Laatste nieuws
5 minuten leestijd

Artsen zien vaccinatie over het hoofd

Plaats een reactie

Vier artsen-microbiologen verbonden aan Laboratorium voor medische microbiologie, Stichting PAMM vragen zich in hun reactie op het rapport Van Dijk onder meer af of de handel in geiten een rol heeft gespeeld bij de Q-koorts-epidemie in Nederland. Het antwoord is dat daar in sommige gevallen aanwijzingen voor zijn, maar in een aantal gevallen ook niet. Hard bewijs is echter onmogelijk, omdat de Coxiella een endemische bacterie is. Terugtraceren van de Q-koortsepidemie onder de geitenstapel naar één bron is ondoenlijk en in feite is het ook geen epidemie, maar een epidemische verheffing.
 
Tal van theoriën over hoe deze verheffing onder de geiten is ontstaan circuleren in de sector, waarbij vrij algemeen Frankrijk als land van herkomst wordt gezien. Uit Frankrijk zijn met name in 1985 en 1986 geiten geïmporteerd en nadien vooral bokkensperma. Het lijkt echter niet aannemelijk dat een infectie zo veel later de kop opsteekt, tenzij nadien veranderde omstandigheden een rol hebben gespeeld. Ook uit Frankrijk wordt -met name in Zuid-Nederland- met enige regelmaat stro ingevoerd en we weten dat in Frans stro geregeld Coxiella's zijn aangetoond. Dat stro wordt vooral gebruikt als strooisel in de potstallen, maar ook wordt het op veel bedrijven gevoerd. In beide gevallen lijkt inademing van Coxiella's door geiten zeer aannemelijk.
 
Koeienbiest
 
Nog een theorie is dat geiten mogelijk besmet zijn door het gebruik van koeienbiest voor geitenlammeren, wat ook redelijk veel gebeurt. Omdat de Coxiella op ongeveer de helft van de melkveebedrijven wordt aangetoond zou dit ook goed kunnen. Overigens bestaat de indruk dat op deze manier eerder een vaccinatie-effect ontstaat (de geitenlammeren ontwikkelen afweer tegen Coxiella's dankzij besmette koebiest), net zoals in het verleden waarschijnlijk ook mensen afweer opdeden tegen Coxiella's via niet volledig afgedode Coxiella-besmettingen in consumptiemelk. Richardus bracht dat aan het licht begin jaren tachtig van de vorige eeuw, waarna de pasteurisatietemperatuur van drinkmelk werd verhoogd met waarschijnlijk een averechts effect, namelijk dat de bevolking gevoeliger is geworden voor Coxiella's.
 
Van een aantal gevallen is wel bekend dat de infectie waarschijnlijk is binnengehaald met aangekochte dieren. Zo is het bedrijf in Zuid-Limburg zeer waarschijnlijk besmet geraakt door de import van geiten uit België. Ook zijn er bedrijven die een aantal jaren veel geiten of hele veestapels hebben gekocht van verschillende andere bedrijven, waarvan bekend is dat er nadien een Q-koortsgolf doorheen is gelopen. De meeste van deze bedrijven ontsprongen echter vorig jaar de dans, omdat de infectie hier al weer was uitgedoofd.
 
Gesloten bedrijven
 
Anderzijds zijn er ook een hele serie geitenbedrijven met een strikt gesloten bedrijfsvoering (geen aanvoer van dieren, waarbij alleen via KI vers bloed voor de fokkerij wordt binnengehaald) die toch besmet zijn geraakt. Dat is ook geen wonder met een kiem die je kan aanwaaien. En als je dan een veestapel hebt zonder afweer die wordt getroffen op een moment waarop de kiem zich explosief kan vermenigvuldigen nog voordat de dieren voldoende afweer hebben opgebouwd dan kun je een -inmiddels genoegzaam bekend- probleem hebben. Anderzijds zijn er ook tal van bedrijven (de overgrote meerderheid), waar wel een besmetting in de melk is aangetoond, maar geen abortusgolf is geweest. Rond deze bedrijven zijn ook geen verontrustende aantallen humane patiënten aangetoond, anders dan als gevolg van zeer intensief zoeken nadat de alarmbellen rond zo'n besmet bedrijf waren afgegaan.
 
Het is plausibel dat hoogproduktieve geiten gevoeliger zijn voor een Q-koortsinfectie dan anderen. Hoogproduktieve geiten hebben vaak ook grote drachten (drie- en vierlingen) en zijn kwetsbaar in de laatste maand van de dracht, de periode waarin de Coxiella zich het hardst kan ontwikkelen. Overigens zijn in Zuidoost-Nederland een aantal van de bedrijven met de hoogste melkprodukties niet besmet verklaard en andersom een aantal met lage produkties wel. Witte Saanen-geiten worden (net als zwartbonte koeien) over de hele wereld gehouden en rasverschillen qua gevoeligheid voor Q-koorts zijn best mogelijk, maar nooit onderzocht.
 
Vaccinatie 
 
Veel belangrijker dan deze hypotheses over de epidemiologie van Q-koorts onder geiten is het belangrijkste nieuwsfeit over Q-koorts in 2010 en dat is dat de vaccinatie van geiten(bedrijven) buitengewoon effectief is gebleken. Uit grootschalig onderzoek komt scherp naar voren dat de Coxiella-groei bij gevaccineerde geiten nagenoeg stil komt te liggen, waarmee de uitkomsten van eerder Frans onderzoek wordt bevestigd, maar nu onder praktijkomstandigheden en met veel grotere aantallen (meer dan 900 geiten van tien verschillende bedrijven). De grootschalige vaccinatiecampagne is bovendien met afstand de meest plausibele verklaring voor het gedecimeerde aantal nieuwe patiënten in de gebieden waar al in 2009 de geiten zijn gevaccineerd (onder meer omdat lang niet alle besmette bedrijven zijn geruimd, maar wel alle bedrijven in dit gebied zijn gevaccineerd). De aanpak van Q-koorts is dus niet vanaf december 2009 effectief, maar al vanaf de vaccinaties.
 
Hoe effectief vaccinatie van de veestapel kan zijn bewijst onder meer de vaccinatiecampagne tegen blauwtong (geen zoönose). Nadat in 2008 deze virusziekte -afkomstig uit warmere contreien en verspreid door knutten- door het hele land grote aantallen slachtoffers maakte onder schapen, koeien en geiten, is de aandoening na vaccinatie van de veestapel in 2009 en 2010 niet één keer meer vastgesteld! De vier artsen zien dus -net als de commissie Van Dijk- de vaccinatie van de geiten als verreweg de meest efficiënte aanpak over het hoofd. De commissie Van Dijk heeft bovendien onder meer vergeten de enorme overkill onder geiten te benoemen, waarmee veel geld over de balk is gegooid. Op basis van tankmelkonderzoek dat helemaal niet geschikt is om Q-koortsrisico in kaart te brengen.
 
Bij ziekte-uitbraken spelen veelal een serie factoren een rol, waarbij klimaatverandering een bekende is. Bij de Q-koorts in het zuidoosten van Nederland waren dat behalve het grote aantal (destijds gevoelige) geiten tussen een groot aantal (gevoelige) mensen, drie droge voorjaren op rij (2007, 2008, 2009), een regionale hoge fijnstofconcentratie en ook nog een lage vegetatie-index en een droge bodem. Velen wijzen de geitenbedrijven aan als grote boosdoeners, maar in feite is de situatie daarvoor veel te complex. De geitenbedrijven zijn echter verreweg het zichtbaarst. En het gemakkelijkst aan te pakken.
 
Zoönoses
 
Er zijn mensen en er zijn dieren en er zijn ziekteverwekkers die dit onderscheid niet maken. Dat geldt voor de meeste 'nieuwe' infectieziekten. De meeste van deze ermerging zoonoses komen uit de natuur, een kleiner deel vanuit de (landbouw)huisdieren. Bij landbouwhuisdieren in een hoog ontwikkeld veehouderijsysteem blijkt de situatie meestal onder contrôle te krijgen, bij zoönoses vanuit de natuur is de situatie aanzienlijk lastiger. Voorbeelden te over, maar vergelijk eens de aantallen diagnoses van Q-koorts (2.300 in 2009 en zeer scherp gedaald in 2010) met die van de ziekte van Lyme (22.000 in 2009 en jaarlijks toenemend).
 
Klaas Sjoerd Meekma


Lees meer:

  • Dossier Q-koorts

Q-koorts vaccinatie koorts
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.