borsten van een patiënte te betasten en is het handelen van verdachte als ontuchtig aan te merken.

Verdachte had dit kunnen en moeten weten en heeft met zijn handelen in ieder geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat C het betasten van haar borsten als ontuchtig zou opvatten, zodat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het plegen van dit feit.

Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich gespecialiseerd heeft in een aantal aanvullende behandelingen. Na zijn studie tandheelkunde heeft hij daarvoor een aanvullende opleiding aan de universiteit gevolgd. Een van die specialisaties is de behandeling van craniomandibulaire disfunctie, gericht op klachten in de mond die zich uitbreiden naar andere spieren. C had een groot aantal klachten, die juist ook onder deze specialisatie vielen. Zij was al langere tijd bij hem in behandeling, maar de klachten namen niet af. Verdachte heeft daarom besloten opnieuw een uitgebreid onderzoek te doen.

Namens verdachte is voorts aangevoerd, zoals ook door verdachte ter terechtzitting verklaard, dat C niet in de stoel lag, maar zat, omdat de stoel rechtop stond. Voorts was geen sprake van een behandeling maar van een onderzoek waarbij verdachte de klachten van C wilde inventariseren en een diagnose wilde stellen. Daartoe was het noodzakelijk een aantal spieren aan te raken (te palperen) waaronder die van de nek, de schouders en het borstbeen. Verdachte heeft dat ook gedaan. Omdat C tijdens het onderzoek de opmerking maakte ook pijn onder haar borsten te voelen, heeft verdachte dit opgevat als een verzoek, en dus impliciete toestemming, om die klacht nader te onderzoeken.

Verdachte heeft voorts gesteld dat het mogelijk was dat de klachten van C werden veroorzaakt door problemen rond of bij het diafragma, zodat dat verzoek hem niet onlogisch voorkwam, en heeft daarom ook onder haar borst gevoeld. C moet hebben geweten dat dat niet kon zonder haar borsten aan te raken. Van ongevraagd en onverhoeds handelen bij het aanraken van de borsten is geen sprake geweest nu verdachte juist op aanwijzing van C, en direct aansluitend aan het palperen van de daarboven liggende spieren, onder haar borst gepalpeerd heeft en daartoe haar borst enigszins opzij moest duwen, waardoor hij deze aanraakte. Voor verdachte was het palperen onder de borst bovendien noodzakelijk om duidelijk te krijgen of daar een oorzaak voor de klachten lag, in welk geval C doorverwezen zou kunnen worden.

Verdachte ontkent ontuchtig te hebben gehandeld. Verdachte heeft beide borsten van C aangeraakt, maar aanraken is iets anders dan betasten. Betasten is het aanraken van de borst om die borst ook doelbewust te bevoelen. Het aanraken van de borsten door verdachte had slechts als reden het mogelijk te maken om onder de borst op een spier te drukken. Verdachtes handelen kan uitgelegd worden als medisch handelen.

Bespreking van de standpunten
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

Het primair ten laste gelegde ziet op hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht en het subsidiair ten laste gelegde ziet op hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. In zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde wordt verdachte verweten ontuchtige handelingen te hebben gepleegd. Van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 en artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht is slechts sprake indien het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De eerste vraag die dus moet worden beantwoord is of de handelingen van verdachte handelingen van seksuele aard waren.

Aangeefster, C, heeft in haar aangifte verklaard al langere tijd patiënte bij verdachte te zijn. Nadat verdachte haar vroeg of zij last had van haar nek bevestigde zij dat. Verdachte heeft toen haar nek bevoeld. Aangekomen bij de linkeroksel vroeg verdachte haar of zij ook daar last had, hetgeen zij wederom bevestigde. Verdachte zou daarna van haar oksels naar haar borsten zijn gegaan.

De verklaring van aangeefster bevestigt de lezing van verdachte dat geen sprake was van een behandeling maar van een onderzoek naar de klachten van aangeefster. Eveneens bevestigt haar verklaring de lezing van verdachte dat hij als eerste de spieren in de nek, de schouders en ter hoogte van het borstbeen heeft gepalpeerd en in het verlengde daarvan haar borsten heeft aangeraakt. Dit strookt met de verklaring van verdachte dat het aanraken van de borsten van aangeefster onderdeel was van zijn onderzoek en dat hij de borsten slechts opzij heeft geduwd om daaronder te kunnen palperen. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte in het algemeen en in het bijzonder niet aan zijn stelling dat hij de borsten pas opzij heeft geduwd nadat aangeefster hem vertelde pijn onder in haar borst te hebben (terwijl verdachte op dat moment al het gebied ter hoogte van de oksels en het borstbeen onderzocht) en dat dit slechts was met de intentie de klacht te onderzoeken.

Gezien het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank het handelen van verdachte, het aanraken van de borsten zoals door verdachte omschreven, niet als ontuchtig worden bestempeld. De rechtbank zal verdachte daarom van het hem zowel primair, als subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:

- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij C:

- Verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. E. de Boer en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2011.

<b>PDF van dit artikel</b>

Meer Medisch Recht

<b>Volledige tekst van deze uitspraak</b>
tandheelkunde
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.