Laatste nieuws
Joost Visser
9 minuten leestijd
interview

''Nu gaan de gordijnen dicht''

Plaats een reactie

Wilfred van Oijen over het oordeel van de rechter


Een kleine huisartsenpraktijk in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Boven de balie hangt een borduurwerkje. ‘Ook dit gaat voorbij’, staat er in kruissteekjes te lezen. De bemoedigende woorden zullen vooral voor patiënten zijn bedoeld. Maar Wilfred van Oijen (52) ontleent er deze dagen ook zelf steun aan. Vorige week achtte de Amsterdamse rechtbank hem schuldig aan moord op een hoogbejaarde patiënte en aan het afgeven van een valse akte van natuurlijk overlijden.

Van Oijen, ‘door schade en schande wijs geworden’, weet inmiddels dat dit bij het vak hoort. Maar tegelijk beleeft hij het vonnis van de rechter als hoogst onrechtvaardig. ‘Het is een zware last op mijn schouders en op die van mijn gezin.’ Hij knikt naar zijn zoon, die heeft gevraagd bij het gesprek aanwezig te mogen zijn, als een manier om het oordeel over zijn vader beter te kunnen verwerken. ‘Moet je je voorstellen wat het voor zo’n jongen betekent. Er zijn maar weinig ouders voor moord veroordeeld, en ik ben er één van. De argumenten van de rechter snap ik. Maar ik vraag me wel af of men voldoende beseft wat men iemand aandoet die in eer en geweten probeert het beste te doen.’ Toch heeft hij op deze donderdag - één dag na de uitspraak - nog niet besloten of hij in hoger beroep zal gaan. Vóór pleit dat hij - bij een gunstige afloop - zijn strafblad weer kwijtraakt en de zorgen wegneemt bij al die collega’s die zich in stilte afvragen wat hún nog boven het hoofd hangt. Tégen pleit dat hij het verhaal na vier jaar eindelijk kan afsluiten: ‘Ik wil weer eens kunnen slapen zonder wakker te worden en me af te vragen wat ik misschien anders had kunnen doen. Of anders had moeten zeggen.’

 

De feiten. Mevrouw B (1912) stond sinds het begin van de jaren tachtig ingeschreven in de praktijk van Van Oijen, die haar goed kende. Zij had ernstige hartproblemen en osteoporose. In 1995 verhuisde zij naar De Open Hof, een verzorgingshuis op christelijke grondslag. Een jaar later verslechterde haar situatie. Zij kwam haar bed niet meer uit, kreeg ernstige decubituswonden. Tegen de pijn kreeg zij MS Contin en later Durogesicpleisters. Van Oijen legde telkens uit dat deze vorm van pijnbestrijding het leven zou kunnen verkorten. Zij accepteerde dat, maar zei ook dat zij wilde leven en bij haar kinderen wilde zijn.

Op 28 januari 1997 verhoogde een collega-huisarts, werkzaam in dezelfde praktijk, de dosis van de pleisters van 75 tot 125 mcg, hoewel Van Oijen haar nadrukkelijk had gevraagd terughoudend te zijn. Vier dagen later trof Van Oijen zijn patiënte aan in foetushouding en diepe roes. Zij dronk en at niet of nauwelijks meer en was niet aanspreekbaar. Omdat zij ‘s nachts erg onrustig was geweest, sprak Van Oijen met de zorgmanager af dat deze zonodig Valium zou geven. De volgende ochtend bleek dat niet te zijn gebeurd. Om haar rustig te laten slapen diende Van Oijen vier ampullen Fenobarbital à 100 mg toe. Hij liet vier ampullen achter, die de zorgmanager - zo kwamen zij overeen - ‘s avonds zou toedienen. Een dag later, op 5 februari, leefde mevrouw B nog steeds, naar pas veel later bleek omdat zij de extra Fenobarbital niet had gekregen. Ook had de zorgmanager opdracht gegeven haar niet meer te verschonen. De stank van necrose was hevig. Van Oijen gaf zijn patiënte twee ampullen morfine en later - in overleg met de beide dochters en de ziekenverzorgende - vier of vijf ampullen Alloferine, waarna zij overleed.

 

Een beoordelingsfout, noemt de rechter die laatste beslissing. Op het moment van toedienen van de injectie was er geen sprake van ondraaglijk lijden. Mevrouw B leed geen pijn, was niet onrustig en gaf geen blijk zich bewust te zijn van de afschuwelijke toestand waarin zij zich bevond. Ook, zo vervolgt de rechter, had zij kort tevoren ondubbelzinnig te kennen gegeven niet te willen sterven. Dat de dochters er bij de huisarts op aandrongen een einde te maken aan het lijden van hun moeder, doet daar niets aan af: de huisarts had zich aan deze druk kunnen onttrekken. Toch legde de rechter Van Oijen geen straf op, overtuigd als zij was van zijn oprechte bedoelingen. Wél kreeg hij een (voorwaardelijke) boete van vijfduizend gulden omdat hij een valse overlijdensverklaring had opgemaakt. Volgens de rechter moet zo’n akte naar waarheid worden ingevuld, omdat ‘alleen op grond daarvan het handelen van een arts kan worden getoetst’.  

 

Schoonheid

Beslissingen over leven, dood, ziekte en behandeling zijn een zaak van arts en patiënt samen, stelt Van Oijen in zijn boek Dilemma’s van een huisarts (1996), geschreven naar aanleiding van de tv-documentaire ‘Dood op verzoek’: als een patiënt die nu in coma ligt, niet tevoren heeft gesproken over de beste handelwijze, sta je als arts machteloos. ‘Dat is onverkort waar’, zegt hij nu, vier jaar later. ‘Maar dan ga je er wel van uit dat iemand nog goed kan worden verzorgd. Het gaat nu niet om euthanasie, het gaat om de kwaliteit van het sterven. Is het ethisch om iemand in zijn eigen viezigheid te laten liggen en weg te lopen? Of om iemand te laten overlijden door te wassen? Of kies je, als het lijden zo intens is, voor de schoonheid van het sterven?’

Door dat laatste te doen, zegt hij, heeft hij gehandeld in de geest van mevrouw B: ‘Zij wist hoe ik hiertegenaan kijk en heeft daarin altijd het volste vertrouwen uitgesproken. Indirect heeft zij enkele malen aangegeven niet verder te willen, door bijvoorbeeld medicijnen te weigeren. Maar zij heeft dat nooit expliciet benoemd. Zij wilde en kon zelf geen beslissingen nemen over het doodgaan. Die verantwoordelijkheid heeft zij op de schouders van de kinderen gelegd en indirect ook op de mijne. En voor de kinderen had het lijden lang genoeg geduurd.’

Waarom heeft hij er niet voor gekozen zijn patiënte alsnog te laten wassen?

‘Het is niet fraai iemand tijdens het verschonen te laten overlijden. Dat stikgeluid, als de patiënt bij wijze van spreken de pijp aan Maarten geeft ... Ook voor de kinderen was het minder belastend dat kleine stapje te zetten en het hart stil te leggen. Zij ademde al met horten en stoten. We praten over de allerlaatste fase, niet over iemand die nog dagen had te gaan.’

De kritiek van collega-artsen dat hij daarbij nooit Alloferine had mogen gebruiken, deelt hij niet: ‘Nergens in het wetboek staat dat het gebruik van dit soort spierverslappende middelen per definitie euthanasie is. Deze vrouw lag al vier, vijf dagen in coma. Voor haar was het een zegen.’ Wat cynisch zegt hij ‘echt wel’ het verschil te kennen tussen Alloferine en Dormicum, dat in dergelijke situaties tot een even vredig, maar wel door juristen geaccepteerd, einde kan leiden. Het resultaat zou hetzelfde zijn geweest: ‘Ik had niet eens zo veel hoeven spuiten. Al had ik water gegeven, dan was ze nog overleden, bij wijze van spreken. Als men mij wat wil verwijten, kan men zeggen dat ik het te mooi heb willen doen.’

 

Insuline

Verbitterd is Van Oijen over de tegenwerking van De Open Hof, dat zijn behandelingen keer op keer zonder overleg doorkruiste. Door geen Valium te geven, ook al had mevrouw B ‘s nachts liggen gillen. Door - op die laatste avond - geen Fenobarbital-injecties meer te geven, hoewel dat was afgesproken. Van Oijen: ‘De zorgmanager heeft gemeld dat hij Valium heeft gespoten, maar dat is niet in het lijk aangetroffen. Daarmee geconfronteerd, zei hij morfine te hebben gespoten, maar wij hebben nooit morfineampullen voorgeschreven. Terwijl er wel insuline in het lichaam is gevonden, in een hoeveelheid die volgens de toxicoloog te hoog was om lichaamseigen te kunnen zijn. Theoretisch kan dat de doodsoorzaak zijn. Ze was aan het einde van de rit. Waaraan is zij overleden? Dat kan nog een juridisch steekspel worden.’

Boos is hij ook omdat het huis zonder overleg besloot mevrouw B niet meer te verschonen aangezien zij daaraan dood had kunnen gaan. Maar waarom dan de druk op patiënten om in te stemmen met euthanasie? Uit een dikke stapel vist Van Oijen een brief van een psychiater over een andere bewoonster van De Open Hof, die euthanasie wilde vanwege somatisch lijden. Zij was daar, schrijft de psychiater, later op teruggekomen, zeggende dat ‘het personeel te veel druk op haar uitoefende’. Het lijkt wel, had de psychiater nadien nog aan Van Oijen verteld, alsof euthanasie in dat huis een nieuw verworven recht is, waar verpleegkundigen veel nadruk op leggen.

Uit eigen ervaring kan Van Oijen zich die mening goed voorstellen: ‘Wij werden bijna dagelijks gebeld met de vraag of we bij mevrouw B niet méér konden doen.’ Dat uiteindelijk zijn eigen collega voor de druk zwichtte en de dosis morfine verhoogde, doet hem pijn: ‘Zij deed dat zonder mijn patiënte uit te leggen dat het sterven daardoor zou worden ingezet. Dat is doodzonde.’ Want op dat moment, zegt hij, raakte hij de regie kwijt. ‘Zelf heb ik de druk steeds weerstaan: “Denk erom, geen euthanasie, want zij wil het niet.” En dan tref je haar zó aan.’

Moet hij hangen voor iets wat hij juist niet heeft gewild?

‘Dat is precies de paradox van het verhaal. Datgene wat mij heel verdrietig heeft gemaakt.’

Inmiddels heeft zijn zaak patiënten uit de praktijk ongerust gemaakt, merkt Van Oijen. ‘Ik had hier eergisteren een man van 77 met prostaatkanker, die binnenkort wordt geopereerd. Hij heeft al eens darmkanker gehad en zegt: “Juist omdat ik weet wat ik van jou als huisarts kan verwachten, kan ik deze operaties doormaken.” Dit is een vrij oude praktijk, waarin de mensen weten hoe ik werk.’ Ondanks de druk die zijn veroordeling meebrengt, hoopt Van Oijen dat hij op dezelfde manier zal blijven werken. Maar over zijn collega’s is hij minder zeker: ‘Het gordijn gaat dicht. Huisartsen zullen voorzichtiger worden en bij dit soort beslissingen met de patiënt alléén willen zijn. Er gebeurt van alles wat weinig toetsbaar is. Dat zal door dit vonnis zeker niet minder worden.’ Jammer, maar ook begrijpelijk: ‘Zulke masochisten zijn we toch ook weer niet?’

 

Schijngestalte

Voor Van Oijen is de hulp die hij zijn patiënte heeft geboden niet meer dan een schijngestalte van euthanasie. Een laatste duwtje, te vergelijken met het uitschakelen van een hart-longmachine. Medisch handelen, zoals dat schering en inslag is: ‘De wetgever kan toch niet hebben bedoeld dat ik moet weglopen en niets moet doen, omdat het anders euthanasie zou worden?’

Dat hij desondanks wordt veroordeeld, vindt hij kenmerkend voor een klimaat waarin niet vertrouwen, maar juist wantrouwen centraal staat. ‘Er is een prima regeling voor euthanasie. Maar in de machtsstrijd tussen de artsenwereld en het juridische wereldje zijn de juristen kennelijk bang om hun greep te verliezen. Terwijl ik denk: “Laat nu toch ook eens iets bij de arts! Regel toch niet alles helemaal vast!” Je kán niet alles bij wet regelen. Er zullen ongetwijfeld collega’s zijn die vinden dat ik had moeten weglopen. Maar ik heb deze patiënte geen kwaad gedaan. Er is schade aangebracht omdat de kinderen hiermee zijn geconfronteerd. Dat is vreselijk om mee te maken. Maar ...’ Opnieuw valt hij even stil, kennelijk geraakt. Dan: ‘Dit is moeilijk.’ 

 

Alleen

Deze schijngestalten, zijn die nu werkelijk een zaak van dokter en patiënt alleen? Of moet je zorgen voor een sfeer waarin daarover ten minste wordt gepraat? Van Oijen veert op: ‘Natuurlijk! Openheid! Dat is hier ook het geval geweest. Ik ben elk moment van de dag toetsbaar door patiënten uit te leggen waarom ik een bepaald middel geef. Dat doen we toch allemaal? Dát is openheid. Maar met een kanon op een mug schieten, zoals nu gebeurt, daar is niemand bij gebaat. Het leidt ertoe dat artsen gaan zwijgen, of dingen gaan nalaten die ze beter wel hadden kunnen doen.

‘Ik ben er somber over. De juridisering gaat helaas steeds verder. En de angsthazerij neemt toe’, concludeert Van Oijen. Destijds, bij het maken van de tv-documentaire over euthanasie, heeft hij zich alleen gevoeld. Geen enkele instantie, ook niet de eigen KNMG, wilde enige verantwoordelijkheid nemen voor wat hij daarin liet zien. Nu bekruipt hem eenzelfde gevoel: ‘Ik weet nu dat ik het niet in mijn eentje kan veranderen. Ik hoop dat er nog collega’s zijn die dat wél willen, maar ik zou ze willen waarschuwen. Je moet het alleen doen, want er is kennelijk niemand die je erin steunt. Zo werkt het niet.’

interview
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.