Laatste nieuws
8 minuten leestijd

Slecht voorbereide visite

Plaats een reactie

Uitspraak: 20 december 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

 

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

 

A

wonende te B

klaagster

 

tegen:

 

C

huisarts

werkzaam en wonende te B

verweerder

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

 

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-        het klaagschrift d.d. 15 oktober 2009;

-        het verweerschrift d.d. 24 december 2009 alsmede een afschrift van het waarneembericht d.d. 11 januari 2010;

-        de repliek met bijlagen d.d. 26 februari 2010;                      

-        de dupliek d.d. 17 mei 2010;

-        het medisch dossier van patiënte, op 24 juni 2010 gestuurd door klaagster.

 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. 

De klacht is ter openbare zitting van 15 november 2010 behandeld. Aanwezig waren klaagster, bijgestaan door haar schoonzus,  alsmede verweerder en diens gemachtigde.

2. De feiten

Op zondag 20 september 2009 bezocht verweerder, die op dat moment dienst deed in de Centrale Huisartsenpost B, patiënte, geboren in 1936, moeder van klaagster. Ondanks dringend verzoek daartoe vond geen verwijzing naar het ziekenhuis plaats.

Op maandag 21 september 2009 werd patiënte door tussenkomst van haar eigen huisarts naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar geconstateerd werd dat zij een hart- en herseninfarct had gehad.

 

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht wordt tegen verweerder ingediend in zijn functie als huisarts, dienst doende in de Centrale Huisartsenpost te B. Op zaterdag 19 september had een collega van verweerder al een huisbezoek afgelegd bij patiënte. Patiënte zelf had daarvoor de huisartsenpost gebeld. De dienstdoende huisarts had de situatie als een griepje gekwalificeerd. Op het moment dat verweerder een huisbezoek aflegde, had patiënte een hersen- en hartinfarct gehad. Verweerder heeft deze diagnose gemist door de situatie af te doen als een griepje, wat zijn collega de vorige dag ook al gezegd had. Ten onrechte heeft verweerder met deze collega geen contact gehad, om de verschillen in patiëntes gedrag te evalueren. Verder heeft verweerder geweigerd patiënte door te verwijzen naar het ziekenhuis en hij heeft de ambulance niet willen bellen, ondanks dringend verzoek van de totaal ontredderde dochters. Bij dit alles heeft verweerder zich jegens patiënte en de dochters onprofessioneel en respectloos gedragen. Hij wenste niet met de dochters in discussie te gaan, ook al waren zij totaal van slag. Hij maakte het zelfs zo bont dat hij het advies gaf moeder zo gewoon te laten liggen en de deur dicht te trekken; ze zou er de volgende morgen heus nog wel liggen! Hij kon niets doen en was er niet voor om voor gezelschap te zorgen. Deze uitspraak leidde tot ruzie, maar de dokter vertrok en liet patiënte en de dochters totaal ontredderd achter.

Na een onrustige nacht is op maandagmorgen de eigen huisarts van patiënte ingeschakeld. Deze schatte de situatie wel goed in, belde meteen de ambulance en patiënte werd naar het ziekenhuis vervoerd. Daar bleek dat zij een hart- en herseninfarct had gehad.

De aanvankelijk kritiek lijkende toestand heeft zich wel ten goede gekeerd, maar de geestelijke en lichamelijke conditie van patiënte hebben dusdanig te lijden gehad onder het gebeuren dat zij niet naar huis kon terugkeren, maar een verpleeghuisindicatie kreeg.

De dochters hebben nog contact opgenomen met verweerder om hem te confronteren met de ernst van de situatie van hun moeder, maar het enige wat hij kon zeggen was dat hij er wel van schrok, maar dat hij verder geen tijd voor hen had en dat de dochters later in de week maar weer eens moesten bellen voor een afspraak, want hij had het te druk!

Reden om een tuchtklacht in te dienen is dat een huisarts die zulke ernstige fouten maakt op de vingers getikt moet worden. “We maken allemaal fouten, maar het getuigt van karakter als je deze fouten toegeeft en niet probeert de mensen te overbluffen met een arrogante houding.” Deze klacht is voor alle patiënten die niet de moed of kracht hebben om de fouten van een huisarts aan te klagen.

 

4. Het standpunt van verweerder

Op zondag 20 september 2009 legde verweerder als dienstdoend huisarts een visite af bij de moeder van klaagster. Bij aankomst werd verweerder ontvangen door klaagster en haar zuster. Zij deelden verweerder direct mee dat het veel moeite had gekost een arts bij hun moeder te krijgen. Er was zaterdag een huisarts geweest die een griepje had geconstateerd. Klaagster en haar zuster waren daar boos over omdat er volgens hen meer aan de hand was.

Verweerder heeft zich tot patiënte gewend die hem duidelijk wist te vertellen dat zij in de badkamer gevallen was. Klaagster en haar zuster lieten weten dit niet te geloven. Patiënte reageerde nu adequaat maar zou dit een half uur eerder niet gekund hebben. Verweerder begreep dat patiënte al langer problemen had maar dat zij een dag eerder nog kon lopen met behulp van een rollator. Zij kon dat nu niet meer. De eerste indruk was dat bij patiënte sprake was van vallen bij een minstens matige loopfunctie en dat zij door de pijn en mogelijk een grieperig beeld niet meer kon lopen.

Verweerder heeft patiënte vervolgens onderzocht. Patiënte was helder. Zij kon alle ledematen bewegen en had een redelijke rompbalans. Verweerder vond geen afwijkingen in de buik en aan het hart. Pols, tensie en saturatie waren goed. Het longbeeld was normaal. Patiënte had geen koorts. Wel gaf zij pijn aan op de wervelkolom.

Op grond van zijn bevindingen kwam verweerder tot de conclusie dat er op dat moment geen reden was voor directe actie. Verweerder besloot patiënte thuis te laten waarbij de thuiszorg een keer extra zou moeten controleren. De volgende dag zou de eigen huisarts de situatie opnieuw dienen te beoordelen als er geen verbetering was opgetreden.

De volgende ochtend heeft de eigen huisarts patiënte ingestuurd waarbij er kennelijk een hersen- en hartinfarct werd geconstateerd. Vanzelfsprekend betreurt verweerder het dat dit

patiënte is overkomen. Op het moment dat hij patiënte onderzocht was er echter voor verweerder geen reden een infarct te veronderstellen. Verweerder herhaalt dat zich niet een acuut te behandelen probleem voordeed, dat er geen reden was patiënte in te sturen of een ambulance te bellen. Verweerder zag ook geen reden contact op te nemen met de collega die patiënte op zaterdag had gezien: dat zou niets hebben toegevoegd, verweerder twijfelde er niet aan dat patiënte op zaterdag met haar rollator nog mobiel was geweest.

Verweerder merkt nog op dat de sfeer tijdens de visite niet optimaal is geweest: er was boosheid bij de dochters, die de door verweerder gegeven uitleg wel begrepen maar het er niet mee eens waren. Verweerder heeft zich zeker niet onprofessioneel of respectloos gedragen.

Op maandag 21 september 2009 heeft klaagster telefonisch contact met verweerder opgenomen en hem medegedeeld dat bij patiënte een hersen- en hartinfarct was geconstateerd. Zij wilde met verweerder een gesprek. Verweerder was hiertoe bereid. Door de grote drukte op dat moment in de praktijk heeft verweerder klaagster verzocht later terug te bellen om een afspraak te maken. Achteraf gezien was het beter geweest als verweerder zelf het initiatief had gehouden en klaagster zelf had gebeld om een afspraak te maken. Het spijt verweerder dat hij dit niet heeft gedaan.

Al met al is verweerder van mening dat hem tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt.

 

5. De overwegingen van het college

Het college constateert allereerst dat de lezingen van klaagster en verweerder op essentiële punten verschillen. Verweerder heeft bij herhaling aangegeven dat hij bij de visite op 20 september 2009 van patiënte zelf heeft gehoord dat zij in de badkamer was gevallen, terwijl klaagster volhoudt dat zij dat verweerder heeft verteld. Verweerder beschrijft patiënte als helder en alert; zij reageerde, zij het met hoofdbewegingen, op vragen van verweerder. In de ogen van de dochters was patiënte helemaal niet in staat om zelf te vertellen dat ze gevallen was. Ze lag met haar ogen dicht op de bank. Haar gebrek aan reactie eerder op de dag, haar weigering te eten en te drinken waren voor de dochters redenen tot grote bezorgdheid. Daarom hadden zij de huisartsenpost gebeld en daarom hadden zij er bij verweerder ook op aangedrongen dat moeder naar het ziekenhuis zou worden gebracht. Gezien haar verleden, diverse hersenbloedingen in 2007 en 2008, waren de dochters bang, in combinatie met haar val en haar gebrek aan reactievermogen, dat moeder weer een hersenbloeding had.

Als het college te rade gaat bij het waarneembericht waarin de visite van verweerder gedocumenteerd is, ziet het allereerst dat de aanleiding voor het huisbezoek is opgetekend door de centralist van de huisartsenpost: “Dochters zijn nu ter plekke en vinden dat het ECHT niet meer gaat en dat het nu anders is dan anders. Mw. weigert te eten en drinken. Vanmorgen nog geplast. Reactie zou niet goed zijn.” Ter zitting heeft verweerder verklaarddat hij in de verslaglegging inderdaad summier is geweest. “Ik heb bij de anamnese niets geschreven.” De dochters gaven aan dat de problemen van moeder steeds als psychisch waren afgedaan, maar dat het nu anders was. “Ik heb patiënte  onderzocht en ik vond niets dringends.” De dochters zeiden dat patiënte niet zou kunnen staan. “Dit heb ik niet getest omdat ze haar armen en benen bewoog. Door de val zou ze minder mobiel zijn en dat vond ik plausibel.” Gevraagd naar zijn diagnose heeft verweerder verklaard dat hij daaromtrent niets heeft genoteerd (“Ik heb geen idee waarom”) en dat hij ook niet heeft getracht een diagnose te stellen. Het was hem erom te doen of er acute zaken waren waar op ingegrepen moest worden. Verder moest de toestand goed onder controle gehouden worden; de eigen huisarts kon de dag daarop verder kijken.

Op dit onderdeel is het college van oordeel dat verweerder tekort geschoten is. Hij is slecht voorbereid aan de visite begonnen, was niet op de hoogte van de voorgeschiedenis van patiënte, heeft zich niet vergewist van het waarneembericht van de huisarts die een dag eerder visite heeft afgelegd, is onduidelijk geweest in zijn anamnese en heeft daarover niets genoteerd, heeft, gelet op de aanwezige signalen, te summier niet-gericht onderzoek naar sta- en loopfunctie gedaan en heeft het gelaten bij de constatering dat hij geen actie hoefde te ondernemen, terwijl van hem wel actie werd verwacht. Op grond van deugdelijke voorinformatie, eigen anamnese en onderzoek moet het mogelijk zijn een al was het maar voorlopige diagnose te stellen.

Het college voegt daar nog aan toe dat de documentatie van deze visite niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.

Het college heeft kunnen vaststellen dat tijdens de visite van verweerder niet van een positieve stemming sprake was. Niet is evenwel komen vast te staan dat verweerder patiënte en haar dochters onprofessioneel en/of respectloos heeft bejegend.

Toen klaagster verweerder op maandag 21 september 2009 opbelde met de mededeling dat haar moeder was opgenomen en dat een hart- en herseninfarct was vastgesteld heeft verweerder, zoals hij zelf ook heeft erkend, niet adequaat gereageerd. Hij heeft aangegeven dat het op dat moment heel druk was en klaagster verzocht later terug te bellen om een afspraak te maken. Klaagster heeft dit als arrogant ervaren. Verweerder zelf heeft toegegeven dat hij beter zelf het initiatief had kunnen houden.

De klacht is op twee onderdelen gegrond. Te weten tekortschieten ten aanzien van anamnese, onderzoek en diagnose tijdens de visite en de reactie tijdens het telefoongesprek met klaagster daags daarna.

Het college acht het geraden verweerder de maatregel van waarschuwing op te leggen.

6. De beslissing

Het college:

-        acht de klacht gegrond op de onderdelen als bij de overwegingen aangegeven;

-        wijst de klacht voor het overige af ;

-        legt verweerder de maatregel van waarschuwing op.

 

Aldus beslist doormr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, prof. mr. F.C.B. van Wijmen als lid-jurist, H.A.M. Sinnige, A.F.A. van de Reepe en P.M. Netten als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. E.M. Suur als secretarisen in het openbaar uitgesproken op 20 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

  • Meer tuchtzaken

<b>PDF van deze uitspraak</b>
ambulance
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.