Tuchtrecht
9 minuten leestijd

Impliciete toestemming bestaat niet

14 reacties

Feiten
Patiënt is door zijn huisarts verwezen naar de psychotherapeut. Daartoe overlegt de huisarts telefonisch met de therapeut, dit in het bijzijn van patiënt en diens vrouw. Vervolgens heeft patiënt bij de psychotherapeut alleen een intakegesprek; een vervolgafspraak wordt niet gemaakt. Na de intake neemt de psychotherapeut telefonisch contact op met de huisarts en stuurt deze een verslag.

De patiënt verwijt de therapeut dat hij vertrouwelijke gegevens die zijn besproken tijdens het consult zonder zijn toestemming heeft doorgegeven aan zijn huisarts.

Overwegingen tuchtcollege
De intake moet worden beschouwd als onderdeel van de behandeling, zodat de voor de behandeling geldende regels, zoals die van de beroepscode en artikel 457 WGBO ook op de intake van toepassing zijn. Door de inschakeling van de psychotherapeut was de huisarts niet meer rechtstreeks betrokken bij de intake. Dit brengt mee dat de therapeut niet zonder expliciete (schriftelijke) toestemming van patiënt informatie aan de huisarts mocht verschaffen. Hij ging er ten onrechte van uit dat hij hier op grond van een impliciete toestemming toe gerechtigd was. Het college waarschuwt de psychotherapeut.

Relevantie volgens de inspectie
Het tuchtcollege maakt met deze uitspraak duidelijk dat informatie-uitwisseling tussen hulpverleners uitsluitend is toegestaan met de expliciete (schriftelijke) toestemming van de patiënt. Het maakt dan niet uit of er wel of geen sprake is van een verwijzing. Als je als hulpverlener een behandelrelatie met een patiënt hebt, heb je een geheimhoudingsplicht en moet je dus altijd toestemming hebben om informatie uit te wisselen. Uitgaan van een impliciete toestemming is niet voldoende.

(Zaaknummer RTC Eindhoven 10120)







Beslissing in de zaak onder nummer van: 10120
Uitspraak: 26 oktober 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 september 2010 binnengekomen
klacht van:  A wonende te B klager tegen:
C psychotherapeut werkzaam en wonende te B verweerder gemachtigde mr. A.M.H.E.G. Lemmens te Maastricht

1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling hierop
- het verweerschrift
- de repliek en een aanvulling hierop
- de dupliek
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek
- de reactie d.d. 2 mei 2011 van klager op het proces-verbaal
- de reactie d.d. 16 mei 2011 van de gemachtigde van verweerder op het procesverbaal
- de brief van klager met bijlagen d.d. 7 september 2011.
De klacht is ter openbare zitting van 19 september 2011 behandeld. Partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij klager gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie die is overgelegd.

2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klager is door zijn huisarts verwezen naar verweerder. De huisarts van klager (hierna: de huisarts) heeft daartoe in het bijzijn van klager en diens echtgenote contact opgenomen met verweerder en overlegd over het realiseren van een interventie op korte termijn. Er heeft bij verweerder alleen een intakegesprek plaatsgevonden. Een vervolg afspraak heeft niet plaatsgevonden. Verweerder heeft na het intakegesprek telefonisch contact gehad met de huisarts en vervolgens een verslag naar de huisarts gestuurd.

3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat hij vertrouwelijke gegevens die zijn besproken tijdens het consult zonder zijn toestemming zowel mondeling als schriftelijk heeft doorgegeven aan de huisarts van klager. Tijdens het telefoongesprek tussen de huisarts en verweerder in het bijzijn van klager, is ook een andere patiënt besproken. Klager wilde niet dat de huisarts en verweerder in het bijzijn van een andere patiënt over hem zouden spreken.

Bij het intakegesprek, waarvoor alleen een afspraak is gemaakt en geen verwijzing plaatsvond, heeft klager daarom met verweerder afgesproken dat alles wat er tijdens het gesprek werd gezegd vertrouwelijk was en niet zonder zijn schriftelijke toestemming aan derden mocht worden doorgegeven. Tot verbazing van klager zat er in zijn dossier bij de huisarts een verslag van zijn gesprek met verweerder.

Tijdens het intakegesprek heeft verweerder klager geadviseerd om de door de huisarts voorgeschreven medicijnen niet in te nemen.

Toen klager verweerder telefonisch confronteerde met het feit dat hij zonder toestemming gegevens uit het gesprek aan de huisarts had doorgegeven, heeft verweerder gevraagd wat hij kon doen om het goed te maken en enige tijd later heeft iemand van het D klager aangeboden de rekening van het intakegesprek te verlagen. Hieruit blijkt dat verweerder wel degelijk wist dat hij geen toestemming had om gegevens aan de huisarts door te geven.

Bovendien heeft klager uit zijn dossier opgemaakt dat verweerder, toen hij op grond van het telefoongesprek met klager in elk geval wist dat hij niet met de huisarts mocht overleggen, toch telefonisch contact met de huisarts gehad.

4. Het standpunt van verweerder
Verweerder is van mening dat hij zijn beroepsgeheim niet heeft geschonden.
Verweerder is door de huisarts gebeld voor een doorverwijzing terwijl klager bij de huisarts was. Hier is een aanvang genomen met de uitwisseling van informatie tussen verweerder en de huisarts. Klager heeft hierna op geen enkele wijze te kennen gegeven dat hij niet meer wilde dat deze twee betrokken hulpverleners met elkaar zouden overleggen. Tijdens het intakegesprek is ook besproken dat de huisarts door verweerder geraadpleegd zou worden over de onderbouwing van zijn verwijzing.

Verweerder heeft dit opgevat als een impliciete toestemming van klager voor het verstrekken van informatie aan de huisarts. Klager heeft nooit bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van informatie aan de huisarts. In het hele proces van intake op 14 juni 2010 is niet gezegd dat verweerder niet met de huisarts contact mocht opnemen. Verweerder kan zich overigens niet herinneren dat er tijdens het telefoongesprek tussen hem en de huisarts ook over een andere patiënt is gesproken. Daarbij zat klager in de spreekkamer bij de huisarts en niet bij verweerder. Verweerder heeft dus niet in het bijzijn van klager informatie over een andere patiënt besproken. Niet is gebleken dat de situatie zich heeft voorgedaan dat verweerder met de huisarts over klager heeft gesproken in het bijzijn van een andere patiënt.

Tijdens het intakegesprek, dat overigens moeizaam verliep, is wel uitdrukkelijk gesproken over informatieverstrekking aan de bedrijfsarts. Klager vroeg of de bedrijfsarts informatie bij verweerder in kon winnen. Hierop heeft verweerder geantwoord dat dit alleen mogelijk was met de expliciete, schriftelijke toestemming van klager. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het daarbij gebruikelijk was de tekst van de brief aan de bedrijfs- of arboarts vooraf voor te leggen aan de patiënt.

Tijdens het gesprek reageerde klager ontwijkend op voorgestelde onderwerpen en gaf hij verweerder de indruk dat hij alleen een bevestiging wilde dat er niets met hem aan de hand was. Verweerder heeft klager aangespoord om met zijn huisarts te overleggen over zijn medicatie, omdat hij zelf geen medicatie voor kan schrijven. Verweerder heeft klager niet geadviseerd om zijn medicijnen niet te nemen. Klager gaf vervolgens geen antwoord op de vraag of hij nog een gesprek wilde. Omdat klager beleef aarzelen of hij een nieuwe afspraak wilde maken, werd afgesproken dat de noodzaak van voortzetting van de hulpvraag met de verwijzend huisarts zou worden besproken. Verweerder heeft besloten een nieuwe afspraak in te plannen die klager altijd af kon zeggen wanneer hij geen verdere hulp wenste. Verweerder heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de verwijzend huisarts. Wederzijds werd zorg uitgewisseld over de tekenen die erop duidden dat het niet goed ging met klager en over het sterke gebrek aan motivatie bij klager om een hulpverleningsproces aan te gaan.

De huisarts heeft verweerder nadrukkelijk verzocht te proberen voldoende laagdrempelig met klager om te gaan zodat hij hulp zou aanvaarden.

Vierentwintig uur vóór de gemaakte vervolgafspraak heeft klager de afspraak afgezegd.

Later heeft klager gebeld dat hij na een gesprek met zijn huisarts toch nog een gesprek met verweerder wenste. Omdat klager tijdens het telefoongesprek weer begon te twijfelen, heeft verweerder aangegeven dat klager welkom was wanneer hij dat wenste en dat hij kon bellen wanneer hij zeker wist dat hij een afspraak wilde maken. Nadien is het dossier afgesloten waarbij, zoals gebruikelijk, een kort schriftelijk verslag van de bevindingen d.d. 22 juni 2010 naar de huisarts werd gestuurd. Met het oog op de kwaliteit en continuïteit van de zorg is het immers gebruikelijk dat een medisch specialist die een patiënt heeft behandeld de huisarts van die behandeling op de hoogte stelt.

Daarbij speelde een rol dat verweerder zich ernstig zorgen maakte over het toestandsbeeld van klager alsmede over een nakende decompensatie. Gezien de aanwezigheid van criteria voor een Inbewaringstelling (IBS) voelde hij zich genoodzaakt met de huisarts te overleggen. Dit alles vanuit het uitgangspunt dat zoveel mogelijk schade en/of gevaar voor klager dan wel zijn omgeving voorkomen diende te worden.

Enige tijd later heeft klager zich telefonisch bij verweerder beklaagd over de te hoge rekening die verweerder naar de verzekeraar had gestuurd en over het feit dat hij geen toestemming had gegeven voor informatie-uitwisseling door verweerder met de huisarts van klager. Verweerder heeft toen geantwoord dat hij meende dat hij wel toestemming van klager had en heeft voorgesteld om dit in een persoonlijke afspraak te bespreken, maar klager wilde dat niet. Klager heeft daarop een klacht ingediend bij de D. De bemiddelaar van de D heeft voorgesteld om met het oog op de gemoedsrust van klager de rekening te verlagen, waarmee de klacht zou kunnen worden afgehandeld. Verweerder kon zich daarin vinden. Klager weigerde echter zijn klacht in te trekken. Verweerder heeft desondanks de rekening verlaagd met de aantekening dat hij dit deed om de gemoedsrust van klager te bevorderen, niet omdat hij de oorspronkelijke rekening te hoog vond. Deze kwestie staat echter los van de onderhavige klacht.

Verweerder heeft naar eer en geweten het beste gedaan wat hij dacht te kunnen doen. Hij is er nog steeds van overtuigd dat hij integer heeft gehandeld en dat er geen aanwijzingen waren dat hij niet mocht doen wat hij deed.

5. De overwegingen van het college
Partijen verschillen van mening of in casu sprake was van een verwijzing of niet.
Naar het oordeel van het college kan die vraag in het midden worden gelaten. Vast staat dat er alleen een intake gesprek heeft plaats gevonden. Enige onduidelijkheid bestaat over het moment waarop verweerder daarna het gewraakte telefoongesprek heeft gevoerd. Volgens klager zou dat zijn geweest nadat hij zelf met verweerder heeft gebeld over het door hem aangetroffen verslag. Volgens verweerder zou dat zijn geweest na het intake gesprek voordat verweerder het litigieuze verslag aan de huisarts deed toekomen.

Verweerder heeft betoogd dat tijdens het intake gesprek niet expliciet door klager is verboden de bevindingen terug te koppelen naar de huisarts, terwijl wel aan de orde is geweest dat beiden nog overleg met de huisarts zouden moeten hebben over het verdere beloop. Klager daarentegen heeft volgehouden duidelijk te hebben gemaakt dat met verweerder is afgesproken dat alles wat tijdens het gesprek gezegd werd vertrouwelijk was en niet zonder zijn schriftelijke toestemming doorgegeven mocht worden aan derden.

Voorop gesteld wordt dat de intake moet worden beschouwd als deel uitmakend van de behandeling, zodat de voor de behandeling geldende regels, zoals die van de beroepscode en artikel 457 WGBO, ook op de intake van toepassing zijn.

Weliswaar probeerde de huisarts door verweerder in te schakelen klager voor een behandeling te motiveren, maar door de inschakeling van verweerder was de huisarts niet meer rechtstreeks betrokken bij de intake, hetgeen meebrengt dat verweerder niet zonder expliciete (schriftelijke) toestemming van klager informatie aan de huisarts mocht verschaffen. Vast staat dat van een expliciete toestemming te dezen geen sprake is geweest. De mededeling dat beiden nog met de huisarts zouden moeten overleggen kan niet als substituut daarvoor gelden.

Verweerder is derhalve ten onrechte ervan uitgegaan dat hij op grond van de vermeende impliciete toestemming gerechtigd was telefonisch met de huisarts over de intake te communiceren en vervolgens de huisarts een verslag van de intake te doen toekomen.

De klacht is dan ook gegrond.

Dit laat onverlet dat het college de stellige indruk heeft gekregen dat verweerder de informatie aan de huisarts heeft verstrekt op grond van zijn bezorgdheid over klager.
Gelet op alle omstandigheden is het college van oordeel dat de maatregel van waarschuwing passend is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond
- legt de maatregel van waarschuwing op.
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, dr. R.J. Takens en M.W.D. Nijhoff-Huijsse als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011 in aanwezigheid van de secretaris.

Meer tuchtzaken

<b>PDF van deze uitspraak</b>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • , Maastricht

    De psychiatrische patiënt een uitzonderlijk geval?

    De uitspraak van het regionaal tuchtcollege (RTC) Eindhoven dat informatie-uitwisseling tussen hulpverleners uitsluitend is toegestaan met expliciete (schriftelijke) toestemming van de patiënt (MC 7.../2012:409, MC 11/2012:670) heeft veel afkeurende reacties opgeleverd, die vooral betrekking hebben op de praktische gevolgen van de uitspraak.
    Ook vanuit de procesrechtelijke invalshoek kan kritiek geleverd worden op het RTC. Dit college legt ten behoeve van haar oordeel het primaat bij de formeel-juridische aspecten van de relatie patiënt-hulpverlener, daar waar naar onze mening geoordeeld zou moeten worden vanuit het medisch-inhoudelijk (zorg)perspectief van de ‘redelijk bekwaam’ hulpverlener.

    Wat betreft de juridische aspecten van de uitspraak leken we gerustgesteld te worden door de ‘Nieuwsreflex: Impliciete toestemming bestaat wél’ van S. Paauw (MC 12/2012:686): ‘Artsen hoeven zich geen zorgen te maken over de alledaagse praktijk van het versturen van specialistenbrieven.’ Echter, onze zorgen zijn verder toegenomen door de onderbouwing hiervan door Van Meersbergen (jurist KNMG) die refererend aan de KNMG-richtlijn ‘omgaan met medische gegevens’ stelt dat ‘als de toestemming in uitzonderlijke gevallen niet evident is, bijvoorbeeld bij psychiatrische patiënten, expliciete toestemming wel noodzakelijk is.’ De psychiatrische patiënt systematisch als ‘uitzonderlijk geval’ etiketteren vergroot het cartesiaans dualisme en stigmatiseert onnodig.

    Dr. T.O.C. Kilkens, psychiater i.o.
    mr. C.M.M. Vleugels, psychiater, geneesheer-directeur Mondriaan

  • Diederik van Meersbergen

    Jurist KNMG, Utrecht

    Reactie van de KNMG

    Bedoeld is aan te geven dat het veronderstellen van toestemming niet in alle gevallen uitgangspunt moet zijn. Juist niet als het om extra gevoelige informatie gaat, zoals informatie die de patiënt als zeer privé of pijnlijk ervaa...rt. Als een behandelaar dit soort informatie aan een verwijzer wil verstrekken, mag worden verwacht dat hij dit eerst met de patiënt bespreekt. De patiënt kan dan zo nodig bezwaar maken. Het is geenszins de bedoeling geweest psychiatrische patiënten standaard in een uitzonderingspositie te plaatsen.

  • R.J.M. Boot

    huisarts, Delft

    Ik deel de mening van de collega's die dit een beslist onwenselijke uitspraak vinden. Deze uitspraak vertalen naar een hanteerbaar (maar volstrekt onwerkzaam formaat), kan mijns inziens alleen betekenen dat de brief naar de patient gestuurd moet word...en. Patient kan vervolgens besluiten of degene naar wie hij verwezen is of door wie hij verwezen is, de brief mag ontvangen.
    Als huisarts ontvang ik vaak berichten van SEH bezoek aan niet adherente ziekenhuizen niet; patient krijgt het verslag vaak op papier mee en wordt verzocht deze aan de huisarts af te geven. En dit gebeurt vaak niet. Ik voorzie grote problemen als dit voor nog meer berichten gaat gelden.
    Ik acht de implicatie van de uitspraak dus dat alle medische informatie via de patient moet worden doorgegeven. Er ontstaat dan niet alleen een informatiegebrek maar ook anderzins een volstrekt onwerkzame situatie. Ik heb de lab uitslagen die ik aanvraag nodig om iemand te kunnen adviseren/behandelen. En labuitslagen kunnen haast hebben; sommig lab is immers cito.
    En wat gebeurt er met informatie die door patienten die verward zijn zou moeten worden overhandigd?
    De enige hanteerbare implicatie van deze uitspraak die ik momenteel zie is dus volstrekt ondermijnend voor goede zorg. Afgezien hiervan levert het ook -zelfs als de patient zijn gegevens netjes en direct aflevert- een enorme bulk extra werk op; alle mooie applicaties voor elektronisch berichtenverkeer van waaruit gegevens in het huisartsinformatiesysteem opgeslagen kunnen worden, kunnen niet meer gebruikt worden. Alle gegevens zullen weer handmatig (dus ook foutenbron!) van af papier moeten worden ingevoerd. Dit kan niet, het is onwenselijk.

  • A.T.M.G. Tiebosch

    Patholoog, GRONINGEN

    Onbegrijpelijke uitspraak !
    Naast de implicaties voor artsen die dagelijks patientencontact hebben, geldt voor ondersteunende medische specialismen dat zij alleen maar kunnen functioneren bij de gratie van impliciete toestemming van de patiënt.
    Als ...de inspectie deze uitspraak gaat handhaven kunnen uitslagen van radiologie, microbiologie en pathologie onderzoek niet meer verzonden worden, tenzij een schriftelijke, door de patiënt ondertekende, verklaring dat het is toegestaan de uitslag mee te delen aan de behandelend arts, aan het aanvraagformulier wordt vastgeniet.
    Waar blijft de uitspraak in hoger beroep ?

  • P. Vonk

    huisarts, AMSTERDAM

    Impliciete toestemming bestaat niet.
    Met enige verbazing en zorg heb ik de selectie van de inspectie (Medisch Contact 67 nr 17; 409, 17 februari 2012) gelezen waarin een psychotherapeut door het tuchtcollege gewaarschuwd wordt omdat hij de huisarts g...eïnformeerd heeft over de intake die hij met een patiënt van die huisarts gehad heeft.
    De patiënt klaagt dat de therapeut informatie over de patiënt aan de huisarts verschaft heeft. Bestudering van de uitspraak laat zien dat het Tuchtcollege de intake van de patiënt expliciet beschouwt als een onderdeel van de behandeling. De Tuchtrechter betoogt dat de WGBO (artikel 457) dus ook op de intake van toepassing is. En dan komt het: door de inschakeling van verweerder (de psychotherapeut) was de huisarts niet meer rechtstreeks betrokken bij de intake, hetgeen meebrengt dat verweerder niet zonder expliciete (schriftelijke) toestemming van klager informatie aan de huisarts mocht verschaffen.

    Deze stellingname legt de bijl bij de wortel van de informatievoorziening tussen huisarts en specialist.

    Sinds wanneer is door de inschakeling van een specialist de huisarts niet meer betrokken bij de behandeling? Het WGBO artikel 457 bepaalt dat de hulpverlener zorg draagt dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden plaatsvindt.
    Dit WGBO artikel heeft echter niet voor niets een 2e lid: “Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.”

    De huisarts heeft de patiënt naar een psychotherapeut verwezen. Hij heeft telefonisch met de therapeut overlegd. De patiënt is bij de psychotherapeut geweest voor een intake. De intake maakt deel uit van de behandeling. De psychotherapeut doet verslag van deze behandeling aan de huisarts.

    Volgens de Tuchtrechter mag deze psychotherapeut, zonder expliciete en dus schriftelijke toestemming, geen gegevens over deze behandeling aan de verwijzer meedelen en deelt een waarschuwing uit.

    Als u nu het woord psychotherapeut vervangt door internist, chirurg of eender welke specialist….. Met deze uitspraak stokt de informatievoorziening volledig. De inspectie en het tuchtcollege hebben wat uit te leggen.


    Peter Vonk,
    huisarts
    Amsterdam

  • M.P. Hommes-Volker

    Specialist ouderengeneeskunde, ZEVENHUIZEN ZH

    Volgens mij is de grote pré van de Nederlandse geneeskunde, dat we het begrip centrale behandelaar kennen. In de meeste gevallen is de centrale behandelaar van een patiënt zijn huisarts. Zonder centrale behandelaar, bij wie alle specialistische behan...dellijntjes samenkomen, ontstaat een wirwar van behandelingen door allerlei soorten specialisten, hetgeen de patiënt NOOIT ten goede komt en waarbij de gezondheidszorgfinanciën de pan uitrijzen. (Amerikaanse voorbeelden te over). Zeker waar de huisarts hier de verwijzer is, dient de specialist dus een antwoord op diens vraag te geven zoals een goed hulpverlener betaamt. Hier is dus sprake van niets anders dan goed hulpverlenerschap. Indien de inspectie van mening is, dat een specialist zonder instemming van de patiënt de centrale behandelaar niet op de hoogte mag brengen n.a.v. een verwijzing (met instemming van de patiënt) door die centrale behandelaar, zou de centrale behandelaar geen patiënten meer moeten doorverwijzen, die wellicht medische informatie aan deze centrale behandelaar zouden willen blokkeren.

  • E.N.C. Ruitenberg

    Arts, ASHIYA 659-0096 Japan

    Het lijkt alleszins de moeite waard deze zaak in hoger beroep te laten herbeoordelen daar de praktische consequenties zeer verstrekkend zijn.

  • E.Y.R. Roeleveld-Kuijper

    medisch adviseur, 'S-GRAVENHAGE

    Nergens wordt melding gemaakt van de implicaties van goed hulpverlenerschap (art. 7:453 BW). Het betreft hier kennelijk een patient met een ernstig psychiatrisch ziektebeeld (en weinig ziekte-inzicht), bij wie zelfs een IBS werd overwogen. Het verbaa...st mij in dit geval dan ook niet dat de psychotherapeut na de intake zijn zorgen over deze patient deelt met de verwijzende huisarts. Waarom krijgt dit aspect in deze tuchtzaak in het geheel geen aandacht? Zou dit niet een van de redenen kunnen zijn om wel en gemotiveerd het beroepsgeheim te doorbreken, voor zover er inderdaad sprake zou moeten zijn van geheimhouding tussen twee behandelaars (art. 7:457 lid 2)?

  • B.J. Kapper

    uroloog np, ENSCHEDE

    Het kan toch niet zijn dat dat we aan elke patient schriftelijk toestemming moeten gaan vragen aan wie we onze bevindingen mogen rapporteren? In mijn perceptie moeten toch alle bij een behandeling betrokken zorgverleners worden geinformeerd, dat is a...lleen maar in het belang van de patient! Dit heeft ook gevolgen voor een electronisch dossier dat door alle behandelaars in te zien is en soms automatisch de bevindingen naar alle eerdere behandelaars toestuurt. m.i.z een zeer groot probleem op velerlij gebieden!!!!
    Hier moet de KNMG flink over nadenken, heeft zeer veel gevolgen voor de gebruikelijke wijze van terugrapporteren aan collega's.
    Ben Kapper

  • R.J. Berduszek

    aios, GRONINGEN

    Ik sluit me aan bij de eerdere reacties: deze uitspraak doet vrezen dat voor elke informatie-uitwisseling tussen BIG-geregistreerde hulpverleners expliciete (schriftelijke) toestemming van de patiënt nodig is.
    Veelal zijn de uitspraken van het tuchtc...ollege zeer leerzaam, hier wordt echter een handeling die wij allen dagelijks verrichten als overtreding van de WGBO gezien en stafbaar gesteld.
    Het lijkt mij zeer wenselijk dat de KNMG namens ons allen een standpunt hierover inneemt, omdat deze uitspraak (maar vooral ook de overwegingen van het tuchtcollege daarbij) aanzienlijke gevolgen kan hebben voor ieders praktijkvoering.

  • J.A. Bruggers

    huisarts, GRONINGEN

    En weer een slag gewonnen door de bureaucratie; weer wat tijd verspild aan zinloos papierwerk, ten koste van tijd voor patiëntenzorg.

  • M.W. Hengeveld

    Emeritus hoogleraar psychiatrie, LEIDEN

    Ook ik ben zeer verbaasd (en dat is een eufemisme) over deze uitspraak. Ik neem maar aan dat deze niet geldt voor informatie tussen artsen, want anders zou dat betekenen dat ik al ruim veertig jaar tuchtrechtelijk strafbare verrichtingen pleeg: ik be...n er als behandelend psychiater altijd van uitgegaan dat mijn patiënten impliciet toestemming gaven voor het sturen van mijn brieven naar hun verwijzers. In het universitair medisch centrum waar ik werkte stond later wel in een algemene informatiefolder dat dit gewoonte was, maar ook zonder die informatie vind ik het vanzelfsprekend dat we als behandelend artsen informatie over onze patiënten uitwisselen zonder dat die daar expliciet toestemming voor hoeven te geven, laat staan schriftelijk! Sowieso is het vragen van handtekeningen voor patiënten eerder bedoeld om de arts juridisch af te dekken dan de patiënt te beschermen, en daarmee een verwerpelijke Amerikaanse gewoonte.
    Kortom: een onbegrijpelijke uitspraak van het Eindhovense tuchtcollege (van psychotherapeuten en juristen), waar de IGZ het helaas ook nog mee eens is.

  • L.W. Boland

    jeugdarts, DIEMEN

    Geldt de verplichting tot schriftelijke toestemming, ondertekend door de patient, voortaan ook voor terugrapportages aan de verwijzer door de medisch specialisten of paramedici waarheen de patiënt door de huisarts of jeugdarts is verwezen?

  • T. Müller

    uroloog, GRONINGEN

    Wat wil de inspectie mij vertellen ? Moeten alle door de huisarts verwezen patienten een briefje tekenen of ik aan de huisarts mag vertellen wat gevonden is ? Wie neemt de tijd voor deze lulkoek ?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.