Laatste nieuws
M.J. van Hoof L. Vogtländer
6 minuten leestijd
psychiatrie

Voor kind is meldrecht beter dan meldplicht

1 reactie

Loyaliteit tegenover ouders niet onderschatten

Recentelijk is de politieke discussie over meldrecht van kindermishandeling versus meldplicht flink opgelaaid. In het belang van het kind is een vurig pleidooi op zijn plaats voor handhaving van het meldrecht met verplichte gebruikmaking van de meldcode kindermishandeling.

De recente discussie heeft alles te maken met het pas verschenen rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over een aantal gevallen van (bijna) fatale fysieke kindermishandeling.1 Centraal in de discussie staan de veiligheid van het kind en het recht van het kind op bescherming als ouders of verzorgers die veiligheid niet kunnen bieden of zelfs geweld aandoen. De vraag is dan hoe die veiligheid het beste hersteld kan worden, gegeven het feit dat een kind afhankelijk is van zijn ouders of verzorgers, zowel sociaal-emotioneel als fysiek-materieel. Voor een kind zijn zijn ouders, als het goed is, zijn basis van vertrouwen en een veilige haven. Kindermishandeling stelt de idealiter veilige gehechtheidsrelatie op de proef, maar de loyaliteit van een kind is doorgaans groot, ook als er sprake is van mishandeling of verwaarlozing. Daarom is het zo belangrijk om als overheid en hulpverleners te denken vanuit het perspectief van het kind. Het kind wil zijn ouders niet kwijt, maar wil wel dat de mishandeling of verwaarlozing stopt.2

Empathisch
De KNMG-Meldcode kindermishandeling biedt hierbij uitkomst.3 Die zegt dat meestal eerst gestreefd moet worden naar een vertrouwensrelatie met de ouders. Een empathische houding tegenover ouders en kind maakt het beter mogelijk voor de hulpverlener om zijn zorgen te bespreken, erachter te komen wat er precies aan de hand is en hoe alle betrokkenen dit ervaren, en wat er nodig is om de veiligheid van het kind te waarborgen. Daarbij kan volgens professionele standaarden een risico-inventarisatie en -taxatie worden gemaakt en multidisciplinair besproken.4 5 Aan de hand hiervan is het mogelijk maatregelen uit te zetten, waaraan ook ouders of verzorgers zich committeren. Als er signalen zijn dat ouders tóch niet in staat zijn de afgesproken veiligheid te bieden of dat het kind in acuut gevaar verkeert, dan zal volgens het stappenplan van de Meldcode kindermishandeling een melding bij het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) of de Raad voor de Kinderbescherming dan wel aangifte bij de politie gedaan moeten worden. De regie over de veiligheid komt dan, al dan niet tijdelijk en het liefst in samenspraak, in handen van deze instanties of Bureau Jeugdzorg.

Hulp mijden
Gebruikmaken van de Meldcode kindermishandeling zorgt dat bij hoogrisicogezinnen een passende doorverwijzing naar de (forensische/kinder- en jeugd)psychiatrie van ouders en kind kan plaatsvinden. Deze zal in samenwerking met Jeugdzorg en andere hulpverleners rond het gezin de benodigde behandeling en monitoring van de veiligheid oppakken. Het addendum psychiatrie van de KNMG-Meldcode kindermishandeling, dat de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) op dit moment aan het afronden is, richt zich juist daarop.

Een vertrouwensrelatie met de ouders
is het eerste streven

Een meldplicht echter ondermijnt de mogelijkheid om een vertrouwensrelatie aan te gaan met meestal kwetsbare ouders en kinderen die vaker zorg mijden (zeker als zij weten dat de hulpverlener een meldplicht heeft), zich realiseren dat zich grensoverschrijdende gedragingen voordoen binnen of buiten het gezin, of bang zijn voor uithuisplaatsing van hun kind. Het kind kan daarvan de dupe zijn. Want als een ouder zich in het nauw gedreven voelt, kan dat leiden tot emotionele instabiliteit en zo kindermishandeling of verwaarlozing juist doen toenemen.

Conflict van plichten
Een ander argument tegen een meldplicht is dat deze zinloos is als ouders hulp accepteren, omdat de ervaring leert dat het AMK de zaak dan meestal niet oppakt. Het doel van melden is immers toeleiding naar hulp. Ondertussen verkeren ouders door de melding bij het AMK in onzekerheid en angst, en de kans is groot dat zij door de melding het vertrouwen in de hulpverlening kwijtraken en zich onttrekken aan zorg.

Een derde nadelig gevolg van een meldplicht is een conflict van plichten voor de (BIG-geregistreerde, medische) hulpverlener. Dit levert een moreel dilemma en een praktische patstelling op. Vaak gaat het om vermoedens van mishandeling of verwaarlozing die nog niet hard gemaakt zijn. In geval van een meldplicht moet iedere keer opnieuw beslist worden of de vermoedens voldoende zijn om een vals-positieve beslissing zoveel mogelijk uit te sluiten. Geen enkele ouder wil tenslotte onterecht beschuldigd worden van kindermishandeling. Ook de tuchtrechter eist uiterste zorgvuldigheid. Dit zet hulpverleners in de positie van ‘waarheidsvinders’, maar dat hoort niet tot hun taak. Voor de veiligheid van het kind is het effectiever om ouders te vertellen waarom de hulpverlener zich zorgen maakt en wat deze van ouders verwacht (meewerken aan ander oudergedrag). Dit geeft ruimte voor samenwerking. Als ouders hiervan geen gebruikmaken, kan melding bij het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming alsnog plaatsvinden.

Lege handen
Ook als de hulpverlener zeker weet dat er sprake is van kindermishandeling of verwaarlozing, is het zeer de vraag of de meldplicht de juiste hulp op gang brengt en of deze dan nog wel een ingang vindt bij ouders op basis van vertrouwen. En dat vertrouwen is nodig, juist omdat ouders als het ware het instrument zijn om de veiligheid van hun kind te waarborgen.

Bovendien weten we uit onderzoek in landen waar een meldplicht is (VS, Canada, Australië, Denemarken, Zweden, Finland, Frankrijk, Israël) dat deze de hierboven benoemde keerzijden heeft.6 Een meldplicht doet het hulpverlenings- en justitiële systeem dichtslibben, terwijl de hulpverlener met lege handen staat. Deze is gebonden aan tegenstrijdige wettelijke opdrachten, namelijk niet te schaden, ouders noch kind, het medische beroepsgeheim te handhaven, en bij vermoeden van kindermishandeling te melden aan de autoriteiten. Deze beslechten vervolgens vooral vanuit juridisch strafrechtelijk kader de casus en verplaatsen zich ons inziens onvoldoende in de schoenen van ouders en het ontwikkelingsperspectief van het kind op korte en langere termijn.

Meldplicht zet hulpverleners ten onrechte
in de positie van ‘waarheidsvinders’

Tot slot is bekend dat hulpverleners in geval van een meldplicht stoppen met het stellen van vragen over geweldservaringen in het gezin, omdat het hun positie als hulpverlener zeer compliceert. Het mishandelde of verwaarloosde kind wordt daarmee bij herhaling in de steek gelaten.

Waarborgen voor een goed gebruik van de Meldcode kindermishandeling moeten gevonden worden in uitgebreide training van hulpverleners in risico-inventarisatie en -taxatie, gesprekstechnieken en facilitering van multidisciplinair casusoverleg en intersectorale ketensamenwerking.

drs. M.J. van Hoof, kinder- en jeugdpsychiater en orthopedagoge, voorzitter werkgroep Trauma en Kindermishandeling van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
drs. L. Vogtländer, forensisch kinder- en jeugdpsychiater De Waag, werkgroep Trauma en Kindermishandeling van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie

m.m.v. de overige werkgroepleden: dr. R.J.L. Lindauer, drs. M.G.J. Schmeets, dr. A.A.M. Crijnen

Correspondentieadres: hoofm@rivierduinen.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl.
Geen belangenverstrengeling gemeld.

Samenvatting

  • En meldplicht kindermishandeling kent vele averechtse effecten, zo toont ervaring in het buitenland aan.
  • Getraind gebruik van de meldcode kindermishandeling in multidisciplinair, sectoroverstijgend verband is een duurzaam alternatief.
  • Daarbij moeten de veiligheid en het perspectief van het kind op korte en langere termijn vooropstaan, terwijl het beroepsgeheim gewaarborgd blijft.

Meer over dit onderwerp vindt u in het dossier Kindermishandeling.

Voor meer informatie over de werkgroep Trauma en Kindermishandeling van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie, zie: http://www.kenniscentrum-kjp.nl/professionals/themas/trauma_en_kindermishandeling

Referenties

1. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011). Onderzoeksrapport Kindveiligheid: over de fysieke veiligheid van het jonge kind. Themastudie: voorvallen van kindermishandeling, met fatale of bijna fatale afloop. Den Haag (T2006GZ0628-04). Zie ook www.onderzoeksraad.nl

2. IJzendoorn MH van, Bakermans-Kranenburg MJ. Gehechtheid en trauma. Amsterdam, 2010. Hogrefe Uitgevers.

3. KNMG. Artsen en kindermishandeling. Meldcode en Stappenplan. Utrecht, 2008. Zie ook www.knmg.nl/publicaties

4. Beer R, Lindauer R, Boer F. Diagnostiekprotocol trauma. Amsterdam, AMC psychotraumacentrum, 2007. Zie ook www.kenniscentrum-kjp.nl/nl/Professionals/themas/trauma_en_kindermishandeling/diagnostiek/

5. Ruiter C de, Jong EM de. CARE-NL Richtlijn voor gestructureerde beoordeling van het risico van kindermishandeling. Utrecht, 2005. Zie ook www.nji.nl .

6. Rossum J van, Wolzak A. Meldplicht kindermishandeling: een toegevoegde waarde? Recente inzichten over het nut van een meldplicht. Nederlands JeugdInstituut, 2008. Zie ook www.nji.nl

beeld: Getty Images
beeld: Getty Images
<strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>
KNMG psychiatrie kindermishandeling
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • W.A.Verwijs

    kinderarts,

    Van Hoof en Vogtlander belichten in hun artikel een aantal hete hangijzers bij de meldplicht bij verdenking kindermishandeling. Terecht noemen zij de loyaliteit van het kind richting ouders. Het noemen van het AMK (wat is er toch mis met de oude term... Bureau Vertrouwensartsen?) roept helaas steeds de associatie met uithuisplaatsing op.

    Het is onze taak als hulpverlener om duidelijkheid en openheid te geven in de rol van het AMK als specialist en eventueel second opinion bij een verdenking kindermishandeling. Juist deze openheid en eerlijkheid kan bijdragen tot behoud van vertrouwensband als hulpverlener met de hulpvrager.

    Immers, wij beschuldigen niet maar constateren alleen op basis van onze expertise als hulpverlener dat binnen de differentiaaldiagnose ook kindermishandeling een plaats heeft. Maken we niet dagelijks een werkhypothese waarbinnen ook een maligniteit een plaats heeft? Bespreken we dit dan ook niet open met de patiënt en verwijzen we dan ook niet door naar een specialistisch centrum ter bevestiging of uitsluiting?

    Bij verdenking mogelijk kindermishandeling mogen wij ons ten opzichte van de hulpvrager (lees: het kind) niet aan onze plicht onttrekken om onze verdenking te bevestigen dan wel uit te sluiten. Het belang van het kind dient bovenaan te staan wat, indien dit in gevaar dreigt te komen, ons ontslaat van ons beroepsgeheim. Terughoudendheid vanwege twijfel over juiste hulp is hier een zwaktebod.

    In het genoemde artikel zit het gevaar dat we weer terug gaan naar melden, nee tenzij in plaats van ja mits. Wij kunnen er niet om heen dat kindermishandeling veel voorkomt en vaak gemist wordt. De consequenties die we hier uit moeten trekken zijn: betere scholing in signaleren en benoemen; betere (24 uur per dag en 7 dagen per week) samenwerking met vertrouwensartsen en goede en adequate terugkoppeling. Zorgrecht ontslaat ons niet van meldplicht.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.