Laatste nieuws
interview

De vrijheid om keuzen te maken

Plaats een reactie

Interview met Rob Meerhof, voorzitter van de NPCF


Patiënten moeten de komende jaren wat te kiezen houden in de gezondheidszorg. Goede informatie over de kwaliteit van instellingen en artsen kan daartoe bijdragen.

Op de conferentie over kwaliteit in de gezondheidszorg, die op 24 en 25 mei in Leidschendam wordt gehouden, staan regionalisering van de zorg en het perspectief van de patiënt centraal. Rob Meerhof, voorzitter van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), vindt dan ook dat ‘kwaliteit een tastbare grootheid moet zijn die merkbaar is op het niveau van de individuele patiënt’. De afgelopen tien jaar heeft zijn federatie meegewerkt aan het opstellen van criteria en raadplegingsinstrumenten om de kwaliteit van de zorg te kunnen toetsen. Onder andere voor de thuiszorg, de ziekenhuizen en de huisartsenzorg zijn meetinstrumenten ontwikkeld.
Meerhof: ‘We hebben ook meegedacht over beoordelingsschema’s in de sfeer van certificatie. Daar blijven we mee bezig. Maar certificaten zijn niet zaligmakend. Ze zijn weliswaar relevant om te beoordelen of een systeem goed is, dat staat buiten kijf, maar ze zeggen niets over de afzonderlijke prestaties van een instelling. Ze zeggen ook niet of deze prestaties overeenkomen met wat de individuele patiënt wil. Als patiëntenorganisatie zijn we overgevoelig geworden voor al die satisfactieonderzoeken die keer op keer aantonen dat zeventig procent van de patiënten tevreden is over de

geleverde zorg, terwijl de resterende dertig procent buiten beeld raakt. Precies daarom hebben we raadplegingsinstrumenten ontwikkeld. Patiënten bepalen daarbij zelf wie en wat er wordt geraadpleegd en doen dat onder eigen regie. De uitkomsten worden vervolgens in verband gebracht met het intern kwaliteitsbeleid van de instellingen en de beroepsbeoefenaren. De resultaten van de metingen moeten natuurlijk leiden tot concrete afspraken met het management van de instelling of met de betreffende beroepsbeoefenaren.’

Stagnatie
‘Ik kan nog niet zeggen dat de gehele gezondheidszorg ons kwaliteitssysteem con amore gebruikt. Maar in diverse sectoren is het gelukkig vanzelfsprekend dat de uitkomsten van de reguliere meting van het oordeel van patiënten leiden tot een deal met het management over eventueel noodzakelijke verbeteringen. Dat gebeurt in de GGZ en in de thuiszorg. Het leek ook te gaan gebeuren bij de ziekenhuizen, maar vanwege het ontbreken van middelen dreigt de toepassing van ons ziekenhuisinstrument helaas te stagneren. Bij de meeste beroepsgroepen hebben de eerdere Leidschendamafspraken een sterke impuls gegeven aan het kwaliteitsbeleid. Zij vinden het vanzelfsprekend om dat beleid samen met patiëntenorganisaties te ontwikkelen. Een belangrijk knelpunt is de implementatie. Zowel voor patiëntenorganisaties als voor aanbieders blijkt het een hele opgave te zijn om meerjarig in de gaten te houden of de gemaakte afspraken ook feitelijk worden gerealiseerd. Hopelijk kunnen we de partijen, inclusief onszelf, tijdens Leidschendam 2000 tot meer aandacht hiervoor stimuleren.’

Wat zijn voor de NPCF de belangrijkste resultaten van de voorgaande Leidschendamconferenties?
Rob Meerhof: ‘In de eerste plaats uiteraard dat we als patiëntenorganisatie partij zijn geworden. En dat de patiëntenbeweging in het kielzog daarvan verder is gaan kijken dan alleen naar de eigen categorale aandoening. Ten tweede dat we hebben gedefinieerd wat verantwoorde zorg is, en dat we zijn begonnen met de opstelling van richtlijnen. Maar tot nu toe blijft het, om zo te zeggen, beperkt tot de zorg sec. Kwaliteit betekent voor ons in de eerste plaats kwaliteit van leven. Criteria voor goede zorg houden daar nog onvoldoende rekening mee. Neem een willekeurige chronische patiënt: die wil ook wel weer eens aan het werk. Bij hem verschuift de nadruk van de medisch-diagnostische consumptie naar de wens om weer een betrekkelijk normaal leven te kunnen leven. Voor dat soort noties moet meer aandacht komen.’

Leidschendam 2000  zal vooral over regionalisering gaan.


‘Wij vinden het belangrijk dat er op regionaal niveau over zorg wordt gesproken. We hebben niet voor niets regionale platforms en regionale afdelingen van landelijke categorale verenigingen. Wij gaan daarbij uit van de individuele patiënt, die een continuüm van zorg om zich heen wil. We voelen niet zo voor het woord zorgketen: dat legt naar onze smaak te veel de nadruk op de organisatie van de gezondheidszorg. Managers in de zorg moeten zich minder bezighouden met organiseren en meer met zorgverlening zoals die vanuit de optiek van de patiënt wordt gewenst. Ik geef toe dat ook mijn handen jeuken als ik denk aan de mogelijkheden van transmuralisering, ketens bouwen, dealtjes maken en geldstromen ritselen. Maar voor je het weet heb je het dan helemaal niet meer over patiënten. Wij willen als patiënten niet opgesloten worden in een overgeorganiseerde zorgketen, maar wensen behoud van individuele keuzevrijheid. Een term die ik bewust niet wil nuanceren: er valt altijd  wat te kiezen, ook in de zorg en ook wanneer er tekorten zijn. Zo vragen wij van verzekeraars, van zorgkantoren en van de overheid het recht om, als dat een individuele patiënt beter past, te kunnen kiezen voor zorg die in een andere regio wordt verstrekt.


We willen dat de regionale zorgverzekeraars inkopen op kwaliteit. Twee punten gaan we goed in de gaten houden: de kwaliteit van de verzekeraar als verzekeraar en de kwaliteit van de verzekeraar als contracteerder. Wij willen hierover graag afspraken maken met de verzekeraars, waarbij wij natuurlijk graag ook de aanbieders betrokken zien. Ik ben daarom blij dat verzekeraars op hun qui-vive blijven en zich niet, zoals wij vreesden, verschuilen achter de regel dat een gecertificeerde instelling per definitie altijd kwalitatief goede zorg zou bieden.’

Botsen criteria van de patiënten niet met de professionele criteria van artsen? 
‘Je moet daarover het gesprek aangaan. Categorale patiëntenorganisaties weten vanzelfsprekend veel van een bepaalde aandoening; dat ze in gesprek gaan met vertegenwoordigers van de wetenschappelijke verenigingen is een goede ontwikkeling. Het project ‘Twee en Drie-gesprek’ is daarvan een voorbeeld. Patiënten met constitutioneel eczeem voeren gesprekken met dermatologen, kankerpatiënten praten met oncologen over de effecten van cytostatica. Gesprekken die vooral gaan over de inhoud van voorlichtingsprotocollen. Bij de medici constateer ik zo nu en dan koudwatervrees. Maar mijn ervaring is: die vrees verdwijnt zodra ze het meemaken. Ze ontdekken meestal dat het leuke gesprekken zijn. Als ze leiden tot een protocol, moeten we er vervolgens op toezien dat daar vraag naar komt. Concreet willen we het volgende bereiken: de regionale pendant van de landelijke categorale patiëntenorganisatie, die overleg heeft gepleegd met de wetenschappelijke vereniging, benadert de specialisten in haar regio om hen te wijzen op het bestaan van een dergelijk protocol en om daarmee de regionale toepassing ervan de stimuleren. Ook de verzekeraars kunnen daaraan bijdragen. Daarom spreken we ook van ‘Twee en Drie-gesprekken’.

U wilt komen tot een soort consumentenvoorlichting over de kwaliteit van instellingen en van artsen.


‘We willen gekwalificeerde consumenteninformatie. Hoe lastig dat ook is. We gebruiken de uitkomsten van onze kwaliteitsmetingen nu om met het management tot afspraken te komen over verbeteringen in de zorg. Maar we kunnen de resultaten ook gebruiken om patiënten voor te lichten. Voor een bepaald type heupoperatie lig je in het ene ziekenhuis langer dan in het andere. Ik zou willen dat patiënten dat soort informatie van de patiëntenorganisaties konden krijgen. Let wel: soms kun je alleen aangeven dat er verschillen bestaan, maar ben je niet in staat daarover een oordeel te geven. Maar waar we een gekwalificeerd oordeel  hebben, willen we het ook kenbaar maken. Inmiddels staan we aan de vooravond van een tweesporenbeleid: reguliere uitgebreide kwaliteitsmetingen koppelen aan gedegen kwaliteitsverbetering en de toepassing van zogenaamde quick-scans gericht op specifieke onderwerpen. De Consumentenbond doet dat al met betrekking tot de cure-sector, wij gaan ook kijken naar de care-sector.


‘Een  geheel nieuwe wijze van consumentenvoorlichting biedt het internet. Als beweging zijn we tamelijk enthousiaste gebruikers van het net. Maar we hebben in de verste verte nog geen  kwaliteitstoets voor de informatie die websites verstrekken. Voorlopig maak ik me daar ook geen zorgen over. Als ze met een medisch probleem zitten, maken de meeste patiënten gewoon een afspraak met hun huisarts.’

Vorderingen


Grote bedreigingen voor de gezondheidszorg ziet Meerhof niet. Hij waarschuwt wel dat de toegang van de zorg niet in gevaar mag komen. ‘Daar moeten we scherp op letten.’ Hij is in tegenstelling tot andere spelers in het veld van de gezondheidszorg ook niet zo bang voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Meerhof: ‘Veel mensen zijn erg bezorgd en gedragen zich erg defensief. Ik zou zeggen, laten we eerst onze eigen opvattingen maar eens formuleren, als die dan blijken te botsen met wat de NMa wil of toestaat, dan hebben wij tenminste een goed verhaal. En we hebben altijd de politiek nog om zaken ten goede te keren.’


Wat ‘Leidschendam’ betreft zou hij graag jaarlijks met de diverse partijen om de tafel gaan zitten. ‘Om te zien hoe de zaken ervoor staan, welke vorderingen er zijn gemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van richtlijnontwikkeling. Dat hoeft dan ook niet zo groots als Leidschendam 2000.’


Meerhof beschouwt de tripartiete overlegstructuur die zo kenmerkend is voor de Nederlandse gezondheidszorg weliswaar als uniek, ‘maar ik ga niet meer roepen dat we vooroplopen’. ‘In Amerika, waar buitengewoon effectieve consumentenorganisaties bestaan, doen ze ook leuke dingen. Kijk, we zijn natuurlijk erg gecharmeerd van het poldermodel, van het bereiken van consensus. Maar dat model moet ons nu ook weer niet zóveel waard zijn, dat we onze scherpte verliezen. Dat gaat ook niet gebeuren, daarvan ben ik overtuigd. Als we kwaliteitsinformatie gaan verschaffen over instellingen en artsen, dan kan dat voor individuele vertegenwoordigers behoorlijk bedreigend zijn. Die dreiging neemt overigens weer af als je niet alleen informatie geeft, maar ook samen de kwaliteitsverbetering ter hand neemt.’ <<


interview thuiszorg
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.