Laatste nieuws

Na de brand

Plaats een reactie

Opvang slachtoffers ‘Volendam’ vraagt enorme inspanningen

De Volendamse cafébrand had tot direct gevolg dat de drie in Nederland aanwezige gespecialiseerde brandwondencentra hun opvangcapaciteit razendsnel moesten uitbreiden. Een daarvan was het Martini Ziekenhuis Groningen. Het verslag van een enorme operatie.

Het nieuwe jaar was nog geen halfuur oud toen in café ‘t Hemeltje in Volendam een korte maar felle brand uitbrak. De gevolgen waren afschuwelijk: honderden jongeren raakten gewond, van wie een groot aantal dermate ernstig dat opname in een gespecialiseerd brandwondencentrum was geïndiceerd. Dertien jongeren zijn overleden.

De eerste uren
Nederland kent drie gespecialiseerde brandwondencentra: Brandwondencentrum Beverwijk, Brandwondencentrum Rotterdam en Brandwondencentrum Groningen, gevestigd in het Martini Ziekenhuis Groningen.

In nieuwjaarsnacht kreeg om 02.15 het Martini Ziekenhuis Groningen vanuit het Brandwondencentrum Rotterdam de melding dat er zich in Volendam een ramp had voltrokken waarbij mogelijk honderden slachtoffers waren betrokken. De dienstdoend chirurg en het dienstdoende lid van het directieteam besloten alle voorbereidingen te treffen voor een eventuele opvang. In de uren hierna vond veelvuldig overleg plaats met het Brandwondencentrum Beverwijk, conform bestuurlijke afspraken het coördinerend brandwondencentrum aangezien Volendam in het verzorgingsgebied van Beverwijk ligt. Raad van Bestuur en directieteam van het Martini Ziekenhuis Groningen zegden toe een maximale opvangcapaciteit beschikbaar te stellen.

In overleg tussen de drie Nederlandse brandwondencentra werden twee brandwonden-triageteams geformeerd, zogeheten B-teams, die de ziekenhuizen waarnaar slachtoffers waren afgevoerd, zouden bezoeken. Om geografische redenen werden deze teams geleverd door de brandwondencentra te Beverwijk en te Rotterdam. De B-teams moesten ervoor zorg dragen dat de daarvoor in aanmerking komende patiënten werden doorverwezen naar een van de drie brandwondencentra in Nederland, maar - gezien de aard en omvang van de ramp - ook naar brandwondencentra in België en Duitsland.

Opvang
Naar het Martini Ziekenhuis Groningen zijn acht patiënten doorverwezen. Vijf van hen zijn met een ambulance gebracht, drie werden per helikopter aangevlogen. De ernst van de verbranding van deze acht slachtoffers is weergegeven in de tabel. Vijf patiënten moesten worden beademd; zij hadden meer dan 35 procent totaal verbrand lichaamsoppervlak (TVLO), inhalatieletsel en waren in shock getuige de zuurgraad (pH).

Met de patiënten arriveerden in de loop van nieuwjaarsdag ook meer dan dertig familieleden. Vanaf 07.45 uur ving de klinisch psycholoog hen op in een speciaal daartoe ingerichte ruimte. Met gerichte mondelinge én schriftelijke informatie over brandwonden en over procedures (sluizen, steriele kleding et cetera) werden de ouders voorbereid op wat ze te zien zouden krijgen. Een dergelijke voorbereiding is noodzakelijk, omdat mensen onder stress slechts weinig informatie opnemen; herhalen is daarom essentieel. Behalve informatie werd de familie structuur en daarmee veiligheid geboden.

Gedurende de eerste week werden de familieleden in het ziekenhuis gehuisvest. Zij kregen een vast dagprogramma geboden met tweemaal per dag beperkte bezoektijden en tweemaal per dag een vast moment voor debriefing. Samen met de chirurg informeerde de klinisch psycholoog de ouderparen afzonderlijk over de medische behandeling en psychische conditie van hun kinderen. Dit, om de berichtgeving eenduidig, helder en consistent te houden.

Geluk bij een ongeluk
Het beleidsteam van het brandwondencentrum maakte in nauwe afstemming met de Raad van Bestuur en het directieteam een taakverdeling in organisatorische, medische, verpleegkundige, alsmede psychosociale aspecten.

Er werd een aantal zaken beoordeeld: 

de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel op langere termijn voor twee afdelingen;          

de mogelijkheden voor opschaling van de inzet van IC-verpleegkundigen;

de OK-capaciteit in relatie tot de reguliere bedrijfsvoering in de weken erna;

de beschikbaarheid van IC ten behoeve van de reguliere patiënten uit het eigen verzorgingsgebied;

de beschikbaarheid van beademingsmachines;

de beschikbaarheid van middelen en materialen voor de behandeling van de acht patiënten.

 De opschaling zelf omvatte uiteindelijk:

uitbreiding van het totale aantal brandwondenplaatsen van 10 naar 20 bedden;

uitbreiding van het aantal IC-plaatsen van 2 naar 8 bedden;

inrichting van een tweede medium care-brandwondencentrum;

uitbreiding van OK-tijd van 2 dagdelen naar 5 tot 8 dagdelen per week;

uitbreiding van verpleegkundig personeel van gemiddeld 10 naar 26 brandwondenverpleegkundigen per 24 uur.

Deze enorme operatie legde een groot beslag op de medewerkers en de organisatie, niet alleen van het brandwondencentrum, maar van het gehele ziekenhuis. Het tijdstip van de ramp was een geluk bij een ongeluk: het was immers nieuwjaar, er waren weinig patiënten opgenomen in het ziekenhuis en er was IC-capaciteit beschikbaar.

Streng regiem
Tijdens de eerste 48 uur werden de slachtoffers gestabiliseerd. Vooral de tijdsperiode tussen het ongeval in Volendam en de opname in het gespecialiseerde brandwondencentrum, maakte het noodzakelijk dat veel aandacht aan de fase van stabilisatie moest worden besteed. Alle betrokken disciplines hebben hieraan intensief hun bijdrage geleverd. Tweemaal daags vond er een multidisciplinair overleg plaats waarbinnen het beleid werd vastgesteld.

In goede samenwerking met drie omliggende regionale ziekenhuizen te Assen, Winschoten en Stadskanaal werden extra IC- verpleegkundigen ingezet in de zorg voor de brandwondenpatiënten. Een IC-verpleegkundige van elders zonder brandwondenervaring werd in een zogenoemd buddysysteem gekoppeld aan een ervaren brandwondenverpleegkundige.

Het brandwondencentrum functioneerde als een grote IC-afdeling waar iedere patiënt volgens IC-protocol werd benaderd. Dankzij deze strenge procedures zijn infecties voorkomen. De kosten voor dit strenge regiem zijn weliswaar fors, maar wegen ruimschoots op tegen het effect van de maatregelen op de bacteriologische controle.

Psychosociale begeleiding
De drie niet-beademde patiënten kregen vanaf de eerste dag psychologische begeleiding. Veel aandacht werd besteed aan de regulatie van emoties, de voorlichting over hun letsel en ziekte, de voorbereiding van operaties en de timing van het goede en slechte nieuws over vrienden.

Ditzelfde gold voor de patiënten die later van de beademing kwamen. Voortdurend werd rekening gehouden met hun verstoorde informatieverwerking en informatieachterstand. Al het in de tussenliggende tijd in de media verschenen nieuws was opgenomen op video; de patiënten kregen dit aangeboden op het moment dat het hun paste of behulpzaam kon zijn in de verwerking van het trauma. 

Gedurende de eerste zes weken werden de aanwezige ouders permanent begeleid. Na de eerste week in het ziekenhuis verbleven zij in een naburig hotel. Van ‘s ochtends 10.00 uur tot ‘s avonds 22.30 uur waren zij in het ziekenhuis. Dagelijks vonden er gesprekken plaats ten behoeve van de schokverwerking. Onbegrip, machteloosheid, woede en radeloosheid konden hierin worden geuit.

De inzet van een dagelijkse pendelbus naar Volendam bood de ouders de mogelijkheid om even bij het thuisfront te kijken, maar maakte het ook mogelijk dat er vanuit Volendam bezoek kon komen ter ondersteuning. Publicaties in kranten, reportages op tv, acties, en de uitzending van de stille tocht werden gevolgd, zodat er voortdurend een monitoring van reacties kon plaatsvinden en de gevoelens bespreekbaar waren. Door middel van schokverwerkingslijsten werden herhaaldelijk metingen verricht naar het niveau van traumatische herbelevingen en vermijdingsaspecten.

Medische behandeling
In het kader van de opschaling werd afdeling 2-Noord (Kinderafdeling/Plastische Chirurgie) volledig ingericht als tweede medium care-brandwondencentrum. Op 1 januari werden de acht reeds aanwezige patiënten op het brandwondencentrum hierheen intern overgeplaatst.

In de eerste acht weken vonden 34 operaties plaats op de OK van het brandwondencentrum. Dit was te realiseren door een extra OK-team voor het centrum beschikbaar te stellen. De consequentie daarvan was dat binnen het algemene OK-blok een aantal niet-spoedeisende operaties niet kon doorgaan.

De behandeling van de patiënten was erg intensief. Gezien de ernst van de brandwonden bij alle acht patiënten bestond er bij iedere patiënt een reële kans van overlijden.

Op 16 januari jl. is een van de patiënten overleden. Op 7 februari jl. waren inmiddels drie patiënten naar huis ontslagen. Een verpleegkundig brandwondenconsulent begeleidde de patiënten vanaf zeven dagen voor het beoogd ontslag. Speciale aandacht kreeg daarbij het ‘Terug naar School-project’.

In de vijfde week konden alle patiënten het stellen zonder mechanische beademing, zodat vanaf de vijfde week de situatie zich weer enigszins normaliseerde. De behandeling en de zorg veranderden van karakter. Waren de operaties in de eerste vijf weken gericht op het verwijderen van de huid en het aanbrengen van vrije huidtransplantaten, de weken erna stonden in het teken van het behandelen van wonden die moeilijker genezen en van de handreconstructie.

Personeelsbijeenkomsten
Op de vrijdagmiddag vonden wekelijks debriefingssessies voor het personeel plaats, waar de bij de zorg en behandeling betrokken medewerkers hun verhaal konden doen. Tevens kregen zij tips hoe om te gaan met de emoties die de zorg voor brandwondenpatiënten met zich brengt. Er waren in totaal vijf sessies. Naast de klinisch psycholoog speelde het bedrijfsmaatschappelijk werk hierbij een belangrijke rol.

Communicatiebeleid
Een goed geregisseerd communicatiebeleid naar buiten toe direct na zo’n ramp is van groot belang en vereist uiterste zorgvuldigheid. Het Martini Ziekenhuis koos voor een ingetogen zakelijke aanpak. Al op 2 januari jl. is contact gezocht met het crisiscentrum te Volendam om een eenduidige berichtgeving te bevorderen. De aanvragen voor interviews en tv-optredens waren talrijk. Na het begin van de ramp heeft het brandwondenteam de keus gemaakt alle beschikbare tijd te steken in de patiënten en de familie.

De ramp deed een groot appel op het hele ziekenhuispersoneel. Er kwamen extra edities van het personeelsblad alsmede een open brief van de Raad van Bestuur en de voorzitter van de medische staf gezamenlijk aan de hele ziekenhuisorganisatie.

De bezoeken van onder anderen J.G.M. Alders, Commissaris van de Koningin in Groningen, prof. dr. J.H. Kingma namens de minister van VWS en drs. J. Wallage, burgemeester van Groningen werden zeer gewaardeerd. Hun bezoek was een hart onder de riem van de slachtoffers, de familie en alle bij de zorg betrokkenen.

Bijstelling opvangcapaciteit
De cafébrand in Volendam was een ramp van uitzonderlijke aard en omvang. Daags na de ramp is de vraag gesteld of we in Nederland wel zijn voorbereid op een dergelijke ramp.

Het Martini Ziekenhuis Groningen was in zeer korte tijd in staat de capaciteit van zijn brandwondencentrum exceptioneel op te schalen. Voor de hulp en medewerking bij het logistieke transport van patiënten naar het brandwondencentrum verdienen de hulpverleningsdiensten (ambulancediensten, politie, brandweer, regiopolitie, SAR-helikopterdienst alsmede de Marine-luchtvaartdienst) alle lof. Het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) heeft in de weken na de ramp IC-bedden vrijgehouden voor calamiteitenopvang uit de regio.

Dit neemt niet weg dat door de gevolgen van deze uitzonderlijke ramp politieke besluitvorming over de in Nederland beschikbare capaciteit voor brandwondenzorg en daaraan gekoppelde IC-bedden onontkoombaar is. Hoewel het wellicht mogelijk is met afspraken in Europees verband rampen van een dergelijke omvang goed op te vangen, komt de vraag naar boven of de nu berekende buffercapaciteit voor opschalingsoperaties zowel ten behoeve van brandwondenzorg alsook de (daaraan gekoppelde) IC-zorg niet forse bovenwaartse bijstelling verdient. Het ligt voor de hand deze gewenste uitbreiding vanwege kwaliteitsredenen binnen de bestaande drie Nederlandse brandwondencentra te effectueren.

In het Martini Ziekenhuis schiet de reguliere capaciteit van zowel de brandwondenbedden als de IC-bedden gekoppeld aan de gespecialiseerde opvang van brandwondenpatiënten tekort. Het ziekenhuis pleit dan ook voor een verdubbeling van de eigen capaciteit van tien brandwondenbedden, waarmee de beddencapaciteit tussen de drie brandwondencentra gelijkelijk verdeeld is.

De drie gespecialiseerde brandwondencentra dienen – naast de traumacentra - een eigenstandige plaats en verantwoordelijkheid te verkrijgen in de hulp- verleningsorganisatie van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Een betonnen heli-platform in de nabijheid is wenselijk om belastend overpakken van brandwondenpatiënten te voorkomen alsmede om B-triageteams snel in het land te kunnen inzetten. <<

Dank aan drs. D.F.J.M. van Oostrum, Raad van Bestuur Brandwondencentrum Rotterdam, en drs. J. van den Heuvel, algemeen directeur Brandwondencentrum Beverwijk, voor het nalezen en becommentariëren van de concepten.

mr. G.A.M. Thiadens, arts, lid Raad van Bestuur

H.B. Schimmel, arts, lid directieteam

dr. G. Beerthuizen, chirurg-intensivist

drs. A.W. Faber, klinisch psycholoog

J. Blik, unithoofd brandwondencentrum

Martini Ziekenhuis Groningen

Correspondentieadres:  mr. G.A.M. Thiadens, arts, Martini Ziekenhuis Groningen, postbus 30033, 9700 RM Groningen. E-mail: thiadens@wxs.nl

Commissie-Alders
Deze week publiceert de Commissie onderzoek cafébrand nieuwjaarsnacht – kortweg: de commissie-Alders – een tussentijds verslag van haar werkzaamheden. De taak van de commissie, die op 17 januari werd geïnstalleerd, is tweeledig.

Ten eerste moet ze de toedracht van de brand en de hulpverlening die kort daarop in gang is gezet, achterhalen en beschrijven. Daarvoor is de commissie grotendeels aangewezen op de afzonderlijke onderzoeken van onder meer de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding.

De tweede opdracht heeft een veel grotere reikwijdte. De commissie moet een voorstel doen voor een onderzoek naar het brandveiligheidsbeleid van gemeenten, de vergunningverlening en de handhaving van voorschriften. Ze moet zich daarbij concentreren op ‘instellingen waarbij branden soortgelijke risico’s als in Volendam kunnen meebrengen indien de brandveiligheid en vluchtmogelijkheden niet of onvoldoende zijn gewaarborgd’, zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen en scholen. De commissie, onder leiding van de Groningse Commissaris van de Koningin J.G.M. Alders, zal haar eindrapport voor de zomer presenteren. Alders heeft ervaring als voorzitter van het Landelijk Beraad Rampenbestrijding. Het medische veld is in de commissie vertegenwoordigd door de Groningse hoogleraar traumatologie prof. dr. H.J. ten Duis.

SAMENVATTING

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.