Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 07 - Kinderen van de rekening

Plaats een reactie

Elke huisarts kent de situatie. Hele families die van opa tot kleinkind in de praktijk staan ingeschreven. Vaak heel leuk en handig om de verbanden te zien en te herkennen, maar erg vervelend als opa zich seksueel aan zijn kleinkinderen blijkt te vergrijpen. Hoe ga je dan om met je professionaliteit en loyaliteit?


Het Regionaal Tuchtcollege ’s-Gravenhage hield de huisarts nog de hand boven het hoofd. Hij had toch gebeld naar het bureaucratische AMK, hij had toch de opa, de oma en de moeder op zijn spreekuur geroepen en de opa voor verdere hulpverlening verwezen? En de kleinzoon naar de dermatoloog verwezen en hem promethazine voor diens slaaproblemen voorgeschreven?



Inadequaat, aldus het Centraal Tuchtcollege. Hij had veel meer moeten doen. Ook voor de andere twaalf kleinkinderen die gevaar liepen of al waren misbruikt. Het CTG gaf de huisarts een waarschuwing. Daarvoor telde ook mee dat hij brokjes informatie over de situatie vrij willekeurig in de medisch dossiers van de familieleden had genoteerd. Hierdoor waren de individuele dossiers onvolledig en werden ze door ‘vervuiling’ uiteindelijk moeilijk overdraagbaar aan de nieuwe huisarts. Een punt van aandacht voor elke notitie in het medisch dossier.



De huisarts heeft ons inziens wel erg alleen gestaan. Waar bleven al die andere voor bedreigde kinderen bedoelde hulpverleners nou? En waar waren zijn collega’s? Of zou de huisarts te trots zijn geweest om hen of bijvoorbeeld de KNMG te consulteren? Dát zou pas echt dom zijn geweest.



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



(ingekort door redactie Medisch Contact)



Beslissing in de zaak onder nummer 2007/014 van A, wonende te B, appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde C, tegen F, huisarts, wonende te M., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mw. mr. A.M.P. Smilde als juriste verbonden aan Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg te Utrecht.



1. Verloop van de procedure


A, hierna te noemen klager, heeft op 11 oktober 2005 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage, tegen huisarts F, hierna te noemen de arts, een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 november 2006, onder nummer 2005 H 147 heeft dat college de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. (…)



2. Beslissing in eerste aanleg


2.1. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.



‘2. De klacht


Klager was gehuwd met mevrouw G, verder te noemen G. Uit het huwelijk zijn drie, thans nog minderjarige, kinderen geboren te weten H, I en J. Inmiddels is de echtscheiding uitgesproken.



In augustus 2002 heeft G de arts op de hoogte gesteld van seksueel misbruik van H door zijn grootvader (de vader van G). Spoedig daarna heeft G ook klager daarover ingelicht. Op 25 november 2002 heeft G, zonder dat H daarbij aanwezig was, het spreekuur van de arts bezocht en hem verteld over slaapproblemen van H. De arts schreef hiervoor promethazine voor. Toen bleek dat Bureau Jeugdzorg niet te zijn (het Centraal Tucht­college leest: was) ingeschakeld.



Op 27 januari 2003 verscheen G met H op het spreekuur omdat H sinds enkele dagen blaasjes op zijn voorhuid en kliertjes in de liesstreek had. De arts heeft H onderzocht en verwezen naar een dermatoloog. Op 18 augustus 2003 heeft G de arts telefonisch medegedeeld dat H vaker last had van agressie en dat Bureau Jeugdzorg nog steeds geen actie had ondernomen. De arts nam toen contact op met Bureau Jeugdzorg die hem mededeelde dat de moeder zich formeel nog niet had aangemeld. De arts heeft dit doorgegeven aan G, die hem toezegde spoedig een afspraak te maken.



Op 18 augustus 2003 heeft de huis­artsenpost aan H oxazepam voorgeschreven. Op 19 januari 2005 verscheen G met J op het spreekuur van de arts. J had buikklachten waarvoor G eerder, op 24 juni 2003, bij de arts op consult was geweest. De arts heeft J onderzocht en geen lichamelijke afwijkingen gevonden en J dus niet naar een kinderarts verwezen.



Op 8 september 2005 heeft klager zich tot de arts gewend en zijn zorgen over H, I en J geuit. In het klaagschrift heeft klager een achttal verwijten jegens de arts geformuleerd. Bij repliek heeft klager deze verwijten uitgebreid. De verwijten hebben betrekking op een gebrek aan actie, zorgplicht en inspanning van de arts. In de kern betreft de klacht dat de arts G een richting heeft uitgestuurd en de arts verder het verloop niet actief heeft gecontroleerd. De arts heeft de familie G de hand boven het hoofd gehouden, heeft zich te veel gericht op de familie van G en is ten aanzien van zijn zorgplicht jegens H tekortgeschoten.



Verder heeft de arts zonder toestemming een brief verzonden en de waarheid verdraaid. De dossiervorming van de arts is slecht. De arts had meer controle moeten uitoefenen en zich meer argwanend ten opzichte van G dienen op te stellen.



3. Het standpunt van de arts


De arts heeft kort nadat hij met de melding terzake van het seksueel misbruik was geconfronteerd met de vader en moeder van G alsook met G zelf gesprekken gevoerd. De arts kent G als een zorgzame moeder en had geen redenen argwanend te zijn. Toen op 25 november 2002 bleek dat H nog niet was aangemeld bij Bureau Jeugdzorg, heeft de arts zich nog dezelfde dag gewend tot het bureau voor advies over zijn taak in dezen, hetgeen heeft geleid tot één (telefonisch) contact met een vertrouwensarts van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De vertrouwensarts deelde de arts mede dat H zelf door de ouders bij Bureau Jeugdzorg diende te worden aangemeld. Dit heeft de arts doorgegeven aan G.



Medio 2005 werd de arts geconfronteerd met de onder toezichtstelling van de kinderen. Uit brieven van de kinderarts bleek dat omtrent de zorgen rond H melding zou worden gemaakt bij de daartoe aangewezen instanties. Op 19 januari 2005 verschenen G en J bij de arts op consult. De arts was ervan uitgegaan dat de vader en de moeder van H zelf hulp voor hem zouden zoeken en zag dus aanvankelijk geen taak voor hem weggelegd. Het is voorts naar zijn mening niet verwijtbaar dat hij bij het AMK geen melding heeft gemaakt van het seksueel misbruik van H. De arts heeft na kennisneming van de huidklachten de dermatoloog ingeschakeld. Hij heeft pas op 8 september 2005 gehoord dat tegen G aangifte wegens mishandeling was gedaan en dat J mogelijk ook was misbruikt. Er was toen al melding gedaan bij het AMK en er was geen reden voor de arts om dat nog eens te doen.



De arts heeft klager en G benaderd met de vraag wie de nieuwe huisarts was, omdat hij het niet juist vond om de dossiers onder zich te houden terwijl de kinderen niet meer aan zijn zorg toevertrouwd zijn.’



2.2. Het regionaal tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgendeoverwegingen ten grondslag gelegd.



‘4. De beoordeling


Ter zitting heeft klager zijn klachten samengevat en gesteld dat zijn klacht in de kern behelst dat de arts te weinig heeft opgetreden naar aanleiding van de melding van seksueel misbruik. Het staat vast dat de arts in augustus 2002 door G werd geconfronteerd met de melding van G dat H seksueel zou zijn misbruikt door de vader van G. De arts heeft G daarop verzocht de grootvader op de hoogte te brengen van het feit dat de arts daarvan op de hoogte was met het verzoek aan grootvader om contact met de arts op te nemen. De arts heeft de grootvader spoedig na zijn verzoek gezien en verwezen voor verdere zorg. De arts heeft vervolgens contact opgenomen met het AMK voor advies.



Het AMK, dat een dergelijk advies vaak als een anonieme melding opvat, heeft de arts medegedeeld dat, als de noodzaak zich voordoet, het primair de verantwoordelijkheid van de ouders is om de kinderen bij Bureau Jeugdzorg of het AMK aan te melden. De arts was huisarts van zowel het gezin van klager als van het gezin van de grootvader van de kinderen. Het college is zich ervan bewust en heeft er oog voor dat hij als huisarts met de aan hem toevertrouwde zorg voor beide gezinnen in een gecompliceerde situatie is terechtgekomen toen hij op de hoogte kwam van het seksueel misbruik door de grootvader van een of meer van zijn kleinkinderen. Beide gezinnen verkeerden immers in een delicate situatie en hadden extra zorg van de arts nodig.



Het was te verwachten dat de belangen in beide gezinnen vroeg of laat met elkaar in botsing zouden komen en hij dan geen goede zorg aan beide gezinnen zou kunnen blijven verlenen. Hoewel het beter was geweest als de arts zich hiervan op tijd bewust was geweest en daarvoor de nodige voorzorgsmaatregelen zou hebben genomen, bijvoorbeeld door een van beide gezinnen aan een collega over te dragen, vindt het college dat de arts per saldo niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet tot deze keuze te zijn gekomen. De arts had begrepen dat het niet op zijn weg lag om bij het AMK melding te maken van het gebleken misbruik in het gezin van klager. Dat moesten de ouders doen, zo was hem meegedeeld. Hij heeft dat aan de moeder meegedeeld. Hij heeft vervolgens mogen menen dat die melding ook was gedaan. Het is niet onbegrijpelijk dat de arts, toen hij op 8 september 2005 in het gesprek met klager erachter kwam dat die melding toch niet had plaats­gevonden, heeft gemeend dat melding aan het AMK of een andere zorgverlenende instantie alsnog geen zin meer had. De uithuisplaatsing van de kinderen was inmiddels uitgesproken en de kinderen verbleven na een verhuizing inmiddels elders. Hiervan uitgaande valt aan de arts ook niet met succes een verwijt te maken dat hij na september 2005 initiatieven heeft ontwikkeld om de medische gegevens van de verschillende gezinsleden bij de opvolgend huisarts onder te brengen.



Een betere dossiervorming was in dit geval dienstig geweest. Het college is van oordeel dat het in gevallen als de onderhavige, waarin verschillende delicate gegevens van een gezin bestaan, aan te bevelen is om deze per gezinslid in een apart dossier te registreren. Het privacy­belang van het ene gezinslid zal dan niet in de weg behoeven te staan van de afgifte van gegevens betreffende een ander gezinslid.



De klacht is in alle onderdelen ongegrond, zodat deze zal worden afgewezen.’



3. Vaststaande feiten en omstandigheden


Nu daartegen geen grieven zijn geuit, gaat het Centraal Tuchtcollege voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het regionaal tucht­college en hierboven staan weer­gegeven.



4. Beoordeling van het hoger beroep


(…).



4.4. Alles overziende is het Centraal Tuchtcollege, anders dan het regionaal tuchtcollege, van oordeel dat de arts zich te veel heeft laten leiden door G en de regie te veel uit handen heeft gegeven. Voorts heeft hij te weinig oog gehad voor de medische begeleiding van zijn patiëntje H en de belangen van de andere twaalf kleinkinderen.



Toen de arts in augustus 2002 door G op de hoogte werd gesteld van het seksueel misbruik van H door zijn grootvader (de vader van G) heeft de arts via de grootmoeder contact gezocht met grootvader en hem verwezen voor verdere hulpverlening. De arts heeft op 4 september 2002 informatief telefonisch contact gezocht met het AMK. Vervolgens heeft de arts, toen hem bleek dat de hulpverlening aan H nog niet was gestart, op 25 november 2002 wederom telefonisch contact gezocht met het AMK voor advies. De arts werd, naar hij stelt, medegedeeld dat het primair de verantwoordelijkheid van de ouders is om kinderen bij Bureau Jeugdzorg of het AMK aan te melden. Vervolgens heeft hij zich ertoe beperkt dat vervolgens aan G mede te delen en het aan haar over te laten om de melding te maken. De arts heeft geen melding bij het AMK gedaan.



Op 18 augustus 2003 had de arts een telefonisch onderhoud met G. Er is dan inmiddels meer dan een jaar verstreken sinds het seksueel misbruik van H op 2 en 3 augustus 2002. In dit gesprek gaf G onder meer aan dat zij lang moest wachten bij Bureau Jeugdzorg. Bij navraag door de arts bij Bureau Jeugdzorg bleek echter dat de hulpverlening nog niet was gestart omdat zij zich formeel hiervoor niet had aangemeld. De arts heeft dit teruggekoppeld naar G met het advies zich voor hulp bij Bureau Jeugdzorg te melden waarna G toezegde dit te zullen doen.



Gelet op de eerdere ervaring van de arts met G en de gecompliceerde situatie waarin hij verkeerde (waarbij hij zowel de huisarts was van gezin G als van gezin A) had hij, naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege, zekerheidshalve moeten toetsen of de beoogde behandelkanalen ook daadwerkelijk werden gezocht en gevonden. Dat heeft hij toen echter niet gedaan. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de arts hierin te passief is geweest, niet adequaat is opgetreden en tekort is geschoten in zijn zorgverplichting ten opzichte van H en de overige kleinkinderen.



De arts had zich moeten realiseren dat ook de andere kleinkinderen van opa K mogelijk gevaar liepen of reeds waren misbruikt. Hoewel het wellicht beter ware geweest als de arts op 8 september 2005 wel melding had gemaakt, acht het Centraal Tuchtcollege verdedigbaar dat toen klager de arts op die datum op de hoogte bracht van de vermeende mishandeling van H door G en het vermeend seksueel misbruik door grootvader K van J en I de arts een melding bij het AMK niet meer zinvol achtte omdat het AMK al op de hoogte was, er een onderzoek door de Raad van de Kinderbescherming liep en het feit dat de kinderen al onder toezicht waren gesteld en uit huis waren geplaatst. Voorts was de arts door hun verhuizing ook feitelijk niet meer betrokken bij de zorgverlening aan de kinderen.



Anderzijds heeft de arts hoewel hij op de hoogte was van het feit dat H seksueel was misbruikt en de zorgelijke gezinssituatie volstaan met het langdurig voorschrijven van promethazine aan H zonder hem te observeren of daadwerkelijk te onderzoeken en zonder hem door te sturen naar een of andere vorm van traumaverwerking (kinderpsycholoog/psychiater). Ook hier heeft de arts niets wezenlijks voor H gedaan en schiet de hulpverlening van de arts tekort.


Beide grieven slagen derhalve.



4.5. Wat de derde grief betreft, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de dossiervorming door de arts de toets der kritiek niet kan doorstaan nu als onbestreden vaststaat dat relevante informatie betreffende H hetzij niet is verwerkt (bijvoorbeeld het waarneembericht van de huisartsenpost van 18 augustus 2003) in zijn medisch journaal, hetzij slechts terug te vinden is in de dossiers van zijn grootmoeder (bijvoorbeeld het telefonisch contact met de AMK op 4 september 2002) en zijn moeder (bijvoorbeeld de notitie bij 6 september 2002 over de seksuele mishandeling van H).


Deze grief slaagt derhalve eveneens.



4.6. Al het voorgaande betekent dat de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Het Centraal Tuchtcollege zal, opnieuw rechtdoende, de klacht gegrond verklaren en de arts de maatregel van waarschuwing opleggen, dat is een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken (MvT, Kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76).



4.7. In gevolge artikel 71 van de Wet BIG bepaalt het Centraal Tuchtcollege op gronden ontleend aan het algemeen belang dat deze beslissing zal worden bekendgemaakt op de wijze zoals hier­onder vermeld.



5. Beslissing


Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:



- vernietigt de beslissing waarvan beroep;



en opnieuw rechtdoende:



- legt aan de arts de maatregel van waarschuwing op.

Bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.


Deze beslissing is gegeven in raadkamer door mr. R.A. Torrenga, voorzitter, mr. H. Uhlenbeck-Lagerweij en mr. M. Wigleven, leden-juristen en prof. dr. P.J.J. Sauer en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2007, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.



PDF van dit artikel



Integrale tekst van het vonnis van het CTG

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.