Laatste nieuws

Een ondergeschoven kind

Plaats een reactie

Zorgsector investeert te weinig in ICT



De automatisering in de gezondheidszorg loopt ver achter. Aan goede wil mankeert het niet. In de ziekenhuizen bijvoorbeeld staat de invoering van het elektronisch patiëntendossier hoog op het verlanglijstje. Waar het vooral aan ontbreekt, is een structurele aanpak.

Wie de dagelijkse gang van zaken in een Nederlands ziekenhuis kent, zal het niet verbazen dat het met de automatisering in de gezondheidszorg droevig is gesteld. Het Petrus Camper Instituut (PCI), het wetenschappelijk bureau van de Orde van Medisch Specialisten, hield een enquête die dit bevestigt. Tijdens een invitational conference die het PCI organiseerde, werden de resultaten gepresenteerd. Liefst 86 procent van de stafvoorzitters van de ziekenhuizen was van mening dat de informatisering in de gezondheidszorg achterloopt bij andere maatschappelijke sectoren. De cijfers geven de voorzitters gelijk.

In Nederland wordt maximaal 1,5 procent van het totale budget in de gezondheidszorg aan ICT besteed. Vergelijk dit met de ziekenhuizen in de Verenigde Staten, waar het 5 tot 6 procent is, of met een gemiddelde van 4 tot 5 procent in andere Nederlandse bedrijfstakken. De banksector is de grote uitschieter met een investeringsomvang van 8 procent van het budget. De achterstand is dus enorm. Toch is er geen sprake van desinteresse, blijkt uit de enquête. Een overgrote meerderheid van de medische staven van ziekenhuizen is namelijk van mening dat er een elektronisch patiëntendossier (EPD) moet komen dat onafhankelijk is van het ziekenhuis en toegankelijk voor alle behandelaars van een patiënt. Men verwacht dat dit gaat leiden tot een verdere verbetering van de kwaliteit van de zorg.

Gegevens

Van de 122 door het PCI aangeschreven stafbesturen hebben 86 het vragenformulier geretourneerd. Het EPD kan op instemming rekenen van 83 procent van hen en 67 procent verwacht daarvan een meetbare kwaliteitsverbetering; 66 procent rekent op een efficiencyverbetering en 67 procent denkt dat een EPD binnen drie jaar is te realiseren. Verder vinden zij dat automatisering regionaal moet worden aangepakt binnen landelijk vastgestelde kaders.

Hoewel men dus van mening is dat de automatisering in de gezondheidszorg achterloopt, blijkt toch dat 84 procent van de medische staven toegang heeft tot het Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS); 74 procent van de artsen heeft een eigen e-mailadres in het ziekenhuis en 53 procent heeft een eigen toegang tot het internet (60 procent gebruikt het internet daadwerkelijk voor informatievoorziening). In 56 procent van de ziekenhuizen is een intranet dat protocollen toegankelijk maakt, 76 procent kent geautomatiseerde kantoorhulpmiddelen, maar slechts 31 procent heeft elektronisch toegang tot behandelingsgegevens die buiten het ZIS zijn opgeslagen, zoals röntgenopnames, ECG’s en dergelijke.

In slechts 42 procent van de ziekenhuizen hebben specialisten een eigen PC of terminal tot hun beschikking; in 56 procent van de ziekenhuizen staat tijdens het spreekuur een terminal of PC klaar. Het meest voorkomende systeem is dat van door een netwerk verbonden PC’s (59%, waarvan 41% toegang geeft tot alle informatiebronnen en gegevens), gevolgd door terminals van het ZIS (49%) en stand alone PC’s (18%).

Over het algemeen betrekken de directies de medische staf bij automatiseringsprojecten. Slechts 8 procent van de geënquêteerden geeft aan hier in het geheel niet bij betrokken te worden, 67 procent wordt structureel ingeschakeld bij de beleidsontwikkeling in een commissie of een werkgroep, 66 procent neemt daadwerkelijk deel aan automatiseringsprojecten en 54 procent werkt aan de ontwikkeling van een EPD.

Blijkens de enquête worden nog niet alle mogelijkheden die de automatisering biedt, uitgebreid benut. Maar 22 procent van de specialisten gebruikt e-mail om onderling of met huisartsen informatie uit te wisselen, 21 procent registreert zaken elektronisch buiten het ZIS om. Wel benut 80 procent van hen de mogelijkheden van het ZIS en bladert 60 procent van de specialisten geregeld op het internet.

Verschillen

De enquête is duidelijk: de goede wil is aanwezig, evenals sommige faciliteiten, alhoewel het gegeven dat in slechts 42 procent van de ziekenhuizen specialisten een eigen PC hebben, boekdelen spreekt. Naar onze mening ontbreekt het vooral aan een structurele aanpak. Dit was ook het onderwerp van een invitational conference die op instigatie van het PCI is gehouden. Een van de voorzitters was drs. mr. Elco Brinkman, voorzitter van het platform IPZorg.

Brinkman kwam met een inventarisatie. Uit onderzoek van het IPZorg blijkt dat er vooral behoefte is aan een nadere analyse van de infrastructuur, de informatiestructuur en omgevingsvoorwaarden zoals privacy en veiligheid. Het systeem werkt alleen als de overgrote meerderheid eraan deelneemt en het moet aan bepaalde standaarden voldoen. Ziekenhuizen blijken tevens wel ervaring te hebben met ICT, maar dan vooral met het eigen intranet.

Tijdens de conferentie bleek dat tussen de disciplines grote verschillen bestaan. Zo kennen de anesthesiologen al een zeer uitgebreide elektronische registratie en is deze bij de pathologen-anatomen zelfs honderd procent. Andere specialismen lopen echter hopeloos achter.

Nationale regie

Om tot een goed EPD te komen, moet allereerst aan een structuur en protocollen gewerkt worden. Structuur in de zin van: welke software en hardware is nodig, protocollen op het gebied van wat en hoe je registreert. Een nationale regie is daarbij noodzakelijk. Een schrikbeeld is wat dat aangaat de gang van zaken bij de politie. Daar kenden eerst alle korpsen een eigen ICT-systeem, waardoor informatie-uitwisseling tussen verschillende korpsen de crime werd, die ze hoopten te bestrijden. Pas nu wordt aan een systeem gewerkt dat landelijk compatibel is. Een pure verspilling van investeringen in geld en menskracht.

Bij de invoering van ICT-systemen, of überhaupt veranderingen in de organisatie, geldt dat deelnemers overtuigd moeten worden van de drie G’s: Genot, Gemak en Gewin. Men moet met andere woorden ervan doordrongen zijn dat de vernieuwing voordelen meebrengt. Aan die basisvoorwaarde lijkt te zijn voldaan, getuige de 83 procent die volgens de enquête de invoering van een EPD toejuicht.

Dus kunnen we ons vooral richten op de structuur en protocollen. Onder een goede structuur valt een goede uitwisselbaarheid van gegevens. Krijgt iemand uit Eindhoven bijvoorbeeld een ongeluk of een acute aandoening in Groningen, dan moet één druk op de knop volstaan om diens EPD voor de Groningse specialisten beschikbaar te maken. Idem dito voor informatie-uitwisseling tussen specialisten, laboratoria en verpleegkundigen in hetzelfde ziekenhuis, of met huisartsen en apothekers.

Landelijk versus lokaal

Dit klinkt echter simpeler dat het in werkelijkheid zal zijn, vrezen wij. Deze vrees stoelt op de ervaringen in de eigen ziekenhuizen. Grote firma’s van naam en faam zijn reeds aan de slag geweest. Ze hebben forse rekeningen ingediend, maar helaas geen goedwerkend systeem achtergelaten. Brinkman en zijn Platform IPZorg kiezen voor een landelijke aanpak. Anderen, waaronder de Taskforce ICT van de NVZ, opteren voor zo weinig mogelijk centrale regelingen, met ruimte voor lokale initiatieven.

Ook het Rathenau Instituut waarschuwt voor een te centralistische aanpak. In augustus 2000 schreef het onder meer: ‘Een op de zorg gericht Elektronisch Zorgdossier dient maximale flexibiliteit te hebben en minimale standaardisatie. Bij registratie geldt het omgekeerde: maximale standaardisatie en minimale flexibiliteit. (...) Elke poging om van bovenaf de vormgeving van het zorgdossier op te leggen, is tot mislukken gedoemd. Alleen een aanpak van onderaf, vanuit de zorgpraktijk, maakt een kans van slagen.’

De vraag wordt dus of je een grote softwareontwikkelaar een landelijk systeem laat ontwikkelen, of dat je kiest voor een regionale aanpak, waarbij wel voorop moet staan dat de regionale systemen compatibel zijn en soepel met elkaar kunnen communiceren. Uit kostenoverwegingen lijkt het raadzamer één systeem voor de ruim honderd ziekenhuizen te ontwikkelen, dan iedereen zijn eigen wiel laten uitvinden.

Gelet echter op bovengenoemde ervaringen, dienen hierbij wel goede en keiharde garanties te worden gevraagd, anders verdient een regionale aanpak wellicht de voorkeur. Een garantie kan zijn dat de landelijk opererende softwareontwikkelaar zich moet houden aan de bestaande standaarden, zoals de HL7 en DICOM, en daarnaast wordt verplicht koppelingen te maken van het product met bestaande systemen. Een goede inventarisatie van de reeds bestaande aan systemen en initiatieven, een goede informatie-uitwisseling en de bereidheid tot open overleg kunnen hier wellicht tot een bevredigende oplossing leiden. Waarbij we aantekenen dat het raadzaam lijkt ons niet puur op de techniek te focussen, maar zeker zoveel aandacht te besteden aan de strategie.

Momenteel werken meerdere partijen aan een oplossing. Naast het Platform IPZorg is ook de NVZ actief. Samen met de Orde en de LHV heeft zij ViZi opgericht, een orgaan dat deelneemt aan verscheidene andere initiatieven. Dat zijn onder meer de CSIZ die de technologische standaardisatie binnen de gezondheidszorg moet coördineren en de Zorgpasgroep (ZPG), oorspronkelijk enkel opgezet voor de invoering van de Zorgpas. Later is de doelstelling uitgebreid tot de invoering van een adequate ICT-infrastructuur in de zorgsector. De VNZ ziet het IPZorg als een (tijdelijk) platform voor het uitwisselen van informatie en het doorhakken van knopen van echt generiek belang.

Protocollering

Ten aanzien van wat en hoe je registreert, zal een aantal organisaties inbreng moeten hebben. Op de eerste plaats natuurlijk de specialisten zelf, die moeten aangeven welke informatie voor hen van belang is en hoe deze valt te standaardiseren. Verder kom je op de vraag hoe je een patiënt een eigen, uniek kenmerk geeft, waardoor verwisseling met naamgenoten is uitgesloten. Het sofi-nummer zou daarvoor het aangewezen instrument kunnen zijn, maar ook wordt gedacht aan een uniek Zorgidentificatienummer (ZIN).

Hiervoor moet een aantal organisaties worden ingeschakeld van medici, verzekeraars, patiëntenverenigingen en overheid. Denk aan NEN/CSIZ, KNMG, ZN/KPZ, Registratiekamer, enz. Dit wordt een complexe operatie, waarbij de reeds lopende, of nog uit te voeren regionale experimenten een gidsfunctie kunnen vervullen. Dit zijn het ‘Poliplus initiatief’ van het AMC (duizend gebruikers, medisch specialisten en agio’s), de huidige Eemlandpas en toekomstige projecten als RHECO en Isala (generieke toepassingen voor patiënten), Radiologie-project Zuid-West Nederland (specifieke toepassing voor patiënten), Parkinsonpas en IKD (Integrale Kwaliteitszorg Diabetes) voor specifieke doelgroepen.

Het ‘Poliplus initiatief’ van het AMC is een gids voor hoe bestaande systemen via koppelingen en met gebruikmaking van Internettechnologie kunnen worden geïntegreerd tot één systeem. De Eemlandpas, waarvoor Getronics de elektronische infrastructuur ontwikkelt, moet als ijkpunt gaan fungeren.

Alle 370.000 verzekerden in de regio Amersfoort krijgen een pas. Behandelaars kunnen met deze pas informatie over de patiënt opvragen. In eerste instantie betreft het persoons- en verzekeringsgerelateerde informatie, later kunnen er ook medische gegevens aan worden gekoppeld.

Financiering

Het grote probleem is echter de vraag wie het gaat betalen. De VNZ schat dat er tot 2010 miljarden guldens nodig zijn. Dat betekent dat de instellingen ongeveer 8 procent van hun begroting aan ICT moeten gaan besteden. Specialisten kijken naar ziekenhuisdirecties, en omgekeerd. De minister heeft laten weten middelen ter beschikking te willen stellen: tweemaal ƒ 110 miljoen. En wellicht willen de verzekeraars ook iets investeren in ruil voor een vereenvoudigde administratie. Als we even naar het ziekenhuis kijken, blijkt dat veel specialisten die met de PC werken, de apparatuur op kosten van de eigen maatschap hebben aangeschaft. Hier is een inhaalslag nodig. Alle specialisten dienen de beschikking te krijgen over de noodzakelijke hard- en software.

Het beste zou derhalve zijn om hiervoor landelijk een toereikend budget ter beschikking te stellen. Want het mag niet zo zijn dat de Nederlandse gezondheidszorg, die gelukkig nog steeds toonaangevend is in de wereld, gaat achterlopen bij de invoering van moderne verworvenheden en - vooral - verbeteringen.

Met dank aan prof.dr. G.J. den Heeten voor het opstellen van de enquête en voor zijn commentaar op ons concept.

W.G.J.M. van der Ham, secretaris; R. van Nieuwenhuizen, voorzitter
Petrus Camper Instituut, Utrecht

 Correspondentieadres: e-mail: smms.pci@ordemeds.nl

 

SAMENVATTING

ziekenhuizen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.