Laatste nieuws
H.S. Tan en Y.P. Henry
4 minuten leestijd

Scherp op het netvlies

Plaats een reactie

Landelijke registratie biedt oogarts zicht op kwaliteit



De oogarts heeft met de nieuwe landelijke cataract­registratie een instrument in handen waarmee hij de uitkomsten van zijn cataract­operaties kan vergelijken met die van zijn collega’s. Met één druk op de knop weet de oogarts hoe hij het doet ten opzichte van collega’s.



Met de groei van kwaliteitsbesef onder zorgverleners is het belang van uitkomstregistraties binnen de zorg toegenomen. Chirurgen zijn voorloper geweest met de Landelijke Heelkundige Complicatie Registratie (LHCR). En de Orde heeft met het programma Complicatie Registratie de invoering van complicatieregistratie bij alle specialismen beoogd. Inmiddels voert vandaag de dag 60 procent van de specialismen een landelijk complicatieregistratiesysteem.



Hoewel het al dan niet optreden van complicaties een belangrijke kwaliteitsparameter is, zijn er voor elke behandeling meer en specifiekere uitkomstmaten. Al sinds een aantal decennia registreren oogartsen uitkomsten van cataractoperaties in het computerprogramma Cataract Postop. Behalve complicaties werden hierin ook andere uitkomsten meegenomen, zoals postoperatieve refractie en visus en preoperatieve factoren als oculaire en systemische comorbiditeit. Binnen het programma Complicatie Registratie van de Orde heeft het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) de keus gemaakt om deze bestaande cataractregistratie uit te bouwen tot de Landelijke Cataract Registratie (LCR).



Deze nieuwe landelijke cataractregistratie is een webapplicatie. Omdat alles via internet verloopt, hoeft de hard- en software op de computer van de oogarts niet te worden aangepast. Bijkomend voordeel is dat artsen vanaf elke werkplek met een internettoegang data kunnen invoeren, inzien en analyseren.



Het NOG heeft ervoor gekozen om het aantal parameters dat de oogarts moet registreren, tot het minimum te beperken. Uitsluitend factoren waarvan bekend is dat ze van invloed zijn op de kwaliteit van de uitkomst of daarvoor een maat kunnen zijn, hoeven te worden ingevuld. Idee daarachter is dat hoe meer items er moeten worden ingevuld, hoe kleiner de kans is dat de registratie volledig wordt en uitgroeit tot een succes.



Per operatie moet de oogarts  een selectie van preoperatieve indicatoren invoeren, zoals preoperatieve visus, ASA-classificatie en factoren die de uitkomst kunnen beïnvloeden zoals comorbiditeit en complicerende factoren. Ook de voorspelde postoperatieve refractie (target­refractie) moet worden vastgelegd. Peroperatieve gegevens bevatten details over techniek en gebruikte intraoculaire lenzen, en uiteraard ook het optreden van peroperatieve complicaties. Een week of vier na de operatie, tijdens de laatste postoperatieve controle, vult de oogarts de uitkomstgegevens aan. Tegelijkertijd verzamelt en analyseert de computer belangrijke parameters als de uiteindelijke visusverbetering en nauwkeurigheid van de voorspelde refractie.



Database


Elke oogarts beheert zijn eigen database. Alleen hij kan zijn eigen gegevens inzien en wijzigen. Dit is belangrijk omdat zo de anonimiteit van de arts is gegarandeerd. Vanuit deze individuele databases worden gegevens geanonimiseerd naar een centrale database gehaald. Hierin zijn de gegevens van de 212 cataractchirurgen die meedoen met de registratie verzameld en geanalyseerd. En zo ontstaat een dynamische benchmark. Iedere oogarts kan met een druk op de knop de resultaten van zijn eigen operaties vergelijken met de landelijke resultaten.



In het systeem is het mogelijk om bepaalde operaties te analyseren en bijvoorbeeld een selectie te maken van patiënten met diabetische retinopathie. De kracht van het systeem is dat de gebruiker in staat is zijn resultaten direct te vergelijken met een benchmark die altijd up-to-date is.  



Het NOG heeft de landelijke cataractregistratie uitdrukkelijk opgezet als een intern kwaliteitssysteem. Het doel is verbetering van het zorgproces, van binnenuit. De uitkomsten van de indicatoren geven de arts inzicht in zijn eigen resultaten: meten is weten. De resultaten maken duidelijk op welk vlak zich problemen voordoen en hoe de oogarts die problemen kan aanpakken. Het longitudinaal vervolgen van de eigen resultaten maakt het mogelijk om trends naar boven te halen. Binnen een groep of maatschap moeten de resultaten aanleiding zijn tot open discussies over mogelijke problemen. En, na aanpassing van het beleid, geven de uitkomsten aan of er inderdaad verbetering is opgetreden.



Onbruikbaar


Er komt steeds meer vraag naar externe indicatoren. Zo willen patiënten inzicht in de keuzen die ze hebben op de zorgmarkt en verzekeraars willen kwaliteitsparameters meenemen in hun onderhandelingen over de aankoop van zorgproducten. De parameters die in de landelijke cataractregistratie worden geregistreerd, zijn hiervoor niet bruikbaar. Daarvoor zijn ze te gedetailleerd en contextspecifiek. Externe en interne indicatoren worden wel eens beschouwd als twee zijden van eenzelfde medaille. Maar het is gevaarlijk en onjuist om ze door elkaar te gebruiken.



Met de landelijke cataractregistratie hebben oogartsen een uniek kwaliteitssysteem in handen. De registratie is in maart 2007 van start gegaan en inmiddels maken 212 van de circa 400 cataractchirurgen in Nederland gebruik van de registratie en zijn de gegevens van meer dan 50.000 cataractoperaties in de registratie ingevoerd. Momenteel bouwt het NOG vergelijkbare registraties voor strabismus- en netvliesloslatingsoperaties.



H. Stevie Tan, oogarts AMC, Amsterdam


Ype P. Henry, oogarts VUmc, Amsterdam


Beide auteurs zijn lid van de kwaliteitscommissie van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG).


Correspondentieadres:

h.tan@amc.uva.nl

; c.c.:

redactie@medischcontact.nl

 


Geen belangenverstrengeling gemeld.




PDF van dit artikel




Referenties


1. Kievit J.

Uit de doofpot – Een database voor registratie van complicaties.

Medisch Contact 2001; 56: 1777-9. 


2. Berg M, Schellekens WMLCM,

Paradigma’s van kwaliteit – De verschillen tussen externe en interne kwaliteitsindicatoren.

Medisch Contact 2002; 57: 1203-5. 


3. Berg M, Schellekens WMLCM, Klazinga N,

Vliegen en gevlogen worden – Mythen en mogelijkheden van prestatie-indicatoren van zorgaanbieders.

Medisch Contact 2003; 58: 291-4.

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.